2.1
In cassatie kan worden uitgegaan van de volgende feiten1:
a) Na de drooglegging van de Haarlemmermeer zijn de eigendom en het beheer van de rond de nieuwe polder gelegen ringdijk (verder: de dijk) in 1859 in handen gegeven van een nieuw opgericht waterschap, De Haarlemmermeerpolder (verder: DHP). In 1979 is DHP met een aantal polderwaterschappen rond Aalsmeer en Spaarndam samengevoegd tot het waterschap Groot-Haarlemmermeer (verder: WGH). Op WGH zijn toen de eigendom en het beheer van de dijk overgegaan. In het kader van een verder gaande waterschapsconcentratie is WGH op 1 januari 2005 met andere waterschappen opgegaan in het Hoogheemraadschap van Rijnland (verweerder in cassatie, hierna: het Hoogheemraadschap), dat daardoor op zijn beurt de eigendom en het beheer van de dijk verkreeg.
b) DHP en zijn rechtsopvolgers hebben voor dijkpercelen aan particulieren een opstalrecht gegeven. DHP heeft in verband daarmee in 1970 algemene voorwaarden en bepalingen vastgesteld, waaronder gedeelten van de dijk in recht van opstal zullen worden uitgegeven (verder: de AV70).
c) WGH heeft in 1999 algemene opstalvoorwaarden voor het hele waterschap vastgesteld, die ook van toepassing zijn op opstalrechten op de dijk (verder: de AV20002). Daarin is onder meer bepaald3:
“ARTIKEL 1
(…)
2. De algemene opstalvoorwaarden kunnen te allen tijde door het algemeen bestuur worden herzien. Zij treden in werking telkenmale bij uitgifte of heruitgifte van het opstalrecht.
(…)
ARTIKEL 6
Opstalvergoeding en de vijfjaarlijkse aanpassing daarvan
1. Jaarlijks is een opstalvergoeding verschuldigd. De opstalvergoeding bij uitgifte wordt berekend door de kadastrale oppervlakte van het perceel te vermenigvuldigen met een basistarief per vierkante meter (m2).
(…)
De basistarieven luiden als volgt:
(…)
3. De basistarieven worden vanaf één januari tweeduizend jaarlijks door het dagelijks bestuur bij afzonderlijk te nemen besluit aangepast aan de ontwikkeling van het algemeen prijsniveau. (…)
(…)
4. De opstalvergoeding wordt na verloop van telkens vijf (5) jaren aangepast aan het voor dat jaar geldende basistarief. De aangepaste opstalvergoeding wordt berekend op de wijze als in de leden 1 en 2 aangegeven.
(…)
ARTIKEL 29
Inwerkingtreding voorwaarden
Deze voorwaarden treden in werking na inschrijving in het register 4 betreffende onroerende zaken ten kantore van de Dienst Kadaster en de Openbare registers te Amsterdam en zullen van toepassing zijn op alle nadien gesloten overeenkomsten.
Eerder vastgestelde algemene voorwaarden blijven onverkort van toepassing op de voor dat tijdstip gesloten overeenkomsten, zolang deze door tijdsverloop niet zijn verstreken, tenzij de opstaller tussentijdse beëindiging en nieuwe uitgifte van het recht van opstal onder deze voorwaarden wenst.”
d) De verenigde vergadering van het Hoogheemraadschap heeft op 12 april 2006 besloten de retributiesystematiek voor de opstalrechten in die zin te wijzigen dat een uniform eigendommenbeleid voor uitgiften, verlengingen en heruitgiften wordt ingevoerd met marktconformiteit als uitgangspunt en daarbij passende nieuwe vergoedingen, en dat daarbij overgangstermijnen zullen worden gehanteerd van maximaal 3 maal 3 jaren, afhankelijk van de situatie en de stijging (verder: het besluit van 20064). Het college van dijkgraaf en hoogheemraden (verder: het College) is daarbij gemachtigd het besluit nader uit te werken. Het College heeft op 18 april 2006 in het kader van die uitvoering de "Vergoedingentabel Gebruik Rijnlands Vastgoed" vastgesteld, die geldt vanaf 12 april 2006. Deze tabel is bij brief van het Hoogheemraadschap van 18 mei 2006 aan de houders van een opstalrecht op een dijkperceel toegezonden.
e) Naar aanleiding van reacties van de opstalhouders heeft de verenigde vergadering van het Hoogheemraadschap op 31 januari 2007 een nieuw besluit genomen over de te hanteren systematiek bij de (her)uitgifte en verlengingen van opstalrechten en de bepaling van de vergoedingen daarvoor (verder: het besluit van 20075).
Dat besluit houdt onder meer in dat voor de bepaling van de opstalvergoeding zal worden uitgegaan van de waarde van de grond en van een rentepercentage, dat bij de bepaling van de waarde van de grond zal worden uitgegaan van de WOZ-waarde en van de zgn. grondquote (het percentage van de WOZ-waarde dat de waarde van de grond vertegenwoordigt), verminderd met 40% omdat de kavel niet vrij in te richten is. Voorts houdt het besluit in dat gedurende een overgangsperiode van 20 jaar de opstalvergoeding per jaar stapsgewijze oploopt van het huidige peil naar het van de grondwaarde afgeleide peil, zodanig dat voor alle opstalrechten de nieuwe systematiek vanaf 2026 volledig van toepassing zal zijn.
In het besluit is het College gemachtigd de datum van invoering van het in het besluit vastgelegde beleid te bepalen. Het College heeft op 15 mei 2007 de invoeringsdatum vastgesteld op 1 juni 2007.
f) Zowel het besluit van 2006 als het besluit van 2007 heeft tot gevolg dat de opstalvergoedingen substantieel worden verhoogd.
g) De verenigde vergadering heeft op 31 januari 2007 eveneens besloten de AV2000 in te trekken op een door het College te bepalen tijdstip. Dat tijdstip is door het College bepaald op 1 juni 2007.6
h) Eisers tot cassatie onder 1 tot en met 5 (hierna tezamen, al dan niet met eiseres sub 6: [eiser] c.s.) zijn elk houder van een opstalrecht op een dijkperceel. Op die opstalrechten zijn de AV70 van toepassing. Eiseres tot cassatie onder 6 (de stichting Stichting Belangenbehartiging Opstalhouders Haarlemmermeer, hierna afzonderlijk: SBOH) behartigt ingevolge haar statuten de belangen van houders van opstalrechten op dijkpercelen, waaronder houders van opstalrechten waarop de AV70 van toepassing zijn.
i) [eiser] c.s. hebben bij brieven, gedateerd in de periode tussen 19 en 26 april 2007, aan het Hoogheemraadschap meegedeeld dat zij het aanbod zoals verwoord in de laatste zinsnede van art. 29 van de AV2000 aanvaarden om hun opstalrecht tussentijds te beëindigen en een nieuw opstalrecht uit te geven voor de duur van 50 jaar onder toepassing van de AV2000. Zij hebben daarbij om medewerking van het Hoogheemraadschap verzocht om daartoe een notariële akte te laten opstellen. Meer dan 500 andere opstalhouders die in een gelijke situatie verkeren, hebben eveneens het aanbod aanvaard. Het Hoogheemraadschap heeft aan [eiser] c.s. bij brieven van 15 juni 2007 laten weten dat het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap op 12 april (2006) nieuwe financiële voorwaarden heeft gesteld, dat bij beëindiging van lopende opstalrechten tussen 12 april (2006) en 1 juni 2007 die bij dat besluit vastgestelde financiële voorwaarden, zoals die bij besluit van het College van 18 april 2006 zijn uitgewerkt, van toepassing zijn, dat het uitvoeringsbeleid met betrekking tot de opstalvergoedingen in het besluit van de verenigde vergadering van het Hoogheemraadschap van 31 januari 2007 wederom is gewijzigd en dat dat besluit op 1 juni 2007 in werking is getreden. Het Hoogheemraadschap heeft in die brieven aan [eiser] c.s., indien zij nog tot tussentijdse beëindiging van hun opstalrecht wensen over te gaan, de keuze gegeven tussen de financiële voorwaarden ingevolge het besluit van 2006 en die ingevolge het besluit van 2007.