- het verzoekschrift, met producties ingediend op 5 oktober 2016;
- producties, ingediend op 19 oktober 2016 aan de zijde van [eiser];
- producties, ingediend op 19 oktober 2016 aan de zijde van RIU;
- de pleitnota’s van beide gemachtigden.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.
2 DE VASTSTAANDE FEITEN
2.1 [
eiser] is op 12 augustus 2007 bij RIU in dienst getreden en sinds september 2014 aangesteld in de functie van ‘mini bar supervisor’.
2.2
In deze hoedanigheid was [eiser] verantwoordelijk voor het toezien op naleving van de regels met betrekking tot het bevoorraden van de mini bars.
2.3
Op 15 juli 2016 is [eiser] op staande voet ontslagen omdat hij weigert om de ’post controle sheets normativas del mini bar’ te ondertekenen.
3 DE VORDERING EN HET VERWEER
3.1 [
eiser] vordert - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - RIU te veroordelen hem te werk te stellen in zijn eigen functie, conform zijn gebruikelijke rooster en tegen zijn gebruikelijke salaris, op straffe van een dwangsom van Afl. 500,00 per dag dat gedaagde in gebreke mocht blijven aan dit vonnis te voldoen, vermeerderd met de wettelijke verhoging en rente en met veroordeling van RIU in de kosten van het geding.
3.2
Aan deze vordering legt [eiser] het volgende ten grondslag. Het ontslag op staande voet ontbeert een dringende reden. [eiser] weigert de formulieren te ondertekenen, omdat hij niet kan in staan voor de juistheid hiervan. [eiser] diende te ondertekenen voor het aanwezig zijn van volle flesjes alcoholische drank, terwijl hem en zijn medewerkers was opgedragen om de flesjes aan te vullen om kosten te besparen. [eiser] is niet bereid hiervoor de verantwoordelijkheid te dragen.
3.3
RIU voert verweer dat zo nodig bij de beoordeling aan de orde komt.
4 DE BEOORDELING
4.1
Het gerecht acht het spoedeisende belang, mede gelet op de aard van de vordering, aannemelijk.
4.2
Bij de beoordeling van de vorderingen van [eiser] komt het aan op de vraag of de door RIU aangevoerde ontslagredenen voorshands te beschouwen zijn als een dringende reden in de zin van artikel 7A:1615o BWA. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.3
Vast staat dat een werknemer een redelijke dienstopdracht niet mag weigeren.
In casu gaat het om de vraag [eiser] in redelijkheid kon weigeren om de formulieren (‘normativas del mini bar’) te ondertekenen, waardoor hij elke keer weer bevestigt dat de flesjes met alcoholische drank vol in de mini bar zijn geplaatst, terwijl hij weet dat de door de vorige hotelgast(en) gebruikte flesjes, door de ‘mini bar vuller’ zijn aangevuld met drank uit een grote fles.
4.4
Met [eiser] is het gerecht van oordeel dat van een werknemer in redelijkheid niet gevergd kan worden om verantwoordelijkheid te dragen voor een besluit van hoger hand, waardoor de hotelgasten op het verkeerde been worden gezet. Immers, elke hotelgast kan en mag redelijkerwijs verwachten dat de in de minibar aanwezige flesjes alcoholische drank nieuw en niet aangevuld zijn. Indien [eiser] het formulier zou tekenen, stond hij er voor in dat volle flesjes in de minibar zouden zijn geplaatst. Zijn verklaring zou derhalve in strijd met de waarheid zijn. Ter zitting verklaarde [eiser] dat hij weigert te tekenen voor iets dat niet klopt.
4.5
Met [eiser] is het gerecht van oordeel dat van een werknemer in redelijkheid niet gevergd kan worden dat hij in opdracht van de werkgever in strijd met de waarheid verklaart. Dit is géén redelijke dienstopdracht, zodat het ontslag op staande voet naar het voorlopige oordeel van het gerecht geen stand zal houden. In het licht hiervan kunnen de overige door RIU aangehaalde waarschuwingen aan het adres van [eiser] verder onbesproken blijven.
4.6
De vorderingen van [eiser] zijn toewijsbaar, met dien verstande dat aan de te verbeuren dwangsommen een maximum verbonden zal worden van Afl. 100.000,00.
4.7
RIU wordt nu zij in het ongelijk is gesteld in de kosten van het geding veroordeeld.
5 DE BESLISSING
De rechter in dit gerecht,
5.1
veroordeelt RIU om [eiser] te werk te stellen in zijn eigen functie, tegen zijn gebruikelijke salaris en op de gebruikelijke tijden, zulks op straffe van een dwangsom van Afl. 500,00 per dag, indien RIU na betekening van dit vonnis, weigert aan de veroordelingen te voldoen, zulks met een maximum van Afl. 100.000,00;
5.2
veroordeelt RIU te betalen aan [eiser] zijn gebruikelijke loon vanaf 15 juli 2016, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente vanaf 15 juli 2016 tot de dag dat aan het dienstverband rechtsgeldig een einde is gekomen;
5.3
veroordeelt RIU in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op Afl. 450,00 griffierrecht, Afl. 213,79 explootkosten en Afl. 1.000,00 voor salaris gemachtigde;
5.4
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 november 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: