Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:OGEAA:2025:4

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
22-01-2025
29-01-2025
P-2022/01961
Strafrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Aruba Flamingozaak. Passieve ambtelijke omkoping. Misbruik van functie.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

Parketnummer: P-2022/01961

Zaaknummer: 555 van 2023

Uitspraak: 22 januari 2025 tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1960 in Aruba,

wonende in [woonplaats], [adres].

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18, 20, 22, 25 en 29 november 2024, op 2 december 2024 en op 21 januari 2025. De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door haar raadslieden, mrs. D.G. Croes en

A.R. Emerencia, beiden advocaat in Aruba.

De verdachte en haar raadslieden zijn niet op de ter terechtzitting van 21 januari 2025 verschenen.

De officieren van justitie, mrs. W.E.M. van Erp en A. Vroombout, hebben ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van voorarrest.

De raadsvrouw heeft primair bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte, subsidiair dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde en meer subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:

1.

(passieve omkoping met betrekking tot het plaatsen van personen)

dat zij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 augustus 2020 te Aruba, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in haar hoedanigheid van liaison/publieksmedewerker bij het bureau van de minister van ruimtelijke ontwikkeling, infrastructuur en milieu (ROIM), althans als ambtenaar en/of in het vooruitzicht van een aanstelling als ambtenaar/minister van [medeverdachte], welke aanstelling is gevolgd, van [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] een gift of belofte of een dienst, te weten:

  • -

    het zich ter beschikking stellen aan verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte] en/of

  • -

    het bieden van ondersteuning en/of hulp aan verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte] in zijn werkzaamheden als minister om zaken buiten procedures te regelen en/of

  • -

    steunverlening in de zin van campagnevoeren voor en/of stemmen op medeverdachte [medeverdachte] en/of zijn partij bij de verkiezingen

A.

heeft aangenomen, terwijl zij, verdachte en/of haar medeverdachten wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat deze giften en/of deze beloften en/of deze diensten haar/hun werden gedaan en/of verleend en/of aangeboden,

  • -

    teneinde haar, verdachte, en/of medeverdachten te bewegen om, al dan niet in strijd met haar/hun plicht, in haar/hun bediening iets te doen en/of na te laten en/of

  • -

    ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door haar, verdachte, en/of medeverdachten al dan niet in strijd met haar/hun plicht, in haar/hun huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten en/of

B.

voor zichzelf en/of een of meer anderen heeft gevraagd,

  • -

    teneinde haar, verdachte, en/of zijn medeverdachten te bewegen om, al dan niet in strijd met haar/hun plicht, in haar/ hun bediening lets te doen en/of na te laten en/of

  • -

    ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door haar, verdachte, en/of medeverdachten, al dan niet (handelend) in strijd met haar/hun plicht, in haar/hun huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten

te weten

  • -

    het (politiek) invloed uitoefenen ter bevordering van het verkrijgen van een dienstverband bij Dienst Openbare Werken (DOW) en/of Serlimar voor genoemde personen en/of

  • -

    het geven van een voorkeursbehandeling aan genoemde personen bij het verkrijgen van een baan bij de overheid en/of Serlimar en/of

  • -

    het anders dan om zakelijke redenen begunstigen van die personen

2.

(passieve omkoping met betrekking tot [betrokkene 9])

dat zij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 november 2017 tot en met 31 augustus 2020 te Aruba, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in haar hoedanigheid van liaison/publieksmedewerker bij het bureau van de minister van ROIM, althans ambtenaar bij voornoemd bureau van [betrokkene 9], een gift of belofte of een dienst, te weten:

  • -

    een of meerdere enveloppen met contant geld en/of

  • -

    een of meerdere stortingen op de bankrekening van verdachte voor een bedrag van 1000,- AFL en/of

  • -

    een of meerdere betalingen van het schoolgeld van de dochter verdachte en/of

  • -

    een of meerdere betalingen voor boodschappen en/of autokosten en/of

  • -

    een of meerdere geldbedragen en/of aanschaf lootjes en/of aanschaf bingoboekjes en/of aanschaf van maaltijdboxen voor fundraising evenementen en/of

  • -

    althans enig geldbedrag

A.

heeft aangenomen, terwijl zij, verdachte en/of haar medeverdachten wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat deze giften en/of deze beloften en/of deze diensten haar/hun werden gedaan en/of verleend en/of aangeboden,

  • -

    teneinde haar, verdachte, en/of medeverdachten te bewegen om, al dan niet in strijd met haar/hun plicht, in haar/hun bediening iets te doen en/of na te laten en/of

  • -

    ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door haar, verdachte, en/of medeverdachten al dan niet in strijd met haar/hun plicht, in haar/hun huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten en/of

B.

voor zichzelf en/of een of meer anderen heeft gevraagd,

  • -

    teneinde haar, verdachte, en/of zijn medeverdachten te bewegen om, al dan niet in strijd met haar/hun plicht, in haar/ hun bediening iets te doen en/of na te laten en/of

  • -

    ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door haar, verdachte, en/of medeverdachten, al dan niet (handelend) in strijd met haar/hun plicht, in haar/hun huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten

te weten

  • -

    het regelen van afspraken en/of een ingang bij de minister van ROIM en/of de DIP voor de projecten van genoemde [betrokkene 9] en/of de aan hem of aan zijn familie gelieerde bedrijven voor lopende aanvragen en/of verzoeken bij de DIP en/of het persoonlijk opvolgen van aanvragen van genoemde [betrokkene 9] en/of familie van genoemde [betrokkene 9] en/of

  • -

    het laten ontstaan en/of in stand houden en/of onderhouden en/of verbeteren van een zodanige relatie tussen haar, verdachte, en genoemde [betrokkene 9] dat zij, verdachte, tegenover die genoemde [betrokkene 9] niet meer zo neutraal en/of zo vrij en/of onbeïnvloed en/of onafhankelijk en/of objectief was/kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot genoemde [betrokkene 9] als in het geval dat zij, verdachte, die gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) niet had aangenomen en/of gevraagd en/of

  • -

    het geven van een voorkeursbehandeling aan die genoemde [betrokkene 9] en/of

  • -

    het (anders dan om zakelijke redenen) begunstigen van die genoemde [betrokkene 9]

3.

(misbruik functie):

dat zij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 november 2017 tot en met 31 augustus 2020 te Aruba tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in haar hoedanigheid van consulent/liaison/publieksmedewerker bij het bureau van de minister van ROIM, opzettelijk met misbruik van haar functie en/of positie iets heeft gedaan en/of nagelaten te doen teneinde enig voordeel voor haar en/of een ander te verkrijgen, namelijk hebben verdachte en/of haar medeverdachten:

  • -

    buiten de bestaande procedures en/of met omzeiling van de bestaande procedures van DRH en/of door aanwijzingen te geven aan de directeur van Serlimar (politieke) invloed uitgeoefend ter bevordering van het aanstellen en/of benoemen van een of meerdere personen te weten, [betrokkene 5] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] bij Serlimar en/of

  • -

    buiten de bestaande procedures en/of met omzeiling van de bestaande procedures van DRH en/of door aanwijzingen te geven aan de directeur van de directie openbare werken (DOW) (politieke) invloed uitgeoefend ter bevordering van het aanstellen en/of benoemen van [betrokkene 1] bij DOW en/of

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

Standpunt verdediging

Door de verdediging is op diverse momenten tijdens het strafproces betoogd dat er door de politie en het Openbaar Ministerie onherstelbare inbreuken zijn gemaakt op het recht op een eerlijk proces. Er is -kort gezegd- aangevoerd dat het onderzoek in deze zaak politiek gemotiveerd is en dat ontlastend bewijsmateriaal niet is meegenomen in het onderzoek, waardoor er ten nadele van verdachte sprake is van bevoordeling van het onderzoek. Daarnaast wordt het Openbaar Ministerie verweten dat te lang gewacht is met een vervolgingsbeslissing.

Standpunt officieren van justitie

Het Openbaar Ministerie stelt -kortgezegd- dat aan een aantal verweren de feitelijke grondslag ontbreekt en dat voorts een aantal door de verdediging gestelde gebreken nimmer tot de niet ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie kunnen leiden.

Beoordeling

Het Gerecht stelt voorop dat slechts in uitzonderlijke gevallen sprake kan zijn van niet ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met de beginselen van een behoorlijke procesorde.

Het Gerecht komt tot de volgende bevindingen.

Niet is gebleken dat willens en wetens door de politie of het Openbaar Ministerie onderzoek achterwege is gebleven waardoor ontlastend materiaal aan de verdediging is onthouden. Het Gerecht merkt daarbij op dat de verdediging gedurende het strafproces in de gelegenheid is gesteld de nodige stukken aan het dossier toe te voegen en dat nagenoeg alle door de verdediging opgegeven getuigen door de rechter-commissaris zijn gehoord.

De stelling van de verdediging dat er sprake zou zijn van een politieke inmenging door het Openbaar Ministerie mist een feitelijke grondslag en behoeft verder geen bespreking.

Het Gerecht merkt op dat het Openbaar Ministerie ter terechtzitting tekst en uitleg heeft gegeven over het procesverloop en het moment van de vervolgingsbeslissing. Het Gerecht ziet bij de huidige stand van de jurisprudentie derhalve niet hoe dit tijdsverloop het vervolgingsrecht van het Openbaar Ministerie kan raken. Hooguit kan dit een omstandigheid zijn waarmee het Gerecht in het kader van de straftoemeting rekening moet houden.

Het Gerecht komt tot de slotsom dat geen sprake is van onherstelbare vormverzuimen dan wel handelen in strijd met de beginselen van een goede procesorde waardoor het Openbaar Ministerie zijn vervolgingsrecht recht heeft verspeeld.

Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk en de verweren van de verdediging worden verworpen.

VRIJSPRAAK FEITEN 1, 2 EN 3

Inleiding

De Landsrecherche heeft van het Bureau Criminele Inlichtingen (BCI) meerdere processen-verbaal ontvangen waaruit volgt dat medeverdachte [medeverdachte] zich als minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu (hierna: ROIM) samen met anderen bezig houdt met het plegen van strafbare feiten.

Medeverdachte [medeverdachte] was vanaf 17 oktober 2017 tot 12 december 2019 in het kabinet [kabinet] I minister van ROIM. Op 24 juli 2020 werd door minister [betrokkene 10 -als zittende minister- aangifte 1 gedaan tegen de toenmalige minister [medeverdachte] van het plegen van ambtsmisdrijven begaan tijdens zijn ambtsperiode van 2017 tot en met 2019.

Naar aanleiding hiervan is een strafrechtelijk onderzoek gestart onder de naam ‘Flamingo’. Deelonderzoek [verdachte], welk onderzoek gericht is op passieve ambtelijke omkoping, maakt daar onderdeel van uit.

In zaaksdossier [verdachte] is de verdenking dat medeverdachte [medeverdachte] gedurende zijn ambtsperiode als minister ROIM, onder andere [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6], [betrokkene 7] en [betrokkene 8] strategisch heeft geplaatst op werkplekken bij de overheid, DIP, DOW en/of Serlimar, waar zij hem als minister behulpzaam konden zijn en in ruil voor hun politieke steun/stemmen aan hem als minister of zijn partij. Daarbij werden normale processen versneld of geheel omzeild. Het vermoeden is dat medeverdachte [medeverdachte] dit samen heeft gedaan met verdachte [verdachte] vanuit haar werk als politiek secretaresse/consulent/liaison officer en/of dat zij daarbij behulpzaam is geweest. Verdachte [verdachte] was toen de naaste medewerker en vertrouwenspersoon van medeverdachte [medeverdachte] als minister en zou een actieve rol hebben gehad bij het schrijven van sollicitatiebrieven namens genoemde personen en het doen van follow-ups. Bij verdachte [verdachte] is ook een logboek aangetroffen met excel-lijsten en de registratie van contacten/personen die zij in haar werk voor medeverdachte [medeverdachte] als minister had, waarbij een onderscheid zou zijn gemaakt tussen wel of geen aanhangers van de politieke partij POR.

Verdachte [verdachte] wordt daarnaast ook beschuldigd van passieve omkoping met betrekking tot [betrokkene 9]. Verdachte [verdachte] zou als ambtenaar van bureau ROIM diverse giften van [betrokkene 9] aan hebben genomen in ruil voor hulp aan [betrokkene 9] lopende projecten of zijn familie gelieerde bedrijven.

Standpunt officieren van justitie

Aangevoerd is dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde passieve omkoping met betrekking tot het plaatsen van personen (feit 1) en met betrekking tot [betrokkene 9] (feit 2) en dat zij daarbij misbruik heeft gemaakt van haar functie als ambtenaar (feit 3).

Uit het dossier zou volgen dat verdachte [verdachte] een spin in het web was met betrekking tot de plaatsingen van personen en dat zij als vertrouweling van de minister op een positie zat waarin zij de touwtjes in handen had en de regie voerde. Daarnaast heeft verdachte [verdachte] zich laten omkopen door [betrokkene 9] door geld van hem aan te nemen in ruil voor een dienst.

Standpunt verdediging

De raadslieden hebben aangevoerd dat verdachte [verdachte] primair integraal dient te worden vrijgesproken. Op basis van de stukken in het dossier kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De intenties van verdachte [verdachte] waren zuiver en haar handelingen pasten binnen haar functie. Daarnaast is niet van een causaal verband gebleken tussen het werk van verdachte [verdachte] en de verweten strafbare gedragingen.

Subsidiair wordt een strafmaatverweer gevoerd in verband met een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn hetgeen een ernstige schending van de rechten van de mens met zich meebrengt.

Beoordeling

Het Gerecht zal hierna de beoordelingskaders en haar bevindingen per feit uiteenzetten.

Ambtenaar

Een ‘ambtenaar’ in de zin van artikel 1:205 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), is diegene die onder toezicht en verantwoording van een overheidsinstelling is aangesteld en die alvorens zijn betrekking te te aanvaarden, de eed of belofte heeft afgelegd.

Het Gerecht dient te beoordelen of verdachte [verdachte] opzettelijk misbruik heeft gemaakt van haar functie en/of positie als ‘ambtenaar’.

Passieve ambtelijke omkoping (artikel 2:350/2:351Sr)

Bij ‘omkoping’ is sprake van een transactie of ruilrelatie tussen de (actieve) omkoper en de ambtenaar, waarbij beide partijen strafbaar zijn. In artikel 2:350/2:351 Sr is strafbaar gesteld het aannemen of vragen van een gift, belofte of dienst (hierna: de gift). Het gaat daarbij om de gedraging van de ambtenaar die zich laat omkopen. Er is niet pas sprake van strafbaarheid op grond van artikel 2:350/2:351 Sr, als na het aannemen van giften door de ambtenaar het met die giften beoogde handelen of nalaten ook daadwerkelijk is gevolgd. Voldoende is dat de ambtenaar op het moment dat hij de gift aanneemt, weet (of redelijkerwijs moet vermoeden) dat die gift hem is gedaan om hem te bewegen in de toekomst iets te doen of na te laten of omdat hij in het verleden iets heeft gedaan of nagelaten.

Het eerste lid van dit artikel bevat vier verschillende vormen van passieve omkoping. In de eerste plaats wordt gekeken naar de gedraging van de ambtenaar: heeft hij de gift al daadwerkelijk aangenomen, of heeft hij er alleen om gevraagd? Daarnaast maakt dit artikel onderscheid op grond van het tijdstip waarop omgekocht wordt: neemt de ambtenaar de gift aan ‘vooraf’, dat wil zeggen voor een ambtshandeling nog niet is verricht, of ‘achteraf’, dat wil zeggen voor een prestatie die al wel is verricht?

Het tweede lid maakt duidelijk dat wie zich laat omkopen in het voorzicht van een aanstelling als ambtenaar, ook onder de werking van dit artikel valt. Het begrip ‘in het vooruitzicht van’ duidt op omstandigheden die er op wijzen dat deze persoon daadwerkelijk zal worden aangesteld als ambtenaar. Voorts is hier sprake van een bijkomende voorwaarde voor strafbaarheid: de aanstelling als ambtenaar moet daadwerkelijk zijn gevolgd. De strafbaarheid onstaat dus niet reeds op het moment dat de gift wordt aangenomen, maar pas op het moment dat de betrokkene daadwerkelijk wordt aangesteld in de functie waarin de gewenste prestatie moet worden verricht.

De vraag die het Gerecht dient te beantwoorden is of aan voornoemde vereisten voor passieve ambtelijke omkoping is voldaan of dat er sprake van contra-indicaties kunnen zijn.

Misbruik van functie (artikel 2:354Sr)

Strafbaar is gesteld de ambtenaar die opzettelijk met misbruik van zijn functie of positie iets doet of nalaat iets te doen ten einde enige voordeel voor hem of een ander te verkrijgen. Ambtenaren dienen zich volgens de ambtseed of belofte zoals bepaald in artikel II.8 van de Staatsregeling van Aruba te gedragen en dienen onkreukbaar, integer en betrouwbaar te zijn. De beëdiging heeft ook betrekking op het verbod om giften of toezeggingen van anderen aan te nemen, anders dan het salaris. Van ‘misbruik’ is sprake wanneer opdracht of een verzoek is gegeven tot de strafbare gedraging en als degene tot wie het gericht wordt niet kan weigeren.

Het Gerecht dient te beoordelen of de verdachten in staat waren een tegenprestatie (voorkeursbehandeling) te geven aan de in de tenlastelegging vermelde personen.

Het Gerecht gaat nu over tot de bespreking en beoordeling van deelonderzoek [verdachte].

Allereerst is voor een bewezenverklaring vereist dat een ambtenaar in zijn bediening wordt omgekocht. Verdachte [verdachte] was gedurende de ten laste gelegde periode 1 november 2017 tot en met 31 augustus 2020 in de functie van consulent/liaison/publieksmedewerker werkzaam bij het bureau van de minister van ROIM in dienst. Het Gerecht komt, gelet op voorgaande, tot de conclusie dat verdachte [verdachte] ‘ambtenaar’ was in de zin van artikel 1:205 Sr.

Feit 1 (passieve omkoping met betrekking tot het plaatsen van personen)

Vervolgens is de vraag aan de orde of er sprake is van het aannemen of vragen van giften, beloften of diensten (hierna samengevat als: giften) van een ander door de ambtenaar. Van het aannemen van giften is sprake als het betreffende voordeel feitelijk in de macht van de ambtenaar is geraakt. Van aannemen van een belofte is sprake als het aanbod wordt geaccepteerd. Er moet worden vastgesteld dat iets van waarde is overgedragen aan de ambtenaar. Voor een bewezenverklaring van omkoping is echter meer nodig. Het moet komen vast te staan dat verdachte de giften heeft aangenomen, terwijl zij wist of redelijkerwijs vermoedde dat degenen die omkochten dit deden met het oog op een voorkeursbehandeling. Daarna dient te worden onderzocht in hoeverre en verband bestaat tussen de gift en de door de ambtenaar gegeven tegenprestatie.

Het Gerecht merkt reeds nu op dat bij de beoordeling van dit feit geen financiele transacties te bespeuren zijn en dat het Openbaar Ministerie er kennelijk van heeft afgezien de actieve omkopers te vervolgen.

Het Gerecht zal hierna de vraag beantwoorden of verdachte [verdachte] als ambtenaar ‘giften’ van de volgende in de tenlastelegging vermelde personen heeft aangenomen:

[Betrokkene 1]

[Betrokkene 1] was campagnedeelnemer voor de politiekpartij POR bij de verkiezingen van 2017. Verdachte [verdachte] wordt verweten dat zij ten gunste van [betrokkene 1] invloed heeft uitgeoefend om hem aan een baan bij DOW te helpen. In het logboek van verdachte [verdachte] is bij de naam van [betrokkene 1] opgenomen:

“Blijft partij POR en [medeverdachte] steunen” en “[medeverdachte] heeft tegen [betrokkene 1] gezegd dat zodra hij 18 jaar oud wordt, zal hij van hem een baan krijgen bij het DOW (…)”

Uit het dossier volgt ook dat verdachte [verdachte] en minister [medeverdachte] zich inspanden voor een baan voor [betrokkene 1] en dat zij “iedereen” zouden helpen, aldus het verwijt.

Uit het dossier volgt echter ook dat [betrokkene 1] zelf gesolliciteerd heeft op een vacature bij de DOW, dat hij hulp heeft gekregen van verdachte [verdachte] bij het opstellen van zijn curriculum vitae en dat hij bij de DOW is aangenomen. Daarnaast is gebleken dat verdachte [verdachte] [betrokkene 1] al vanaf jongsaf kende en hem al jaren behulpzaam is geweest gelet op zijn zorgelijke thuissituatie. Niet is gebleken dat [betrokkene 1] giften heeft gedaan aan verdachte [verdachte] of minister [medeverdachte] of concrete handelingen heeft verricht in ruil voor een tegenprestatie. De woorden van [betrokkene 1] dat hij “de partij POR en [medeverdachte] blijft steunen” moeten in een politieke context worden gezien van [betrokkene 1] als campagnevoerder/aanhanger van POR en minister [medeverdachte] en niet als gift of belofte.

Het Gerecht is, gelet op voormelde, van oordeel dat geen sprake is geweest van het doen van giften of beloften zoals bedoeld in het wettelijk kader van de passieve omkoping.

[Betrokkene 2]

Verdachte [verdachte] wordt verweten dat zij [betrokkene 2] zou hebben geholpen bij het verkrijgen van een baan bij Serlimar in ruil voor zijn politieke steun aan minister [medeverdachte] en de partij POR.

Het Gerecht is van oordeel dat uit het dossier volgt dat [betrokkene 2] uit eigen beweging gesolliciteerd heeft voor een baan bij Serlimar. Uit niets blijkt dat er sprake is geweest van giften of een belofte van [betrokkene 2] aan minister [medeverdachte] en verdachte [verdachte] om daarbij te helpen. Het enkele feit dat [betrokkene 2] heeft gezegd dat hij de ‘minister’ zal blijven steunen is te vaag en heeft te weinig om handen om te kunnen spreken van ‘giften of belofte’ in de zin van de wet.

[Betrokkene 3]

Het verwijt is dat verdachte [verdachte] betrokken zou zijn bij de aanstelling van [betrokkene 3] bij Serlimar.

Uit het dossier en de verklaring van [betrokkene 3] volgt dat hij, [betrokkene 3], zowel een sollicitatiebrief naar Serlimar als naar minister [medeverdachte] had gestuurd, omdat hij zijn baan kwijt was geraakt. De gehele sollicitatieprocedure van [betrokkene 3] is via Serlimar verlopen. Verder is niet gebleken dat [betrokkene 3] daar enige vorm van belofte of giften aan verdachte [verdachte] of minister [medeverdachte] of partij POR tegenover heeft gesteld of gedaan. Niet kan worden gesteld of is gebleken dat er sprake is geweest van passieve ambtelijke omkoping.

[Betrokkene 4]

Het Gerecht is -met de officier van justitie en de verdediging- van oordeel dat niet bewezen kan worden dat ten aanzien van [betrokkene 4] sprake is geweest van passieve omkoping zoals bij verdachte [verdachte] ten laste is gelegd.

[Betrokkene 5]

[Betrokkene 5] staat als campagnevoerder in het logboek van verdachte [verdachte] vermeld en zou met hulp van verdachte [verdachte] en minister [medeverdachte] een baan bij Serlimar hebben gekregen.

Het Gerecht is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde op de terechtzitting onvoldoende is gebleken dat [betrokkene 5] als tegenprestatie voor het verkrijgen van een baan bij Serlimar minister [medeverdachte] of de politieke partij POR heeft gesteund. Het enkele feit dat [betrokkene 5] in de lijst van verdachte [verdachte] stond vermeld als campagnevoerder van en daadwerkelijk campagne heeft gevoerd voor de partij POR is daarvoor onvoldoende. Dus ook hier geen sprake van ambtelijke omkoping.

[Betrokkene 6]

In de lijst van verdachte [verdachte] staat [betrokkene 6] vermeld als campagnevoerder die met behulp van minister [medeverdachte] geholpen is aan een baan bij Serlimar.

Het enkele feit dat [betrokkene 6] als campagnevoerder in de lijst van verdachte [verdachte] is opgenomen is onvoldoende om stellen dat [betrokkene 6] een prestatie heeft geleverd of minister [medeverdachte] heeft gesteund voor het verkrijgen van een baan bij Serlimar, zoals door het Openbaar Ministerie is aangevoerd. Er is dan ook geen sprake van giften of een belofte zoals bedoeld in artikel 2:350/351 Sr.

[Betrokkene 7]

Ook [betrokkene 7] wordt in de lijst van verdachte [verdachte] genoemd als een van de campagneleiders die met behulp van minister [medeverdachte] zou zijn geholpen aan een baan bij Serlimar. Het Openbaar Ministerie heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat ook het doorsturen van de sollicitatiebrief van [medeverdachte] naar Serlimar door minister [medeverdachte], moet worden gezien als onderdeel van passieve omkoping.

Het Gerecht volgt dit standpunt niet. Het enkele feit dat minister [medeverdachte] een sollicitatiebrief heeft doorgestuurd van een campagnevoerder, maakt niet dat er sprake is geweest van een tegenprestatie die verband houdt met het doen van een gift of een belofte. Het gegeven dat hij campagnevoerder voor de minister is geweest kan niet als gift of belofte in de zin van passieve omkoping worden gezien.

[Betrokkene 8]

[Betrokkene 8] stond eveneens op de lijst van verdachte [verdachte] en werd aangemerkt als gelieerde en zou volgens het Openbaar Ministerie door verdachte [verdachte] en minister [medeverdachte] geholpen zijn aan een baan bij Serlimar.

Het Gerecht is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde op de terechtzitting onvoldoende is gebleken dat [betrokkene 8] een prestatie voor het verkrijgen van een baan bij Serlimar aan minister [medeverdachte] of verdachte [verdachte] heeft geleverd. Het enkele feit dat verdachte [verdachte] en minister [medeverdachte] een follow-up hebben gedaan naar aanleiding van de sollicitatie van [betrokkene 8] is daarvoor onvoldoende en kan niet worden gekwalificeerd als passieve ambtelijke omkoping.

Conclusie

Het Gerecht is, gelet op voormelde, van oordeel dat niet bewezen kan worden dat ten aanzien van bovengenoemde ten laste gelegde personen aan de wettelijke vereisten voor passieve ambtelijke omkoping is voldaan, zoals strafbaar gesteld in artikel 2:350/2:351 Sr. Voor zover hier mogelijk sprake zou kunnen zijn van een ‘gift’ of belofte dan moet dit gezien worden in een politieke setting van campagnevoeren. Niet is gebleken dat het campagnevoeren gedaan is om een voorkeursbehandeling te krijgen of een speciale relatie te creëren voor een latere tegenprestatie.

Ook is onvoldoende gebleken dat verdachte [verdachte], zoals het Openbaar Ministerie stelt, “buiten haar boekje is gegaan” bij het plaatsen van bovengenoemde personen met misbruik van haar (politieke) positie. De passieve ambtelijke omkoping kan dan ook niet bewezen worden verklaard en verdachte [verdachte] zal daarom van het onder 1 tenlastegelegde worden vrijgesproken.

Feit 2 (passieve omkoping met betrekking tot [betrokkene 9])

Verdachte [verdachte] wordt in dit feit beschuldigd van passieve omkoping met betrekking tot [betrokkene 9] (hierna: [betrokkene 9]). Verdachte [verdachte] zou als ambtenaar van bureau ROIM geldbedragen en betalingen van [betrokkene 9] hebben aangenomen in ruil voor hulp aan [betrokkene 9] zijn lopende projecten of aan zijn familie gelieerde bedrijven.

Het Gerecht dient hier eerst de vraag te beantwoorden of in deze casus sprake is geweest van een ‘gift’. Deze vraag wordt door het Gerecht bevestigend beantwoord.

Nu het Gerecht heeft vastgesteld dat er sprake is geweest van een ‘gift’ ziet het Gerecht zich voor de vraag gesteld wat de relatie is tussen verdachte [verdachte] en [betrokkene 9] en de vraag waarom de ‘gift’ is gedaan.

Uit de verklaringen van verdachte [verdachte] en [betrokkene 9] blijkt van een voorgeschiedenis die los staat van de tenlastegelegde feiten. Zij kennen elkaar al jaren, zijn bevriend en komen regelmatig bij elkaar over de vloer. Ook blijkt uit de verklaringen dat [betrokkene 9] verdachte [verdachte] als alleenstaande moeder al jaren (financiële) ondersteuning biedt ten behoeve van schoolgeld en boodschappen. Zowel verdachte [verdachte] als [betrokkene 9] hebben verklaard dat de betreffende geldbedragen en betalingen door [betrokkene 9] slechts op persoonlijke vlak zijn gedaan en los gezien moeten worden van het feit dat verdachte [verdachte] een ambtenaar is of dat er spake is geweest van een politieke agenda.

Het Gerecht acht voornoemde verklaringen van verdachte [verdachte] en [betrokkene 9] aannemelijk en is gelet op hun langdurige vriendschappelijke relatie van oordeel dat de ‘gift’ die verdachte [verdachte] van [betrokkene 9] heeft ontvangen geen ‘gift’ is waar een tegenprestatie als ambtenaar tegenover heeft gestaan. Het tegendeel is ook niet uit het dossier of tijdens de behandeling op de terechtzitting gebleken.

Conclusie

Het Gerecht is van oordeel dat niet bewezen kan worden dat ten aanzien van [betrokkene 9] aan de wettelijke vereisten voor passieve ambtelijke omkoping is gedaan zoals strafbaar gesteld in artikel 2:350/2:351 Sr.

Verdachte [verdachte] zal daarom eveneens van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.

Feit 3 (misbruik van functie)

Artikel 2:354 Sr stelt strafbaar ‘de ambtenaar die opzettelijk met misbruik van zijn functie of positie iets doet of nalaat iets te doen ten einde enig voordeel voor hem of een ander te verkrijgen’.

Het Gerecht is van oordeel dat nu verdachte van de passieve omkoping, zoals onder 1 en 2 ten laste is gelegd, wordt vrijgesproken en niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte daadwerkelijk haar functie heeft misbruikt, dat op gelijke gronden en in samenhang bezien ook vrijspraak voor feit 3 dient te volgen.

BESLISSING

Het Gerecht:

verklaart het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de strafvervolging van de verdachte;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste is gelegd en spreekt haar daarvan vrij.

Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. T.E. van der Spoel, bijgestaan door

J. Spanner, (zittingsgriffier), en op 22 januari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.

uitspraakgriffier:

1 Aangifte [betrokkene 10] (p.4273 ev); pv gesprekken (p.4300ev; gesprekken mbt Serlimar (p.7027) en ontvangst stukken (p.4305)

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.