Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:HR:2025:331

Hoge Raad
18-03-2025
18-03-2025
22/02114
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2024:1183
In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2022:2078
Strafrecht
Cassatie

Economische zaak. Opzettelijk begane overtreding van Wet vervoer gevaarlijke stoffen, begaan door rechtspersoon door als professionele vervoerder van gevaarlijke stoffen niet met inachtneming van alle veiligheidsvoorschriften te handelen, art. 47 Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Vrijspraak in eerste aanleg. Bewijsklachten. Kon hof oordelen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van meldplicht van art. 47 Wvgs, omdat sprake is van ongeval dat van dien aard was dat het tot gevaar van openbare veiligheid of tot schade kon leiden, en dat uitsluitend inspecteur van ILT kan beoordelen of tank waarvan chauffeur en berger hebben vastgesteld dat deze onbeschadigd is, verplaatst en geborgen mag worden? HR: Om redenen vermeld in CAG leidt middel niet tot cassatie. CAG: Art. 47.1 Wvgs roept meldplicht in het leven voor degene die handeling a.b.i. art. 2.1 Wvgs verricht indien zich daarbij ongevallen voordoen, waardoor gevaar voor openbare veiligheid kan ontstaan. Of dergelijke handeling kan leiden tot schade aan openbare veiligheid lijkt voor het doen ontstaan van meldplicht, bij strikt tekstuele benadering, niet van belang. In het licht van wetsgeschiedenis bij art. 47 Wvgs (i.h.b. doelstelling die aan Wvgs ten grondslag ligt) levert ongeval dat schade kan berokkenen aan openbare veiligheid ook gevaar aan die veiligheid op. Hof heeft in zijn overwegingen tot uitdrukking gebracht dat, gezien aard van ongeval, visuele inspectie van enkel tank niet kon uitsluiten dat mogelijkerwijs elders schade aan de in tll. genoemde transporteenheid was of kon ontstaan, waardoor lekkage kon optreden en er daardoor gevaar voor openbare veiligheid kon ontstaan. Hof heeft in zijn overwegingen voorts tot uitdrukking gebracht dat niet direct zichtbare schade kon zijn ontstaan waarmee bij het bergen van transporteenheid rekening moest worden gehouden. Klacht, die er vanuit gaat dat in ’s hofs oordeel kennelijk besloten ligt “dat uitsluitend inspecteur van ILT kan beoordelen of tank waarvan chauffeur en berger hadden vastgesteld dat deze onbeschadigd is, verplaatst en geborgen mag worden”, berust op verkeerde lezing van ’s hofs arrest en mist daardoor feitelijke grondslag.

Volgt verwerping. Samenhang met 22/02073 E.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 22/02114 E

Datum 18 maart 2025

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, economische kamer, van 31 mei 2022, nummer 23-002932-21, in de strafzaak

tegen

[verdachte] B.V. ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft H.H. van Steijn, advocaat in Berlicum, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.

De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2 Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1

Het cassatiemiddel komt met verschillende deelklachten op tegen de bewezenverklaring.

2.2

Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 5 tot en met 7.27.

3 Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4 Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde geldboete van € 3.500.

5 Beslissing

De Hoge Raad:

- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete;

- vermindert de geldboete in die zin dat deze € 3.150 bedraagt;

- verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 maart 2025.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.