Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:PHR:2015:65

Parket bij de Hoge Raad
23-01-2015
16-02-2015
14/06304
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:310, Gevolgd
Civiel recht
-

Procesrecht. Beoordeling verzoek tot verstekverlening. Betekeningsverordening II, Haags Betekeningsverdrag, art. 63 lid 1 Rv en art. 115 Rv. HR 15 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP4952, NJ 2011/369. Kantoorbetekening op de voet van art. 63 lid 1 Rv in de gevallen die worden genoemd in art. 115 lid 1 Rv; volstaan kan worden met de in art. 115 lid 3 Rv voorgeschreven termijn van ten minste een week. Verdedigingsbelang.

Rechtspraak.nl
JBPr 2015/21 met annotatie van Mr. M. Freudenthal

Conclusie

14/06304

mr. Keus

Zitting van 23 januari 2015

Conclusie op verstek inzake:

Oracle Nederland B.V.

(hierna: Oracle)

eiseres tot cassatie

advocaat: mr. J.P. Heering

tegen

Westinvest Gesellschaft für Investmentsfonds MBH

(hierna: Westinvest)

verweerster in cassatie

niet verschenen

1. In bovenstaande zaak, die ter rolzitting van 19 december 2014 voor de eerste maal heeft gediend, werd de conclusie op verstek ter rolzitting van 9 januari 2015 bepaald op heden.

2. Het exploot van dagvaarding is op 26 november 2014 op de voet van art. 63 Rv betekend. Daarbij is Westinvest gedagvaard tegen de zitting van 19 december 2014. De in acht genomen termijn van dagvaarden bedraagt derhalve ruim drie weken, maar minder dan vier weken.

3. Westinvest is volgens het exploot van dagvaarding gevestigd te Düsseldorf (Duitsland), derhalve in een staat waar Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en de kennisgeving van stukken), en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad (hierna: Betekeningsverordening II)1 van toepassing is.

4. Art. 115 lid 1 Rv bepaalt de termijn van dagvaarden van een gedaagde met een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf buiten Nederland in een staat waar de hiervoor bedoelde verordening van toepassing is, op vier weken. Eenzelfde termijn geldt volgens die bepaling voor het dagvaarden van een gedaagde met een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf buiten Nederland in een staat die in Europa is gelegen en die partij is bij het op 15 november 1965 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en handelszaken (hierna: Haags Betekeningsverdrag). Art. 115 lid 2 betreft het geval dat de gedaagde noch in Nederland, noch in een staat als bedoeld in het eerste lid, een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf heeft; in dat geval is de termijn van dagvaarding ten minste drie maanden. Op grond van art. 115 lid 3 Rv is de termijn van dagvaarden in afwijking van de leden 1 en 2 ten minste één week, onder meer indien het exploot in Nederland wordt gedaan “aan een door de gedaagde voor deze zaak gekozen woonplaats”.

5. Volgens art. 63 Rv kan een exploot waarbij beroep in cassatie wordt ingesteld, ook worden gedaan aan het kantoor van de advocaat bij wie degene voor wie het exploot is bestemd, laatstelijk ter zake woonplaats heeft gekozen, mede in het geval dat deze een bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf heeft in een staat waar de hiervoor genoemde verordening van toepassing is.

6. Bij de parlementaire behandeling van Wet van 29 mei 2009 tot wijziging van de Uitvoeringswet EG-betekeningsverordening ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1393/2007 is daarover onder meer het volgende opgemerkt2:

“Bij de onderhandelingen over de nieuwe verordening 1393/2007 is expliciet aan de orde geweest of in gevallen waarin het nationale recht betekening aan de gemachtigde in de vorige instantie toestaat, de verordening van toepassing is. De leden van de raadswerkgroep en de vertegenwoordigers van de Commissie waren van oordeel dat dit niet het geval is omdat hier niet sprake is van een situatie waarin een stuk «van een lidstaat naar een andere lidstaat moet worden verzonden ter betekening of kennisgeving aldaar» (artikel 1, eerste lid, verordening, op dit punt ongewijzigd ten opzichte van verordening 1348/2000). Om dit te verduidelijken, mede met het oog op de Nederlandse situatie van artikel 63, eerste lid, Rv en de interpretatie van de Hoge Raad van verordening 1348/2000 en artikel 56 Rv, is overweging 8 in verordening 1393/2007 opgenomen. Daarin wordt expliciet gemeld dat de verordening «niet van toepassing [is] op de betekening en de kennisgeving van een stuk aan de gevolmachtigde vertegenwoordiger van de partij in de lidstaat waar de procedure plaatsvindt, ongeacht de woonplaats van die partij».

Ter uitvoering hiervan wordt voorgesteld de tweede volzin van artikel 56, derde lid, Rv te schrappen. Daarnaast bevat het wetsvoorstel een voorstel voor een toevoeging aan artikel 63, eerste lid, Rv, inhoudend dat de betekening aan de advocaat of deurwaarder in vorige instantie overeenkomstig die bepaling mogelijk is, ook als het stuk bestemd is voor een persoon die een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf heeft in een andere Staat waar de verordening 1393/2007 van toepassing is (zie ook de toelichting op Artikel II, onderdeel C, hierna).

(…)

Om recht te doen aan de realiteit dat voor de oproeping van een gedaagde in het buitenland, ook als dit door de advocaat in vorige instantie van die partij gebeurt, meer tijd nodig is (bijvoorbeeld door de noodzaak van een vertaling), blijft het voorschrift van artikel 115 Rv ongewijzigd. Deze bepaling houdt in dat de dagvaardingstermijn voor een gedaagde met een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf in een Staat waar de verordening respectievelijk het Haags betekeningsverdrag van toepassing is, vier weken bedraagt. Het derde lid van artikel 115 Rv bevat een afwijkende termijn van zeven dagen voor gevallen waarin aan de gedaagde in persoon wordt betekend of aan een door de gedaagde gekozen woonplaats in Nederland. Bij de gekozen woonplaats, bedoeld in dit artikel, gaat het om een woonplaatskeuze op de voet van artikel 1:15 BW, dat wil zeggen een woonplaatskeuze omdat de wet daartoe verplicht of bij overeenkomst. Bij betekening aan de laatstelijk gekozen (en inmiddels uitgewerkte, artikel 79, tweede lid, Rv) woonplaats van de gedaagde overeenkomstig artikel 63, eerste lid, Rv is van een dergelijke woonplaatskeuze op de voet van artikel 115 Rv geen sprake. Op een dergelijke betekening is daarom de termijn van vier weken, bedoeld in het eerste lid van artikel 115 Rv van toepassing.

In gevallen waarin het te betekenen stuk bestemd is voor iemand met een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf in een Staat (waar) het Haags betekeningsverdrag van 15 november 1965 van toepassing is, blijft de huidige situatie vooralsnog ongewijzigd. Mocht in de toekomst een zodanig geval aan de Hoge Raad worden voorgelegd, dan kan de Hoge Raad uitmaken of de aangepaste verordening en de wijziging van artikel 63, eerste lid, Rv aanleiding voor hem zijn om zijn uitleg van het Haags betekeningsverdrag op dit punt te herzien.”

7. Naar de opvatting van de regering, zoals weergegeven in het hierboven opgenomen citaat, zou in een geval als het onderhavige (gedaagde met een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf in een staat waar de Betekeningsverordening II van toepassing is) óók bij een betekening op de voet van art. 63 Rv de termijn van dagvaarding derhalve vier weken (art. 115 lid 1 Rv) en niet slechts één week (art. 115 lid 3 Rv) bedragen.

8. In HR 15 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP4952, NJ 2011/369 m.nt. M.V. Polak, is echter beslist dat, bij dagvaarding op de voet van art. 63 Rv van een gedaagde met een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf buiten Nederland in een staat die weliswaar partij is bij het Haags Betekeningsverdrag maar buiten Europa is gelegen, niet het tweede maar het derde lid van art. 115 Rv van toepassing is en de termijn van dagvaarding mitsdien niet drie maanden, maar slechts één week bedraagt. De Hoge Raad overwoog onder meer:

“2.3 De kantoorbetekening op de voet van art. 63 Rv valt buiten het toepassingsbereik van het Haags Betekeningsverdrag, dat het aan het interne recht van de Staat van herkomst overlaat te bepalen of het stuk ter betekening naar het buitenland moet worden gezonden (vgl. HR 2 februari 1996, LJN ZC1982, NJ 1997/26NJ 1997/26 en HR 4 februari 2011, LJN BP0006). Zij strookt echter met het doel en de strekking van zowel het Haags Betekeningsverdrag als van de Betekeningsverordening II om op eenvoudige en snelle wijze te bewerkstelligen dat de geadresseerde die in een andere verdragstaat of lidstaat zijn woonplaats of bekend werkelijk verblijf heeft, van het stuk kennis neemt, nu zij beoogt een waarborg te scheppen dat het exploot ook werkelijk tijdig degene bereikt voor wie het is bestemd (vgl. HR 4 februari 2011, LJN BP0006). Daarbij dient voorts te worden bedacht dat de advocaat aan wiens adres op de voet van art. 63 Rv het exploot wordt betekend, is gehouden te bevorderen dat het exploot tijdig degene bereikt voor wie het is bestemd, hetgeen met de moderne communicatiemiddelen binnen de korte termijn van een week in de regel mogelijk zal zijn.

2.4 Tegen deze achtergrond moet worden geoordeeld dat het kantooradres van de advocaat bij wie B. op de voet van art. 63 lid 1 Rv in de vorige instantie laatstelijk ter zake woonplaats heeft gekozen, kan gelden als een door de gedaagde voor deze zaak gekozen woonplaats in de zin van art. 115 lid 3 Rv. Dit betekent dat de termijn van dagvaarding ten minste een week bedraagt. In verband met het in de MvT bij art. 115 Rv (Parl. Gesch. Burgerlijk Procesrecht, p. 301) terecht onderstreepte verdedigingsbelang zal, indien de gedaagde op de dienende dag niet verschijnt, de rechter die over verstekverlening dient te beslissen, in het geval van een in het buitenland woonachtige of gevestigde partij bestemde dagvaarding overigens niet snel het gevraagde verstek verlenen als er aanleiding is eraan te twijfelen of de dagvaarding de gedaagde heeft bereikt.

De advocaat op wiens kantoor het exploot is gedaan kan de rechter daarover inlichten.

2.5 Nu uit het hiervoor in 1.1 overwogene volgt dat de in deze toepasselijke termijn van dagvaarding van art. 115 lid 3 Rv ruimschoots in acht is genomen, is het verzoek tot verstekverlening voor toewijzing vatbaar.”

9. Met NJ-annotator Polak (zie diens noot onder 8 en 9) meen ik dat hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in de onder 8 geciteerde passage (waarin - in rov. 2.3 - het Haags Betekeningsverdrag en de Betekeningsverordening II in één adem worden genoemd), mede opgeld doet voor het geval dat een gedaagde met een bekende woon- of verblijfplaats in één van de staten waar Betekeningsverordening II van toepassing is, op de voet van art. 63 Rv wordt gedagvaard. De termijn van dagvaarden bedraagt dan één week, zij het dat het in verband met de noodzakelijke communicatie tussen de advocaat en zijn in het buitenland gevestigde cliënt gewenst is dat (zoals ook Polak in zijn noot onder 8 bepleit) de aanlegger van het rechtsmiddel fatsoenshalve een iets genereuzere dagvaardingstermijn hanteert.

10. De Hoge Raad en het Hof van Justitie van de Europese Unie hebben zich nog niet expliciet over het voorgaande uitgesproken. In de literatuur wordt daarom op voorzichtigheid aangedrongen3. Bij die stand van zaken lijkt een uitspraak van de Hoge Raad mij gewenst.

11. Waar de naar mijn mening toepasselijke termijn van dagvaarding van art. 115 lid 3 Rv ruimschoots in acht is genomen, meen ik dat het gevraagde verstek kan worden verleend.

De conclusie strekt tot verlening van het gevraagde verstek.

De Procureur-Generaal bij de

Hoge Raad der Nerderlanden,

Advocaat-Generaal

1 PbEU 2007, L 324/79-120, nadien gewijzigd.

2 Kamerstukken II 2007/08, 31 522, nr. 3 (memorie van teolichting), p. 11-12.

3 Zie o.a. T&C Burgerlijke Rechtsvordering (2014), art. 115 Rv, aant. 3 (M. van de Hel-Koedoot).

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.