5 Bewijsoverwegingen
Gebruik verklaringen verdachte
5.1
Het verweer is gevoerd dat alle verklaringen van verdachte, afgelegd bij de politie, moeten worden uitgesloten van het bewijs omdat tijdens die verhoren de bijstand van een tolk heeft ontbroken.
5.2
Indien een verdachte de taal waarin hij gehoord wordt onvoldoende verstaat dient een tolk te worden ingeschakeld. Verdachte is telkens in het Nederlands gehoord. Verdachte begrijpt en spreekt het Nederlands, zo heeft het Gerecht ter terechtzitting kunnen constateren, voldoende. Dat neemt niet weg dat het Nederlands niet zijn moedertaal is. Dat is het Papiaments. Soms, zo is eveneens ter terechtzitting gebleken, valt verdachte terug op die taal. Dat was tijdens de verhoren door de politie ook mogelijk. De verhoren zijn afgenomen in het Nederlands, maar door verhoorkoppels van wie telkens één verbalisant (ook) het Papiaments beheerste. In meerdere processen-verbaal is dat uitdrukkelijk vermeld. Waar dat niet uitdrukkelijk in het proces-verbaal van het desbetreffende verhoor is vermeld vertrouwt het Gerecht op de mededeling van de officier van justitie ter terechtzitting dat daarvan tekens sprake was nu die mededeling aansluit bij de in de vorige zin gedane constatering. Indien verdachte dat wenste kon dus op het Papiaments als verhoortaal worden overgeschakeld. Het gerecht acht de verklaringen van verdachte, zoals deze in de diverse processen-verbaal van zijn verhoor zijn neergelegd, daarom een betrouwbare weergave van hetgeen verdachte heeft verklaard. Het verweer faalt.
Gebruik verklaringen getuigen
5.3
Het verweer is gevoerd dat de verklaringen van een groot aantal getuigen (zoals aangeduid in bijlage 1 bij de pleitnotities van mr. Kerckhoffs van 10 maart 2016) van het bewijs moeten worden uitgesloten omdat de getuigen in kwestie gehoord zijn in een taal die zij onvoldoende beheersten en de processen-verbaal zijn opgemaakt in een taal (Nederlands) die zij onvoldoende beheersten.
5.4
Ook hier staat voorop dat een tolk moet worden ingeschakeld indien de getuige de taal waarin deze gehoord wordt onvoldoende verstaat. Uit de processen-verbaal van verhoor van de getuigen blijkt dat deze, anders dan de verdediging stelt, telkens gehoord zijn in een taal die zij beheersten. Dat was mogelijk omdat diverse verbalisanten meertalig zijn. De verklaringen van de getuigen zijn allemaal wel in het Nederlands opgenomen in het proces-verbaal. De inhoud van hetgeen is opgeschreven is bij getuigen die het Nederlands onvoldoende beheersten telkens voor hen vertaald door de verbalisant die de desbetreffende taal (mede) beheerste. Daarna is de getuige gevraagd of deze bij de verklaring volhardde en de verklaring wilde tekenen. Deze gang van zaken doet recht aan het uitgangspunt dat de getuige in de eigen taal gehoord moet worden indien deze de taal waarin het verhoor wordt afgenomen onvoldoende beheerst. Voor het terzijde schuiven als bewijsmiddelen van alle verklaringen van getuigen waarin verschil bestaat tussen de eigen taal van de getuige, de verhoortaal en de taal van het proces-verbaal bestaat daarom geen reden.
5.5
De verdediging heeft in het bijzonder nog gewezen op drie concrete gevallen:
- Getuige [getuige]42 heeft haar verklaring niet ondertekend en daarvoor zelf als reden onder aan het proces-verbaal opgeschreven dat de vragen door een ‘traductor’ zijn gesteld, maar dat ze duidelijk wil maken dat ze niet begreep wat ze tekende. Het gerecht verstaat die toevoeging van de getuige aan het proces-verbaal echter aldus dat de inhoud van de verklaring aan haar is vertaald, maar dat zij niet in staat was zelf te beoordelen (bij gebrek aan kennis van het Nederlands) of hetgeen in het proces-verbaal was opgeschreven inderdaad aan haar was vertaald.
- Getuige [getuige]43 heeft aan de ondertekening van zijn verklaring nog toegevoegd dat deze getekend werd “depending the translation of mr. Mateo”. Met ‘mr. Mateo” is kennelijk bedoeld de verhorende verbalisant Mattheeuw. Het gerecht verstaat die toevoeging van de getuige aan het proces-verbaal aldus dat daarin niet meer tot uiting wordt gebracht dan dat de inhoud van de verklaring aan de getuige is vertaald, maar deze niet in staat was zelf te beoordelen (bij gebrek aan kennis van het Nederlands) of hetgeen in het proces-verbaal was opgeschreven inderdaad aan hem was vertaald.
- Getuige [getuige]44 heeft uitdrukkelijk verklaard het Nederlands niet te beheersen, maar zijn in het Nederlands opgestelde verklaring toch ondertekend. Het Gerecht kan daarin geen de betrouwbaarheid aantastend gebrek onderkennen. Ook deze getuige is gehoord door verbalisanten van wie er één ook het Papiaments, zijnde de taal van de getuige, beheerste.
5.6
Het voorgaande gevoegd bij de omstandigheid dat verbalisanten telkens op ambtseed/-belofte hebben verklaard dat de getuige in kwestie volhardde bij de in het Nederlands opgeschreven verklaring maakt dat het Gerecht geen aanleiding aanwezig oordeelt de door de verdediging op de overgelegde lijst aangegeven getuigenverklaring uit te sluiten van het bewijs.
Feit 2: witwassen
In beslag genomen gelden en tegoeden
5.7
In de tenlastelegging zijn de, in beslag genomen, contanten, banktegoeden en beleggingstegoeden genoemd die voorwerp van witwassen zouden zijn geweest. Die bedragen zijn (grotendeels) juist en worden daarom grotendeels45 conform die tenlastelegging bewezen verklaard.
5.8
Verdachte heeft verklaard dat dit hele, bewezen verklaarde, vermogen hem toebehoort. Dat spoort met de bevindingen uit het politie-onderzoek en wordt daarom door het Gerecht tot uitgangspunt genomen.
5.9
Van dat hele vermogen is de werkelijke herkomst verhuld. Dat blijkt alleen al uit de, in de bewijsmiddelen opgenomen, verklaring van verdachte dat hij geen belasting wilde betalen over de inkomsten uit de illegale loterijen en om die reden zijn geld buiten het zicht van de fiscus wilde houden. Die verklaring vindt bevestiging in het gegeven dat de bewezen verklaarde bank- en beleggingstegoeden nimmer aan de fiscus zijn opgegeven. Voor de contante geldbedragen zou nog kunnen gelden dat de conclusie van verhulling van de criminele herkomst niet getrokken kan worden omdat contante inkomsten nu eenmaal ergens moeten worden bewaard en een kluis dan een voor de hand liggende bewaarplek is. Die redenering gaat echter niet op. In de kluis werden uitsluitend gelden uit de illegale loterijen bewaard. De omzetten uit de legale loterijen werden direct afgestort op de bedrijfsrekeningen van de werkmaatschappijen van verdachte [medeverdachten, bedrijf 1, 2 en 3]. Het bewaren in de kluis had dus duidelijk tot doel die gelden aan het zicht van de fiscus te onttrekken en onttrokken te houden. Die conclusie vindt bevestiging in het gegeven dat inkomsten uit illegale loterijen, via de kluis, uiteindelijk werden afgestort op een niet bij de fiscus aangemelde rekening, zoals die ten name van [bedrijf].
5.10
Het bewezen verklaarde vermogen is geheel of grotendeels afkomstig van misdrijf, te weten, kort gezegd, belastingfraude. Het betreft de omzetten uit de bedrijfsvoering van verdachte en de drie medeverdachten voor zover deze betrekking hebben op de verkoop van illegale loten. Die omzet is gedurende vele jaren telkens zonder afdracht van belasting terecht gekomen in de kluis alsmede op de in de bewezenverklaring genoemde bank- en beleggingstegoeden. Het kan zijn dat het beslagen saldo van de beleggingstegoeden mede de vrucht is van beleggingsrendement. Als dat zo is geldt dat het rendement dan gemaakt is over witgewassen beginvermogen en dus zelf ook als witwassen kan worden aangemerkt. Niet geheel valt uit te sluiten dat een deel van de aangetroffen beleggingstegoeden (initieel) afkomstig is van legaal verworven vermogen (uit de legale loterij). Indien dat al zo is gaat het echter om een beperkt bedrag. Verdachte zelf heeft geen enkel concreet en onderbouwd aanknopingspunt verschaft voor de legale herkomst van zelfs maar één gulden of dollar en het dossier laat geen andere conclusie toe dan dat sprake is geweest van zeer hoge inkomsten uit de illegale loterijen welke alle verzwegen zijn voor de fiscus en op de nu beslagen bank- en beleggingsrekeningen zijn gestort. Indien het aangetroffen vermogen dus al de resultante is van een vermenging van ‘zwart’ en ‘wit’ geld brengt dit mee dat het ‘zwarte’ aandeel daarin zozeer overheerst dat voor het totale vermogen geldt dat de criminele herkomst ervan verhuld is.
5.11
Van het verhullen en voorhanden hebben van uit misdrijf afkomstige voorwerpen heeft verdachte voorts een gewoonte gemaakt, hetgeen blijkt uit de veelheid van verhulde voorwerpen, te weten alle bewezen verklaarde geldbedragen, banktegoeden en beleggingstegoeden.
5.12
Over de jaren 2004 tot en met 2011 is berekend welk bedrag aan omzet in Sint Maarten en Curaçao door verdachte en zijn werkmaatschappijen is verzwegen, dat wil zeggen niet opgegeven aan de fiscus. In Sint Maarten is verzwegen de zogenaamde afgeroomde omzet, zijnde een bedrag van 15% van de omzet dat opzij gelegd werd ten behoeve van verdachte. In Curaçao betrof het de volledige omzet uit de verkoop van de illegale loterijen Smartplay en Daily Number alsmede de omzet van de zogenaamde straatverkopers die uitsluitend illegale WNK-loten verkochten. In de bewijsmiddelen is belegd dat het gaat om de navolgende bedragen (in NAf):
Sint Maarten: 15.864.161
Curaçao: 84.308.712 + 43.826.416 = 128.135.128
5.13
Onder ‘voorwerp’ in de zin van de toepasselijke strafbepalingen wordt verstaan alle zaken en vermogensrechten. De verzwegen omzetten betroffen telkens geldbedragen, afkomstig uit de contante verkoop van loten. Die geldbedragen zijn aan te merken als zaken in de zin der wet.
5.14
Omzet is nog geen winst. Het Gerecht realiseert zich dat terdege, maar dat neemt niet weg dat de omzet als zodanig niet is opgegeven aan de fiscus en om die reden als uit misdrijf afkomstig kan worden aangemerkt.
5.15
Ook voor deze omzetten geldt dat ze telkens verhuld zijn. De ontvangen bedragen volgden dezelfde route als hiervoor beschreven bij de in beslag genomen vermogensbestanddelen: via de kluis naar niet aan de fiscus bekend gemaakte bank- en beleggingsrekeningen, dat alles met als doel het geld aan het zicht van de fiscus te onttrekken en onttrokken te houden.
Feiten 4 tot en met 13 alsmede 15: belastingaangiften en valsheid in geschrift
5.16
In de periode 2004 tot en met medio 2011 is, zoals hiervoor bij feit 2 reeds uiteengezet, omzet niet verantwoord. De niet verantwoorde omzet is door verdachte met opzet buiten de boeken gehouden. Dat betekent dus dat deze telkens niet werd verantwoord in de boeken van de betrokken vennootschappen [medeverdachten, bedrijf 1, 2 en 3]. Het gevolg van dat alles is geweest dat iedere aangifte voor de omzetbelasting, winstbelasting en belasting op de bedrijfsomzetten van die vennootschappen leed aan het manco dat deze telkens was gebaseerd op onderliggende stukken die per definitie onvolledig waren. Op de gerealiseerde, maar verzwegen, omzetten werden kosten in mindering gebracht (zoals prijzengeld, commissies voor de verkopers en wellicht nog andere kosten), maar hetgeen uiteindelijk overbleef vloeide in de zak van verdachte. Die inkomsten heeft deze nimmer aangegeven bij de fiscus. De door hem gedane aangiften inkomstenbelasting waren dus telkens per definitie onjuist, immers gebaseerd op verzwijging van genoten inkomsten. Daaruit kon nadeel voortvloeien voor de fiscus. De verdediging heeft (op onderdelen) betoogd dat geen nadeel is ontstaan, maar de wet eist niet meer dan dat nadeel kan ontstaan. Het verweer staat aan bewezenverklaring dus niet in de weg.
5.17
Verdachte heeft de belastingaangiften telkens niet zelf gedaan en de onderliggende jaarstukken en commissieoverzichten niet zelf opgesteld. Zowel het een als het ander heeft hij overgelaten aan zijn adviseurs en/of werknemers (commissieoverzichten), die daartoe opdracht hadden van hem. Die adviseurs wisten echter niet van de onvolledigheid van de telkens door de betrokken vennootschap en/of verdachte aangeleverde stukken. Verdachte liet hen dus met opzet onjuiste jaarrekeningen maken en onjuiste belastingaangiften doen. Zijn werknemers liet hij met opzet onjuiste commissieoverzichten maken. Deze gang van zaken laat slechts als conclusie toe dat het telkens verdachte zelf is geweest die, middels het werktuig van zijn adviseurs, de bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd. Waar het betreft de andere aangiften dan die voor de inkomstenbelasting van verdachte zelf heeft hij de feiten telkens gepleegd samen met de betrokken vennootschap.
5.18
Het inkeerverzoek zou, aldus de verdediging, geen bewijsbestemming hebben. Dat ziet het Gerecht anders. Beoordeeld op basis van de tekst en de strekking van het inkeerverzoek beoogde dit aan de inspecteur kenbaar te maken en aldus aan hem te bewijzen dat verdachte wenste in te keren en dat de vermogensbestanddelen waarover verdachte wenste in te keren naar waarheid, juist en volledig in het verzoek waren vermeld. In het maatschappelijk, fiscaal, verkeer wordt die bewijsbetekenis aan een inkeerverzoek feitelijk ook toegekend. Dat op basis van dit stuk niet onmiddellijk de verschuldigde belasting kon worden berekend en nadere verstrekking van gegevens door verdachte daartoe noodzakelijk zou zijn doet aan de bewijsbestemming van het stuk waarmee de inkeerprocedure werd ingeleid niet af. Het verweer is daarmee weerlegd.
5.19
Volgens de verdediging zou uit het gebruik van het inkeerverzoek als echt en onvervalst geen nadeel kunnen voortvloeien omdat het fiscale nadeel al geleden was. Die uitleg van het begrip ‘nadeel’ is echter te beperkt. Onder nadeel wordt ieder nadeel verstaan dat uit het gebruik kan ontstaan. Het ingediende inkeerverzoek creëerde het risico dat de inspecteur zich bij de beoordeling ervan zou beperken tot de opgegeven vermogensbestanddelen met als gevolg dat de overige, veel omvangrijker, vermogensbestanddelen van verdachte buiten de beoordeling zouden blijven. Aldus kón nadeel ontstaan in de vorm van te weinig geheven belasting. Ook dit verweer faalt.
5.20
De feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat bewijzen wettig en overtuigend dat verdachte opzettelijk valsheid in geschrift heeft gepleegd met betrekking tot de inkeerverklaring. Daaraan doet niet af dat het feitelijk [adviseur] is geweest die de inkeerverklaring heeft opgesteld. Hij heeft dat immers gedaan op uitdrukkelijk verzoek van verdachte en geheel overeenkomstig de instructies van verdachte (inkeren voor de door verdachte zelf opgegeven vermogensbestanddelen), maar zonder te weten dat die verklaring verre van volledig en daarom materieel vals was. Verdachte wist dat wel; zijn opzet was juist op die onvolledigheid gericht. De specifieke instructies aan [adviseur] gecombineerd met de ondertekening van de verklaring door verdachte zelf maken dat verdachte als (enige) pleger (en niet als medepleger met een ander) van het feit is aan te merken.
5.21
Van deelneming aan een criminele organisatie is sprake indien in gestructureerd verband wordt samengewerkt met het oogmerk misdrijven te plegen. Van een dergelijk gestructureerd samenwerkingsverband is zeker sprake geweest. Verdachte heeft het loterijbedrijf uitgeoefend middels meerdere vennootschappen: [medeverdachten, bedrijf 1, 2 en 3]. Gerealiseerde omzetten zijn, zoals uit de bewezenverklaring van feit 2 blijkt, voor een zeer belangrijk deel buiten de boeken gebleven. Het enige doel daarvan was over die verzwegen omzetten geen belasting te betalen. Ter verwezenlijking van dat doel werden ook andere misdrijven gepleegd, zoals valsheid in geschrift (onvolledige belastingaangiften, valse jaarstukken, valse commissieoverzichten) en witwassen (vermogen onderbrengen in het buitenland). De genoemde vennootschappen werkten daar alle aan mee, simpelweg omdat verdachte het beleid in die drie vennootschappen volledig bepaalde. Ook de rechtspersonen op wier naam tegoeden in het buitenland werden geregistreerd werkten daaraan mee, wetende dat het om (deels) illegaal verkregen middelen ging. Ook binnen deze rechtspersonen bepaalde verdachte het beleid volledig. Dit alles heeft in een reeks van jaren (2004 – 2013) plaats gevonden en was dus bepaaldelijk duurzaam te noemen.
5.22
Opgemerkt is dat de genoemde drie vennootschappen ook een legale bedrijfsvoering kenden. Dat is juist en in zoverre had het samenwerkingsverband van verdachte en die drie vennootschappen (en/of de overige bedoelde rechtspersonen) niet tot oogmerk het plegen van misdrijven. Toch staat dat aan bewezenverklaring niet in de weg. Het naaste doel van het genoemde samenwerkingsverband was wel degelijk het plegen van misdrijven. Dat blijkt uit hetgeen feitelijk is geschied, zoals bewezen verklaard in de overige feiten: gedurende een reeks van jaren zijn omzetten verzwegen, zijn valse jaarrekeningen geproduceerd, zijn onjuiste belastingaangiften gedaan en zijn commissieoverzichten vervalst, terwijl de netto revenuen van die verzwegen omzetten telkenmale werden weggesluisd naar het buitenland. Deze grootschaligheid van de gepleegde misdrijven bewijst dat het plegen daarvan daadwerkelijk het naaste doel was, geheel los van het gegeven dat het loterijbedrijf deels ook legaal werd uitgeoefend.
Feiten 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 15: Medeplegen
5.23
Verdachte had de zeggenschap in de vennootschappen binnen welke het loterijbedrijf werd uitgeoefend, zijnde [medeverdachten, bedrijf 1, 2 en 3]. Verdachte bepaalde wat er gebeurde en hij bepaalde dus ook dat de omzetten moesten worden afgeroomd en buiten de boeken gehouden (zoals hiervoor bij feit 2 nader uiteengezet) en voor dat afgeroomde deel aan het zicht van de fiscus onttrokken moesten worden. Door zijn medewerkers binnen de betrokken vennootschappen werd de administratie van de vennootschappen dienovereenkomstig ingericht. De adviseurs van verdachte werden ten behoeve van het opstellen van de jaarstukken en het doen van belastingaangiften door verdachte en de betrokken vennootschap telkens op het verkeerde been gezet doordat geen melding werd gemaakt van buiten de administratie gehouden omzetten. Aldus bestond een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en die vennootschappen bij het witwassen van een deel van de omzet en de onjuiste belastingaangiften en vervalsing van jaarstukken en commissieoverzichten.
6 Bewijsbeslissingen
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van de in bijlage 2 bij dit vonnis vervatte en als hier herhaald en ingelast te beschouwen wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1, 2A primair, 2B primair, 4 primair, 5A primair, 6 primair, 7 primair, 8 primair, 9 primair, 10 primair, 11 primair, 12 primair, 13 primair, 14, 15 primair en 16 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht dat:
Feit 1
hij op 12 juli 2011 op het eiland Curaçao voorhanden heeft gehad een revolver (van het merk Smith & Wesson, model Airweight, kaliber .38) en vijf scherpe patronen van het kaliber 38 speciaal);
Feit 2
A primair
hij in de periode van 21 juni 2008 tot en met 11 november 2013 in/op het Nederlands-Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten en/of Curaçao en/of in de (voormalige) Nederlandse Antillen en/of in Sint Maarten en/of de Verenigde Staten van Amerika, (van) voorwerpen te weten
contante geldbedragen bestaande uit
- NAf 378.996 en
- US$ 1.204.605 en
- euro 101.261 en
(buitenlandse) banktegoeden bestaande uit
- een banktegoed bij de Windward Island Bank van US$ 4.871.993 en US$ 994.413 op rekening/account ten name van [bedrijf] en
- een banktegoed bij de Maduro & Curiel’s Bank N.V. van NAf 752.954,86 en US$ 95.713,23 op rekening/account ten name van [bedrijf] en
- een banktegoed bij Banco di Caribe N.V. van NAf 3.082.740,94 op rekening/account ten name van [bedrijf] en
- een banktegoed bij de RBTT Bank N.V. van NAf 2.346.567,71 op rekening/account ten name van [bedrijf] en
bank-/beleggingsrekening(en) met een tegenwaarde van geld, bestaande uit
- een banktegoed bij UBS Financial Services Inc. van US$ 18.900.000 (zijnde de tegenwaarde van een bank/beleggingsrekening en/of effectenportefeuille/effectendepot) ten name van [bedrijf] en
- een banktegoed bij UBS Financial Services Inc. van US$ US$ 9.200.000, (zijnde de tegenwaarde van een bank/beleggingsrekening en/of effectenportefeuille/effectendepot) ten name van [bedrijf] en
- een banktegoed bij UBS Financial Services Inc. van US$ 461.840 (zijnde de tegenwaarde van een bank/beleggingsrekening en/of effectenportefeuille/effectendepot) ten name van [familielid verdachte] en
- een banktegoed bij UBS Financial Services Inc. van US$ 1.318.663 (zijnde de tegenwaarde van een bank/beleggingsrekening en/of effectenportefeuille/effectendepot) ten name van [verdachte],
de werkelijke herkomst heeft verborgen en verhuld en heeft verworven en voorhanden gehad terwijl hij, verdachte, wist dat deze bovenomschreven geldbedragen en/of banktegoeden (geheel of gedeeltelijk) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte een gewoonte heeft gemaakt van vorenomschreven handelingen;
B primair
hij in de periode van 1 januari 2004 tot en met 11 november 2013 in/op het Nederlands-Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten en/of Curaçao en/of in de (voormalige) Nederlandse Antillen en/of in Sint Maarten en/of de Verenigde Staten van Amerika,
(voor wat betreft periode van 1 januari 2004 tot en met 20 juni 2008)
een gewoonte heeft gemaakt van het opzettelijk witwassen van geld en
(voor wat betreft de periode van 21 juni 2008 tot en met 11 november 2013)
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft hij, verdachte, alstoen aldaar (telkens)
geldbedragen van totaal US$ 15.864.161,22 aan afgeroomde en voor de autoriteiten/belastingdienst verzwegen omzet en/of inkomsten uit het voeren van een loterijbedrijf door en de verkoop van loten binnen [medeverdachte, bedrijf 2] en/of [medeverdachte, bedrijf 3] ([bedrijf van verdachte]), verworven en voorhanden gehad
en
geldbedragen van totaal NAf 128.135.128 aan voor de autoriteiten / belastingdienst verzwegen omzet en/of inkomsten uit het voeren van een loterijbedrijf door en de verkoop van onvergunde loten binnen [medeverdachte, bedrijf 1] ([bedrijf van verdachte]) verworven en voorhanden gehad,
terwijl hij ten tijde van de verwerving en het voorhanden krijgen wist dat deze geldbedragen door misdrijf waren verkregen (voor wat betreft periode tot 20 juni 2008) en terwijl hij wist dat deze geldbedragen onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf (voor wat betreft de periode vanaf 20 juni 2008);
Feit 4 primair
hij in de periode vanaf 29 december 2006 tot en met 30 december 2010 op het Nederlands-Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten en/of in de (voormalige) Nederlandse Antillen en/of in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met [medeverdachte, bedrijf 2] telkens opzettelijk (al dan niet binnen de gestelde termijn), terwijl [medeverdachte, bedrijf2], ingevolge de Algemene landsverordening Landsbelastingen verplicht was tot het binnen een gestelde termijn doen van aangifte(n) Winstbelasting, aangiften Winstbelasting (Profit Tax), ten name van [medeverdachte, bedrijf 2], betreffende de aangiftetijdvakken en/of kalenderjaren 2004 en 2005 en 2007 en 2008 en 2009, onjuist en onvolledig heeft gedaan, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader, telkens, opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst op Sint Maarten ingeleverde aangiftebiljetten Winstbelasting (Profit Tax) een te laag bedrag aan aan te geven winstbelasting (amount to be declared) en te betalen winstbelasting (Profit Tax to be paid) en belastbare winst (Nederlandse Antillen) (Taxable Profit NA) opgegeven terwijl daarvan telkens het gevolg zou kunnen zijn, dat nadeel voor de Nederlandse Antillen of voor het Eilandgebied en/of het land Sint Maarten kon ontstaan;
Feit 5
A primair
hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 december 2010 in/op het Nederlands-Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten en/of Curaçao en/of in de (voormalige) Nederlandse Antillen en/of in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander, Financial Statements van de vennootschap [medeverdachte, bedrijf 2] betreffende de jaren 2004 en 2005 en 2007 en 2008 en 2009, zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en vervalst hebbende hij, verdachte, en zijn mededader telkens, valselijk in strijd met de waarheid, zakelijk weergegeven, in voormelde financiële overzichten telkens een te laag bedrag “bruto inkomen” (gross income) en een te laag bedrag “resultaat voor winstbelasting” (profit/loss before taxes), te weten de volgende onjuiste en/of valse, bedragen
betreffende het jaar 2004
bruto inkomen (gross income) 15.406.686 en
resultaat voor winstbelasting
(profit/(loss) before taxes)” 508.852;
betreffende het jaar 2005
bruto inkomen (gross income) 14.603.382 en
resultaat voor winstbelasting
(profit/(loss) before taxes)” 564.091;
betreffende het jaar 2007
bruto inkomen (gross income) 13.980.995 en
resultaat voor winstbelasting
(profit/(loss) before taxes)” 258.957;
betreffende het jaar 2008
bruto inkomen (gross income) 17.448.067 en
resultaat voor winstbelasting
(profit/(loss) before taxes)” 286.537;
betreffende het jaar 2009
bruto inkomen (gross income) 10.143.542 en
resultaat voor winstbelasting
(profit/(loss) before taxes)” 196.352;
vermeld zulks, telkens, met het oogmerk om dat geschrift als echt en/of onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, terwijl uit dat gebruik, telkens, enig nadeel kon ontstaan;
B primair
hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 december 2010 in/op het Nederlands-Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten en/of Curaçao en/of in de (voormalige) Nederlandse Antillen en/of in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander meermalen telkens, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of een vervalst geschrift, te weten, valse en/of vervalste Financial Statements, van de vennootschap [medeverdachte, bedrijf 2] betreffende de jaren 2004 en 2005 en 2007 en 2008 en 2009, zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren die geschriften echt en onvervalst, terwijl uit dat gebruik, telkens, enig nadeel kon ontstaan, bestaande dat gebruikmaken hierin, dat hij, verdachte, en zijn mededader die geschriften hebben verstrekt aan de Inspecteur der Belastingen ter opgave en onderbouwing van de door [medeverdachte, bedrijf2] in de kalenderjaren 2004 en 2005 en 2007 en 2008 en 2009 genoten winst en ter vaststelling van de te heffen winstbelasting en/of van de daarop gebaseerde aanslag Winstbelasting (Profit Tax) voor [medeverdachte, bedrijf2] over de jaren 2004 en 2005 en 2007 en 2008 en 2009 en bestaande de valsheid hierin dat, valselijk, in strijd met de waarheid, zakelijk weergegeven, in voormelde financiële overzichten telkens, een te laag bedrag “bruto inkomen” (gross income) en een te laag bedrag “resultaat voor winstbelasting” (profit/loss before taxes), te weten de volgende, onjuiste en/of valse, bedragen
betreffende het jaar 2004
bruto inkomen (gross income) 15.406.686 en
resultaat voor winstbelasting
(profit/(loss) before taxes)” 508.852;
betreffende het jaar 2005
bruto inkomen (gross income) 14.603.382 en
resultaat voor winstbelasting
(profit/(loss) before taxes)” 564.091;
betreffende het jaar 2007
bruto inkomen (gross income) 13.980.995 en
resultaat voor winstbelasting
(profit/(loss) before taxes)” 258.957;
betreffende het jaar 2008
bruto inkomen (gross income) 17.448.067 en
resultaat voor winstbelasting
(profit/(loss) before taxes)” 286.537;
betreffende het jaar 2009
bruto inkomen (gross income) 10.143.542 en
resultaat voor winstbelasting
(profit/(loss) before taxes)” 196.352;
waren vermeld en/of opgenomen en/of geschreven;
Feit 6 primair
hij in de periode van 16 februari 2004 tot en met 7 juli 2009 op het Nederlands-Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten en/of in de (voormalige) Nederlandse Antillen, tezamen en in vereniging met [medeverdachte, bedrijf 2] telkens opzettelijk (al dan niet binnen de gestelde termijn), terwijl [medeverdachte, bedrijf 2] ingevolge de Algemene landsverordening Landsbelastingen verplicht was tot het binnen een gestelde termijn doen van aangifte belasting op de bedrijfsomzetten, aangiften belasting op de bedrijfsomzetten (Turnover Tax) ten name van [medeverdachte, bedrijf2] ([bedrijf van verdachte]) (CRIB-nummer [nummer]) betreffende de aangiftetijdvakken
januari 2004 en februari 2004 en maart 2004 en april 2004 en mei 2004 en juni 2004 en juli 2004 en augustus 2004 en september 2004 en oktober 2004 en november 2004 en december 2004 en
januari 2005 en februari 2005 en maart 2005 en april 2005 en mei 2005 en juni 2005 en juli 2005 en augustus 2005 en september 2005 en oktober 2005 en november 2005 en december 2005 en
januari 2006 en februari 2006 en maart 2006 en april 2006 en mei 2006 en juni 2006 en juli 2006 en augustus 2006 en september 2006 en oktober 2006 en november 2006 en december 2006 en
januari 2007 en februari 2007 en maart 2007 en april 2007 en mei 2007 en juni 2007 en juli 2007 en augustus 2007 en september 2007 en oktober 2007 en november 2007 en december 2007 en
januari 2008 en februari 2008 en maart 2008 en april 2008 en mei 2008 en juni 2008 en juli 2008 en augustus 2008 en september 2008 en oktober 2008 en november 2008 en december 2008 en
januari 2009 en februari 2009 en maart 2009 en april 2009 en mei 2009 en juni 2009
onjuist heeft gedaan, immers hebben hij, verdachte en zijn mededader op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst op Sint Maarten ingeleverde aangiftebiljetten op de bedrijfsomzetten (Turnover Tax) telkens een te laag bedrag aan bedrag omzet (Amount turnover) en Bedrag aan Belasting (Amount Tax) en belastbare bedrijfsomzet (Taxable turnover) en totale bedrijfsomzet (Total turnover) en een te laag belastbaar) bedrag opgegeven, terwijl daarvan telkens het gevolg zou kunnen zijn dat nadeel voor de Nederlandse Antillen of voor het Eilandgebied en/of het land Sint Maarten kon ontstaan;
Feit 7 primair
hij op of omstreeks 31 december 2010 in Sint Maarten tezamen en in vereniging met [medeverdachte, bedrijf 3], opzettelijk (al dan niet binnen de gestelde termijn), terwijl [medeverdachte, bedrijf 3], ingevolge de Algemene landsverordening Landsbelastingen, verplicht was tot het binnen een gestelde termijn doen van aangifte Winstbelasting, een aangifte Winstbelasting (Profit Tax), ten name van [medeverdachte, bedrijf 3], betreffende (een gedeelte van) het aangiftetijdvak en kalenderjaar 2009, onjuist heeft gedaan, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader opzettelijk op het bij de Inspecteur der Belastingen of de Belastingdienst op Sint Maarten ingeleverde aangiftebiljet Winstbelasting (Profit Tax) een te laag bedrag aan aan te geven winstbelasting (amount to be declared) en te betalen winstbelasting (Profit Tax to be paid) en belastbare winst (Nederlandse Antillen) (Taxable Profit NA) opgegeven, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn, dat nadeel voor de Nederlandse Antillen of voor het Eilandgebied en/of het land Sint Maarten kon ontstaan;
Feit 8 primair
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 in/op het Nederlands-Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten en/of Curaçao en/of in de (voormalige) Nederlandse Antillen en/of in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander, Financial Statements van de vennootschap [medeverdachte, bedrijf 3] betreffende het jaar 2009, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en vervalst hebbende hij, verdachte, en zijn mededader, valselijk in strijd met de waarheid, zakelijk weergegeven, in voormeld financiële overzicht een te laag bedrag “bruto inkomen” (gross income) en een te laag bedrag “resultaat voor winstbelasting” (profit/loss before taxes), te weten de volgende, onjuiste en valse, bedragen:
bruto inkomen (gross income) 10.620.994 en
resultaat voor winstbelasting (profit/
loss before taxes) 309.894;
vermeld zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken, terwijl uit dat gebruik, telkens, enig nadeel kon ontstaan;
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 in/op het Nederlands-Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten en/of Sint Maarten en/of Curaçao en/of in de (voormalige) Nederlandse Antillen, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift, te weten, valse Financial Statements van de vennootschap [medeverdachte, bedrijf 3] betreffende het jaar 2009, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift echt en onvervalst, terwijl uit dat gebruik, telkens, enig nadeel kon ontstaan, bestaande dat gebruikmaken hierin, dat hij, verdachte, en zijn mededader dat geschrift hebben verstrekt aan de Inspecteur der Belastingen ter opgave en onderbouwing van de door [medeverdachte, bedrijf 3] in het kalenderjaar 2009 genoten winst en ter vaststelling van de te heffen winstbelasting en van de (daarop gebaseerde) aanslag Winstbelasting (Profit Tax) voor [medeverdachte, bedrijf 3] over het jaar 2009, en bestaande de valsheid hierin dat, valselijk, in strijd met de waarheid, zakelijk weergegeven, in voormelde financieel overzicht een te laag bedrag “bruto inkomen” (gross income) en een te laag bedrag “resultaat voor winstbelasting” (profit/loss before taxes), te weten de volgende, onjuiste en valse, bedragen,
bruto inkomen (gross income) 10.620.994 en
resultaat voor winstbelasting (profit/
loss before taxes) 309.894;
waren vermeld en/of opgenomen en/of geschreven;
Feit 9 primair
hij in de periode van 14 augustus 2009 tot en met 11 juli 2011 op het Nederlands-Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten en/of in de (voormalige) Nederlandse Antillen en/of in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met [medeverdachte, bedrijf 3] opzettelijk (al dan niet binnen de gestelde termijn), terwijl [medeverdachte, bedrijf 3] ingevolge de Algemene landsverordening Landsbelastingen verplicht was tot het binnen een gestelde termijn doen van aangiften belasting op de bedrijfsomzetten, aangiften belasting op de bedrijfsomzetten (Turnover Tax) ten name van [medeverdachte, bedrijf 3] ([bedrijf van verdachte]) (CRIB-nummer [nummer]) betreffende de aangiftetijdvakken
juli 2009 en augustus 2009 en september 2009 en oktober 2009 en november 2009 en december 2009 en
januari 2010 en februari 2010 en maart 2010 en april 2010 en mei 2010 en juni 2010 en juli 2010 en augustus 2010 en september 2010 en oktober 2010 en november 2010 en december 2010 en
januari 2011 en februari 2011 en maart 2011 en april 2011 en mei 2011 en juni 2011
onjuist en onvolledig heeft gedaan immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader telkens opzettelijk, op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst op Sint Maarten ingeleverde aangiftebiljet op de bedrijfsomzetten (Turnover Tax), telkens, een te laag bedrag aan omzet (Amount turnover) en Bedrag aan Belasting (Amount Tax) en belastbare bedrijfsomzet (Taxable turnover) en/of totale bedrijfsomzet (Total turnover) en een te laag belastbaar bedrag opgegeven, terwijl daarvan telkens het gevolg zou kunnen zijn dat nadeel voor de Nederlandse Antillen of voor het Eilandgebied en/of het land Sint Maarten kon ontstaan;
Feit 10 primair
hij in de periode vanaf 23 januari 2006 tot en met 9 december 2010 op het eiland Curaçao en/of in de (voormalige) Nederlandse Antillen, tezamen en in vereniging met [medeverdachte, bedrijf 1] opzettelijk (al dan niet binnen de gestelde termijn), terwijl [medeverdachte, bedrijf 1], ingevolge de Algemene landsverordening Landsbelastingen, verplicht was tot het binnen een gestelde termijn doen van aangiften Winstbelasting, aangiften Winstbelasting, ten name van [medeverdachte, bedrijf 1], betreffende de aangiftetijdvakken en kalenderjaren 2004 en 2005 en 2006 en 2007 en 2008 en 2009 onjuist en onvolledig heeft gedaan, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader, telkens, opzettelijk, op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst op Curaçao ingeleverde aangiftebiljet Winstbelasting, een te laag bedrag aan verschuldigde winstbelasting en te betalen winstbelasting en aan te geven winstbelasting en belastbare winst (Nederlandse Antillen) opgegeven, terwijl daarvan telkens het gevolg zou kunnen zijn, dat nadeel voor de Nederlandse Antillen of voor het Eilandgebied en/of het land Curaçao kon ontstaan;
Feit 11 primair
hij in de periode vanaf 1 januari 2005 tot en met 10 september 2010 op het eiland Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander jaarrekeningen van de vennootschap [medeverdachte, bedrijf 1] betreffende de jaren 2004 en 2005 en 2007 en 2008 en 2009, zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, hebbende hij, verdachte, en zijn mededader, telkens, valselijk in strijd met de waarheid, zakelijk weergegeven, in voormelde jaarrekeningen een te laag bedrag “Opbrengst loten e.d.” en een te laag bedrag “Resultaat voor winstbelasting” en een te laag “fiscaal resultaat”, te weten de volgende, onjuiste en/of valse, bedragen betreffende, achtereenvolgend,
resultaat boekjaar/
resultaat voor winstbelasting -/- 31.723 en
opbrengst loten e.d. 21.792.552 en
fiscaal resultaat over 2004 -/- 48.771;
resultaat boekjaar/
resultaat voor winstbelasting 229.854 en
opbrengst loten e.d. 23.129.311 en
fiscaal resultaat over 2005 137.174;
resultaat boekjaar/
resultaat voor winstbelasting 559.965 en
opbrengst loten e.d. 24.403.432 en
fiscaal resultaat over 2007 571.015;
resultaat boekjaar/
resultaat voor winstbelasting 466.403 en
opbrengst loten e.d. 25.625.941 en
fiscaal resultaat over 2008 469.568;
resultaat boekjaar/
resultaat voor winstbelasting 463.642 en
opbrengst loten e.d. 23.459.510 en
fiscaal resultaat over 2009 496.394;
vermeld, zulks, telkens, met het oogmerk om dat geschrift als echt en/of onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken, terwijl uit dat gebruik, telkens, enig nadeel kon ontstaan;
hij in de periode vanaf 1 januari 2005 tot en met 10 september 2010 op het eiland Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander telkens, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of een vervalst geschrift, te weten, een valse en/of vervalste jaarrekening van de vennootschap [medeverdachte, bedrijf 1] betreffende de jaren 2004 en 2005 en 2007 en 2008 en 2009, zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren die geschriften echt en onvervalst, terwijl uit dat gebruik, telkens, enig nadeel kon ontstaan, bestaande dat gebruikmaken hierin, dat hij, verdachte, en zijn, mededader die geschriften hebben verstrekt aan de Inspecteur der Belastingen in Curaçao ter opgave en/of onderbouwing van de door [medeverdachte, bedrijf 1] in de kalenderjaren 2004 en 2005 en 2007 en 2008 en 2009 genoten winst en ter vaststelling van de te heffen winstbelasting en/of van de (daarop gebaseerde) aanslag Winstbelasting voor [medeverdachte, bedrijf 1] over de jaren 2004 en 2005 en 2007 en 2008 en 2009, en bestaande de valsheid hierin dat, valselijk, in strijd met de waarheid, zakelijk weergegeven, in voormelde jaarrekeningen telkens een te laag bedrag “Opbrengst loten e.d.” en een te laag bedrag “Resultaat voor winstbelasting” en een te laag “fiscaal resultaat”, te weten de volgende, onjuiste en/of valse, bedragen betreffende, achtereenvolgend,
resultaat boekjaar/
resultaat voor winstbelasting -/- 31.723 en
opbrengst loten e.d. 21.792.552 en
fiscaal resultaat over 2004 -/- 48.771;
resultaat boekjaar/
resultaat voor winstbelasting 229.854 en
opbrengst loten e.d. 23.129.311 en
fiscaal resultaat over 2005 137.174;
resultaat boekjaar/
resultaat voor winstbelasting 559.965 en
opbrengst loten e.d. 24.403.432 en
fiscaal resultaat over 2007 571.015;
resultaat boekjaar/
resultaat voor winstbelasting 466.403 en
opbrengst loten e.d. 25.625.941 en
fiscaal resultaat over 2008 469.568;
resultaat boekjaar/
resultaat voor winstbelasting 463.642 en
opbrengst loten e.d. 23.459.510 en
fiscaal resultaat over 2009 496.394
Feit 12 primair
hij in de periode van 13 februari 2004 tot en met 15 oktober 2013 op het eiland Curaçao en/of in de (voormalige) Nederlandse Antillen, tezamen en in vereniging met [medeverdachte, bedrijf 1] opzettelijk (al dan niet binnen de gestelde termijn), terwijl [medeverdachte, bedrijf 1] ingevolge de Algemene landsverordening Landsbelastingen verplicht was tot het binnen een gestelde termijn doen van aangiften omzetbelasting, een aangifte omzetbelasting (aangiftebiljet voor het voldoen van omzetbelasting) ten name van [medeverdachte, bedrijf 1] ([bedrijf van verdachte]) (CRIB-nummer [nummer]) betreffende het aangiftetijdvak
januari 2004 en februari 2004 en maart 2004 en april 2004 en mei 2004 en juni 2004 en juli 2004 en augustus 2004 en september 2004 en oktober 2004 en november 2004 en december 2004 en
januari 2005 en februari 2005 en maart 2005 en april 2005 en mei 2005 en juni 2005 en juli 2005 en augustus 2005 en september 2005 en oktober 2005 en november 2005 en december 2005 en
januari 2006 en februari 2006 en maart 2006 en april 2006 en mei 2006 en juni 2006 en juli 2006 en augustus 2006 en september 2006 en oktober 2006 en november 2006 en december 2006 en
januari 2007 en februari 2007 en maart 2007 en april 2007 en mei 2007 en juni 2007 en juli 2007 en augustus 2007 en september 2007 en oktober 2007 en november 2007 en december 2007 en
januari 2008 en februari 2008 en maart 2008 en april 2008 en mei 2008 en juni 2008 en juli 2008 en augustus 2008 en september 2008 en oktober 2008 en november 2008 en december 2008 en
januari 2009 en februari 2009 en maart 2009 en april 2009 en mei 2009 en juni 2009 en juli 2009 en augustus 2009 en september 2009 en oktober 2009 en november 2009 en december 2009 en
januari 2010 en februari 2010 en maart 2010 en april 2010 en mei 2010 en juni 2010 en juli 2010 en augustus 2010 en september 2010 en oktober 2010 en november 2010 en december 2010
januari 2011 en februari 2011 en maart 2011 en april 2011 en mei 2011 en juni 2011 en
januari 2013 en februari 2013 en maart 2013 en april 2013 en mei 2013 en juni 2013 en juli 2013 en augustus 2013 en september 2013
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader telkens, opzettelijk, op het bij de Inspecteur der Belastingen of de Belastingdienst in Curaçao ingeleverde aangiftebiljet voor de omzetbelasting, telkens, een te laag bedrag aan belaste prestaties en saldo te betalen omzetbelasting opgegeven, terwijl daarvan telkens het gevolg zou kunnen zijn dat nadeel voor de Nederlandse Antillen of voor het Eilandgebied en/of het land Curaçao kon ontstaan;
Feit 13 primair
hij in de periode vanaf 25 augustus 2006 tot en met 28 december 2010 op het eiland Curaçao en/of in de (voormalige) Nederlandse Antillen, opzettelijk (al dan niet binnen de gestelde termijn), als degene, die ingevolge de Algemene landsverordening Landsbelastingen, verplicht was tot het binnen een gestelde termijn doen van aangifte(n) Inkomstenbelasting aangiften Inkomstenbelasting, Premies A.O.V./A.W.W./A.V.B.Z., op een Aangiftebiljet A, ten name van [verdachte] (id-nr [nummer]), betreffende de aangiftetijdvakken 2004 en 2005 en 2006 en 2007 en 2008, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft hij, verdachte, telkens opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst op Curaçao ingeleverde aangiftebiljet Inkomstenbelasting Premies A.O.V./A.W.W./A.V.B.Z., een te laag persoonlijk inkomen en/of een te laag belastbaar inkomen opgegeven en/of vermeld terwijl daarvan telkens het gevolg zou kunnen zijn, dat nadeel voor de Nederlandse Antillen of voor het Eilandgebied en/of het land Curaçao kon ontstaan;
Feit 14
hij op of omstreeks 11 april 2011, op het eiland Curaçao, een schriftelijke verklaring, betreffende “beroep op de inkeerregeling namens de heer [verdachte]”, gericht aan de inspecteur van belastingen en gedateerd 11 april 2011 en/of voorzien van zijn, verdachtes, handtekening, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, hebbende hij, verdachte valselijk, in strijd met de waarheid, zakelijk weergegeven, in die verklaring opgenomen de volgende passage:
“In de periode voorafgaand aan het huidige kalenderjaar ben ik gerechtigd geweest tot inkomsten uit buitenlandse- en binnenlandse vermogensbestanddelen. Daarvan heb ik geen of onjuiste melding gemaakt in mijn aangiften inkomstenbelasting. Ik ben nu bereid volledige openheid te geven over de onderstaande rubrieken en verzoek daarbij om toepassing van de inkeerregeling van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen en de Landsbelastingen en de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943”,
en
onder de rubriek “Buitenlandse bankrekening(en)” en de, achtereenvolgende, kopjes:
“Naam van de bank Rekeningnummer Land Huidig saldo Genoten inkomsten”,
de volgende gegevens:
“WIB [rekeningnummer] SxM $ 4.806.181 4.806.181” en
“WIB [rekeningnummer] SxM $ 698.429 698.429” en
“First Car Bank SxM Fls. ± 1.000.000 1.000.000”;
en
onder de rubriek: “Andere buitenlandse vermogensbestanddelen” geen vermelding, oftewel blanco,
en
onder de rubriek: “Binnenlandse vermogensbestanddelen” geen vermelding, oftewel blanco; en
onder de rubriek: “Ondertekening” de volgende passage:
“Hierbij verklaar ik dat ik deze gegevens juist en volledig, stellig en zonder voorbehoud verstrek.”
en
die verklaring heeft voorzien van zijn handtekening,
zulks met het oogmerk om die verklaring als echt en/of onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken, terwijl uit dat gebruik enig nadeel kon ontstaan;
hij op of omstreeks 12 april 2011, op het eiland Curaçao, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst geschrift, te weten een valse of vervalste schriftelijke verklaring, betreffende “beroep op de inkeerregeling namens de heer [verdachte]”, gericht aan de inspecteur van belastingen en gedateerd 11 april 2011 en/of voorzien van zijn, verdachtes, handtekening, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen als ware dat geschrift echt en onvervalst, terwijl uit voormeld gebruik enig nadeel kon ontstaan, bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, dat geschrift heeft laten bezorgen bij en onder de aandacht gebracht van de inspecteur van belastingen en bestaande de valsheid hierin dat het geschrift was voorzien van de volgende passage:
“In de periode voorafgaand aan het huidige kalenderjaar ben ik gerechtigd geweest tot inkomsten uit buitenlandse- en binnenlandse vermogensbestanddelen. Daarvan heb ik geen of onjuiste melding gemaakt in mijn aangiften inkomstenbelasting. Ik ben nu bereid volledige openheid te geven over de onderstaande rubrieken en verzoek daarbij om toepassing van de inkeerregeling van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen en de Landsbelastingen en de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943”,
en
onder de rubriek “Buitenlandse bankrekening(en)” en de, achtereenvolgende, kopjes:
“Naam van de bank Rekeningnummer Land Huidig saldo Genoten inkomsten”,
de volgende gegevens:
“WIB [rekeningnummer] SxM $ 4.806.181 4.806.181” en
“WIB [rekeningnummer] SxM $ 698.429 698.429” en
“First Car Bank SxM Fls. ± 1.000.000 1.000.000”;
en
onder de rubriek: “Andere buitenlandse vermogensbestanddelen” geen vermelding, oftewel blanco,
en
onder de rubriek: “Binnenlandse vermogensbestanddelen” geen vermelding, oftewel blanco; en
onder de rubriek: “Ondertekening” de volgende passage:
“Hierbij verklaar ik dat ik deze gegevens juist en volledig, stellig en zonder voorbehoud verstrek.”
Feit 15 primair
hij in de periode van 1 juli 2009 tot en met 12 juli 2011 op het Nederlands-Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten en/of in de (voormalige) Nederlandse Antillen en/of in Sint Maarten en/of op het eiland Curaçao tezamen en in vereniging met zijn mededader zogenaamde Daily Sales Reports en/of Summary Daily Sales Reports, onder meer
- -
een Summary Daily Sales Report en/of Daily Sailes Report, gedateerd 27 mei 2011 (Game dat: 05/26/2011)(bijlage D/162A) en
- -
een Summary Daily Sales Report en/of Daily Sailes Report, gedateerd 3 juni 2011 (Game dat: 06/01/2011)(bijlage D/168A)en
- -
een Summary Daily Sales Report en/of Daily Sailes Report, gedateerd 17 juni 2011 (Game dat: 06/16/2011)(bijlage D/182A),
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst hebbende hij, verdachte, en zijn mededader telkens valselijk in strijd met de waarheid, zakelijk weergegeven, in die Summary Daily Sales Reports en/of Daily Sailes Reports, bedragen aan omzet (sales) en commissie (commissions) en ontvangsten (received) welke ten opzichte van de werkelijke omzet en/of commissie en/of ontvangsten van de streetseller(s) met 15% was/waren verlaagd, vermeld, zulks, telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en/of onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken, terwijl uit dat gebruik telkens enig nadeel kon ontstaan;
Feit 16
dat hij in de periode van 1 januari 2004 tot en met 11 november 2013 in het Nederlands-Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten en/of Curaçao en/of in de (voormalige) Nederlandse Antillen en/of in Sint Maarten en/of de Verenigde Staten van Amerika, heeft deelgenomen aan een vereniging (periode 1 januari 2004 tot en met 19 juni 2008) en (vervolgens) aan een organisatie (periode 20 juni 2008 tot en met 11 november 2013), te weten een samenwerkingsverband bestaande uit hem, verdachte, en/of [medeverdachte, bedrijf 2] en/of [medeverdachte, bedrijf 3] en/of [medeverdachte, bedrijf 1] en/of [bedrijf] en/of [bedrijf] en/of [bedrijf] en/of [bedrijf], welke vereniging en/of organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen van valsheid in geschrift en het plegen van witwassen en het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van aangiften voor de omzetbelasting en winstbelasting en inkomstenbelasting en belasting op bedrijfsomzetten.
Kennelijke vergissingen in de tenlastelegging zijn in de bewezenverklaring (cursief) verbeterd. De verdachte is daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
9 Oplegging van straf of maatregel
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Wat aanvankelijk als witwasonderzoek werd opgestart bleek gaandeweg een onderzoek te worden naar grootschalige belastingontduiking. De verdienste van het onderzoek is in het bijzonder geweest dat de grootschaligheid van die belastingontduiking in kaart gebracht is en daarmee ook de grootschaligheid van het illegale loterijcircuit in Curaçao en Sint Maarten. Ook is daardoor in kaart gebracht op welke wijze verdachte vermogen heeft weten op te bouwen als vrucht van die belastingontduiking en op welke wijze hij dat vermogen aan het oog van de fiscus heeft onttrokken en onttrokken gehouden.
Met belastingontduiking gaan veelal gepaard andere delicten zoals valsheid in geschrift (gedane aangiften zijn onvolledig, jaarcijfers geven een onvolledig beeld) en witwassen (vermogen wordt in het buitenland ondergebracht om het aan het zicht van de fiscus te onttrekken). Zo is het ook in de zaak van verdachte gegaan. Jarenlang heeft hij - samen met zijn bedrijven en daardoor in georganiseerd verband - omzetten verzwegen, onjuiste belastingaangiften gedaan en jaarstukken/commissieoverzichten vervalst. De fiscus en daardoor de betrokken landen is door dit handelen groot nadeel toegebracht.
Als het zover komt zal uiteindelijk de belastingrechter moeten bepalen welk bedrag alsnog voldaan zal moeten worden door verdachte en zijn bedrijven aan inkomstenbelasting, winstbelasting, belasting op de bedrijfsomzetten en omzetbelasting. Voor de straftoemeting is niettemin van belang de omvang van het nadeel te benoemen omdat die omvang van invloed is en behoort te zijn op de hoogte van het op te leggen sanctiepakket. Een concreet en voor het geschetste doel bruikbaar handvat is te vinden in de berekeningen van het fiscaal nadeel in het onderzoeksdossier. Voor de verschillende vennootschappen en voor verdachte privé worden daarin de volgende bedragen aan fiscaal nadeel genoemd:
Naam soort belasting belastingnadeel
[medeverdachte, bedrijf 2] omzetbelasting USD 618.901
[medeverdachte, bedrijf 2] winstbelasting USD 3.488.696
[medeverdachte, bedrijf 3] omzetbelasting USD 289.483
[medeverdachte, bedrijf 3] winstbelasting USD 314.09846
[medeverdachte, bedrijf 1] winstbelasting NAf 9.233.01647
[medeverdachte, bedrijf 1] omzetbelasting (2004-2011) NAf 6.411.738
[medeverdachte, bedrijf 1] omzetbelasting (2013) NAf 543.070
Verdachte inkomstenbelasting NAf 25.187.981
Volledig omgerekend naar Antilliaanse guldens levert dit op een belastingnadeel van NAf 49.761.701,-, derhalve, afgerond, 50 miljoen gulden. Het voormalige Land de Nederlandse Antillen alsmede de landen Curaçao en Sint Maarten zijn dus gezamenlijk benadeeld voor dit bedrag.
De genoemde bedragen zijn schattingen. Verantwoorde schattingen, maar het blijven schattingen. Zelfs echter indien de schattingen er in totaal enige miljoenen naast zouden zitten (in het voordeel of het nadeel van verdachte) blijven deze bruikbaar voor het doel van de straftoemeting. Het gaat dan immers in het perspectief van deze zaak om relatief geringe verschillen. De verdediging heeft de hoogte van het fiscaal nadeel wel betwist, maar tegenover de hiervoor opgenomen schatting geen concrete, alternatieve, berekening gesteld. Dat maakt dat het Gerecht die schattingen tot uitgangspunt voor straftoemeting blijft nemen.
Voor het gerecht vormen de schattingen echter tevens de bovengrens. Bestraffing moet plaats vinden op basis van het uitgangspunt van feitelijke benadeling van 50 miljoen gulden. De officier van justitie lijkt uit te gaan van een hogere benadeling op het punt van de belastinginkomsten omdat nog wel meer inkomen/omzet is verkregen dan dat/die waarop de genoemde schattingen zijn gebaseerd. Voldoende concrete gegevens daarover ontbreken echter. Ook lijkt de officier van justitie te redeneren dat alle in beslag genomen gelden en tegoeden alsmede eventueel (nog) niet in beslag genoemde andere vermogensbestanddelen van verdachte hoe dan ook voorwerp zijn geweest van witwassen en om die reden integraal als voor deze strafzaak relevant nadeel zijn aan te merken. Het Gerecht volgt deze redenering niet omdat het de zaak, hoezeer witwassen daarvan onderdeel uitmaakt, in essentie ziet als een zaak van belastingfraude. Kortom: een fiscale benadeling van 50 miljoen gulden is en blijft uitgangspunt.
Belastingontduiking is uit zichzelf reeds een ernstig delict. In het bijzonder geldt dat deze een klap in het gezicht is van de vele, goedwillende, burgers die, hoe moeilijk dat soms ook is, hun belastingaangifte wél correct indienen en bijgevolg belasting moeten betalen. Daarnaast getuigt belastingontduiking van gebrek aan maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. Hoe zou de overheid – die verdachte dan wel zegt niet te vertrouwen, maar die er wel is en die ook hij nodig heeft – naar behoren kunnen functioneren zonder belastingheffing en dus zonder een goede belastingmoraal bij de belastingplichtigen?
De gepleegde belastingontduiking is gepaard gegaan met valsheid in geschrift en het buiten het zicht houden van de fiscus van de verzwegen omzetten, witwassen derhalve. Deze feiten maken de belastingontduiking ernstiger dan deze uit zichzelf al is en maken deze om die reden ook strafwaardiger. Met name het, in het buitenland, buiten het zicht van de fiscus houden van bank- en beleggingstegoeden maakt het voor de fiscus, die feitelijk slechts over beperkte onderzoekscapaciteit beschikt, buitengewoon lastig om te kunnen vaststellen dat gedane aangiften onvolledig zijn. Het profiteren van die feitelijke omstandigheid is extra verwijtbaar. Daarbij komt dat witwassen het normale economische verkeer ontwricht en op de juistheid van belastingaangiften en jaarstukken in datzelfde economisch verkeer vertrouwd moet kunnen worden.
Extra verwijtbaar is voorts nog dat verdachte, toen hij inkeerde, gepoogd heeft dat te doen voor een koopje: het tarief van 10% was al buitengewoon gunstig en toch heeft hij het leeuwendeel van zijn vermogen niet opgegeven. Zelfs in die situatie en op dat tijdstip heeft hij de inspecteur dus nog op het verkeerde been willen zetten.
De geschetste aspecten van de onderhavige zaak maken dat, vooral ook gelet op de buitengewoon grote omvang van de belastingontduiking, eigenlijk niet anders dan met gevangenisstraf kan worden gereageerd. Een extra argument voor gevangenisstraf is voorts dat dit vonnis aan alle andere bestaande belastingontduikers in Curaçao en Sint Maarten het signaal wil geven dat gevangenisstraf een reële dreiging is bij dit type delict en dus dat zij maar beter ten spoedigste tijdig en juist kunnen inkeren om te voorkomen dat ze zich geconfronteerd gaan zien met strafvervolging en oplegging van gevangenisstraf. Het beoogt ook aan potentiele belastingontduikers het signaal te geven dat zij maar beter kunnen afzien van belastingontduiking. Er is namelijk voldoende reden te vrezen dat [verdachte] en zijn vennootschappen niet de enigen zijn die zich aan belastingontduiking hebben schuldig gemaakt.
De vraag is vervolgens of die gevangenisstraf geheel of gedeeltelijk in voorwaardelijke vorm moet worden opgelegd. Dat is voor het Gerecht een langdurig punt van overweging geweest. Uiteindelijk is gekozen voor een geheel voorwaardelijke oplegging en wel op grond van het onderling verband tussen de volgende factoren.
Er zijn veel woorden gewijd aan het illegaal karakter van de loterijen die verdachte organiseerde. Het bestaan van illegale loterijen is echter een publiek geheim en een situatie die tot op heden onuitroeibaar is gebleken. Het illegale karakter van de loterijen weegt daarom slechts in zeer beperkte zin mee in de strafoplegging. Evenmin weegt, anders dan zeer beperkt, ten nadele van verdachte mee dat sprake was van concurrentievervalsing door illegale loterijen te organiseren en daaruit ontvangen inkomsten te verzwijgen. Triest maar waar lijkt toch te zijn dat, mogelijk niet alle, maar wel veel concurrenten handelen zoals verdachte heeft gedaan. De concurrentie werd dus niet of nauwelijks vervalst, zoals wel vaak het geval is bij belastingontduiking in andere bedrijfstakken.
De belastingwetgeving kent voorts als uitgangspunt dat op onvolledige aangiften in beginsel fiscaal wordt gereageerd, namelijk door middel van naheffingsaanslagen en boeteoplegging, derhalve uitsluitend financieel. Dat geldt ook in gevallen waarin het verzwegen vermogen in het buitenland is ondergebracht. Deze omstandigheid pleit er voor het sanctiepakket in belangrijke mate mede te laten bepalen door een vorm van financiële genoegdoening, die recht doet aan de buitengewoon grote omvang van de belastingontduiking.
Voor die insteek pleit ook het gegeven dat het Gerecht geen geval hier te lande bekend is waarin de strafrechter een belastingplichtige heeft veroordeeld voor belastingontduiking (al dan niet gepaard gaande met aan dit delict wel haast per definitie inherente valsheid in geschrift en witwassen). Hoewel in het Nederlandse deel van het Koninkrijk voor een zaak als deze, gelet op het feit dat ernstige belastingdelicten al sedert jaar en dag voor de strafrechter gebracht worden, vrijwel zeker (ook) onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou worden opgelegd geldt dat oplegging daarvan hier te lande minder voor de hand liggend is juist omdat die traditie niet bestaat. Door de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen wordt bovendien het niet voor misverstand vatbare signaal afgegeven dat belastingfraude, in de toekomst, wel degelijk kan leiden tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Tot terughoudendheid noopt ook dat het openbaar ministerie weliswaar gevangenisstraf heeft geëist, maar daartoe eigenlijk slechts is gekomen omdat niet tot een financieel bevredigende oplossing kon worden gekomen in de tussen partijen gevoerde onderhandelingen daarover.
Strafoplegging dient onder andere ertoe genoegdoening te verschaffen aan de benadeelde. In dit geval dus de overheid, die immers benadeeld is door de belastingontduiking. Die genoegdoening kan in deze zaak worden verschaft omdat veel geld onder beslag ligt. Via verbeurdverklaring kan het in deze zaak tot uitgangspunt genomen benadelingsbedrag van NAf 50 miljoen daardoor terechtkomen bij de benadeelde. Dat is een aan voormeld uitgangspunt recht doende situatie. Het Gerecht realiseert zich dat de fiscus zijn eigen verantwoordelijkheid en mogelijkheden houdt. De fiscus heeft zich echter tot nu toe afwachtend opgesteld en kennelijk eerst de uitkomst van deze strafzaak willen afwachten. Mede daarom gaat het Gerecht ervan uit dat de fiscus bij zijn naheffingsbeleid rekening houdt met de hiervoor uiteengezette benadering van het Gerecht zodat voorkomen wordt dat verdachte in deze zaak via verbeurdverklaring een bedrag gelijk aan de tot uitgangspunt genomen benadeling van 50 miljoen gulden kwijt raakt terwijl hij en zijn vennootschappen later ook nog eens 50 miljoen gulden aan naheffingsaanslagen zouden moeten voldoen. Het Gerecht realiseert zich ook dat via een ontnemingsprocedure gekomen kan worden tot vaststelling van wederrechtelijk verkregen voordeel, maar tekent daarbij aan dat voor de ontnemingsrechter ongetwijfeld mede beslissend zal zijn het gegeven dat via verbeurdverklaring in de strafzaak reeds tot een belangrijke feitelijke ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is gekomen. De gemaakte kanttekeningen zijn daarom geen reden een andere benadering te kiezen. Bovendien is het zo dat uitstel van beslissing (via fiscus of ontnemingsprocedure) ernstig afbreuk zou doen aan de noodzaak om nu en niet later duidelijk te maken welke sancties passen bij de geconstateerde feiten. Daarom kiest het Gerecht nu voor forse financiële sanctionering.
Die financiële sanctionering vindt het Gerecht in verbeurdverklaring van een groot deel van de beslagen en niet beslagen tegoeden. Dat deel wordt hierna gespecificeerd, maar samengevat komt het erop neer het merendeel van de beslagen (inclusief twee niet beslagen) tegoeden en contante middelen verbeurd zal worden verklaard. In totaal wordt aldus verbeurd verklaard een bedrag van NAf 72.598.645,-. Op die manier vloeit naar de overheid wat aan deze onthouden is (50 miljoen gulden) vermeerderd met een ongetwijfeld als boete gevoelde (en bedoelde) verbeurdverklaring ter hoogte van nagenoeg 50% van het tot uitgangspunt genomen benadelingsbedrag.
Niet verbeurd worden verklaard de resterende beslagen tegoeden ter waarde van ruim 17 miljoen gulden. De genoemde uitzondering op de verbeurdverklaring is als volgt te specificeren:
-
tegoeden ten name van verdachte, [familielid verdachte] en [bedrijf] ter waarde van NAf 7.470.333
-
tegoeden ten name van [medeverdachte, bedrijf 1] en [medeverdachte, bedrijf 2] ter waarde van NAf 9.798.107
ad a
Voldoende aannemelijk is dat in het beslagen vermogen ook wel enige component zit met uitsluitend een legale herkomst. Niet gereconstrueerd is en vermoedelijk zal ook niet te reconstrueren zijn hoe groot die legale component is. Verdachte heeft echter niet nagelaten te beklemtonen dat zijn huidige bedrijfsvoering uitsluitend legaal is maar daarin wel verlies wordt geleden. Met andere woorden: de illegale component in die bedrijfsvoering was de component die zorgde voor de vermogensvorming. Gelet op de wel beschikbare, hiervoor reeds betrouwbaar geachte, schattingen van het fiscale nadeel wordt de omvang van die legale component beperkt ingeschat, te weten gemeld bedrag van NAf 7.419.056.
ad b
Voor verbeurdverklaring van de ten name van de twee genoemde werkmaatschappijen van verdachte geregistreerde tegoeden wordt afgezien omdat verdachte zelf al voldoende is getroffen door de hiervoor genoemde verbeurdverklaring van de hem toebehorende tegoeden in combinatie met de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, de aangetroffen tegoeden van de werkmaatschappijen (relatief) beperkt van omvang zijn, deze normaal werkkapitaal lijken te vormen voor de betrokken bedrijven en van belang is dat dit vonnis geen belemmering vormt voor de voortgang van de normale – tegenwoordig uitsluitend legale – bedrijfsactiviteiten van die werkmaatschappijen. Het aspect van behoud van werkgelegenheid mag zwaar wegen omdat de straf die verdachte wordt opgelegd niet tevens moet zijn een straf voor zoveel anderen die van hem afhankelijk waren en zijn.
ad a en b
Een bevel tot opheffing van de nu besproken beslagen zal achterwege moeten blijven omdat op de tegoeden in kwestie conservatoir beslag rust en een oordeel over beëindiging van het beslag om die reden thans niet aan de rechter is.
Van belang is nog dat het Gerecht bij deze beslissing over de verbeurdverklaring uitdrukkelijk rekening heeft gehouden met de draagkracht van verdachte – verdachte is tot betaling in staat - en ervoor heeft gewaakt dat verdachte onevenredig in zijn inkomen en vermogen wordt getroffen: de sanctie is zwaar te noemen, maar verhindert verdachte niet zijn bedrijfsuitoefening voort te zetten.
Verdachte heeft in deze zaak erkend dat hij, jaren lang, inkomsten buiten het zicht van de fiscus heeft gehouden. In zijn visie was dat logisch: het ging immers, zo zegt hij om ‘door hem zelf verdiend geld’ en ‘niemand wil belasting betalen’. Dat gedrag en die uitlatingen rechtvaardigen bepaaldelijk de vrees dat verdachte in de toekomst in dezelfde fout kan vervallen. Natuurlijk, ter zitting heeft verdachte doen weten het verkeerde van zijn handelen in te zien, maar bij het Gerecht is de vrees voor herhaling bepaaldelijk niet weggenomen. Een hardnekkige gewoonte onvoldoende belasting te betalen moet eerst maar eens feitelijk worden omgezet in een hardnekkige gewoonte wel voldoende belasting te betalen voordat het Gerecht wil blind varen op de, hoe oprecht wellicht ook, gedane uitlatingen van verdachte over zijn herziene belastingmoraal. Ook dit pleit ervoor om de gevangenisstraf een voorwaardelijk karakter te geven. Het feit dat hem gedurende de proeftijd een gevangenisstraf boven het hoofd hangt beoogt verdachte te sterken in zijn voornemen juiste belastingaangiften te doen.
Vanaf 12 juli 2011, toen huiszoekingen plaats vonden, moest verdachte er rekening mee houden dat hij vervolgd zou worden. Vandaag, een kleine vijf jaar later, weet verdachte waaraan hij toe is. Al die tijd heeft hij onder de dreiging van strafvervolging moeten leven. Hoe belastend dat voor verdachte ook is geweest, de redelijke termijn van berechting is niet overschreden. Het politie-onderzoek is in eerste instantie afgerond op 3 september 2013 (datum overzichtsproces-verbaal Bientu), derhalve ruim twee jaar na de huiszoekingen. Gelet op de, noodzakelijke, omvang van het onderzoek is die termijn alleszins acceptabel te noemen. Op 29 mei 2015 is vervolgens gedagvaard. Die tussenliggende periode is gebruikt voor onderhandelingen over het afzien van strafvervolging. Als die periode lang genoemd moet worden geldt dat geen aanwijzingen bestaan dat eventuele nodeloze vertraging uitsluitend op het conto van het openbaar ministerie geschreven moet worden. Na dagvaarding is de zaak afgewikkeld met een voortvarendheid die normaal is, gegeven het feit dat eerst preliminaire verweren gevoerd zijn, vervolgens een regiezitting nodig was en pas daarna aan de inhoudelijke behandeling kon worden toegekomen. Voor strafkorting bestaat daarom geen reden.
Tot slot. Het Gerecht is niet vergeten dat ook nog vuurwapenbezit bewezen is verklaard. In andere zaken pleegt daarvoor onvoorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd. Toch is in dat feit geen reden gelegen om de gekozen afdoening van deze strafzaak alsnog aan te passen. De zaak van verdachte, in zijn totaliteit beschouwd, is zozeer afwijkend van de gemiddelde gevallen van vuurwapenbezit, ook op het punt van de financiële component in het sanctiepakket, dat met de conform voorgaande overwegingen op te leggen straf ook aan de strafwaardigheid van het vuurwapenbezit voldoende recht gedaan is.