Tussenbeschikking HR. Beklag o.g.v. art. 5.1.11 jo 552a Sv, beslag ex art. 94 Sv op diverse goederen onder vennootschap (fabrikant van chemische producten), waar klager werkzaam is, en haar eigenaar n.a.v. rechtshulpverzoeken van Amerikaanse autoriteiten. Ontvankelijkheid cassatieberoep, gebrekkige volmacht. Voldoet volmacht van advocaat aan griffiemedewerker aan eisen van art. 450.1 jo. 450.3 Sv, nu in e-mailbericht van advocaat aan griffie Rb de verklaring dat advocaat bepaaldelijk is gevolmachtigd tot instellen van cassatieberoep en haar handtekening ontbreken? Schriftelijke volmacht van advocaat aan griffiemedewerker om beroep in cassatie in te stellen moet verklaring bevatten van advocaat dat hij door verdachte of klager bepaaldelijk is gevolmachtigd tot instellen van dat beroep (vgl. HR:2009:BJ7810 en HR:2010:BK2971). E-mailbericht kan als schriftelijke volmacht a.b.i. art. 450.3 Sv tot instellen van beroep in cassatie worden aangemerkt als in e-mailbericht zelf volmacht is opgenomen die beantwoordt aan de hiervoor genoemde eis en die volmacht is voorzien van ondertekening door advocaat (vgl. HR:2022:909 en HR:2022:1568). Aan hiervoor genoemde voorwaarden is in deze zaak niet voldaan, nu e-mail van advocaat van klager niet (zelf of in bijlage) verklaring van advocaat bevat dat zij bepaaldelijk is gevolmachtigd tot instellen van beroep in cassatie en die e-mail ook niet door advocaat is ondertekend. Uit omstandigheid dat namens klager een cassatieschriftuur is ingediend door onder anderen dezelfde advocaat die e-mail aan griffie Rb heeft verzonden, moet worden afgeleid dat aan deze op 2 punten onvolkomen volmacht bij instellen van beroep in cassatie de wens van klager ten grondslag heeft gelegen om (op rechtsgeldige wijze) beroep in cassatie te doen instellen. Daarom leidt die onvolkomen volmacht niet tot niet-ontvankelijkverklaring in dit beroep (vgl. HR:2013:BZ3924, HR:2023:1212 en HR:2023:1463).
HR verwijst zaak naar rolzitting. Samenhang met 23/02495 Br, 23/02496 Br, 23/02521 Br, 23/02531 Br en 23/02532 Br. CAG: anders.
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 mei 2023, nummer RK 23/005937, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 5.1.11 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
hierna: de klager.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze hebben A.G. van der Plas, advocaat te Amsterdam, en M.W. Stoet, advocaat te ’s–Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de klager niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.
De raadslieden van de klager hebben daarop schriftelijk gereageerd.
2 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1
Voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep is het volgende van belang:
(i) tegen de beschikking van de rechtbank van 30 mei 2023 is volgens de cassatieakte op 28 juni 2023 cassatieberoep ingesteld door de in de akte genoemde administratief ambtenaar van de rechtbank, die daartoe gemachtigd was “blijkens de aan deze akte gehechte brief welke dient te worden beschouwd als een bijzondere volmacht”;
(ii) de onder (i) bedoelde brief is een e-mailbericht van de advocaat van de klager aan de griffie van de rechtbank. Dat e-mailbericht houdt in:
Hierbij verzoek ik u en machtig ik u namens mijn cliënt [klager] om tegen bijgaande beslissing van 30 mei jl. van de rechtbank Oost-Brabant met raadkamernummers 23/005937 cassatieberoep in te stellen. Graag ontvang ik na het opmaken van de betreffende akte daarvan kopie.
Met dank voor de te nemen moeite,
Hoogachtend,
Adèle van der Plas
BAKKER SCHUT & VAN DER PLAS ADVOCATENKANTOOR”
2.2
Artikel 450 leden 1 en 3 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) luidt als volgt:
“1. Het aanwenden van de rechtsmiddelen, bedoeld in artikel 449, kan ook geschieden door tussenkomst van:
a. een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd;
b. een vertegenwoordiger die daartoe persoonlijk, door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd.
(…)
3. Aan een schriftelijke bijzondere volmacht, verleend aan een medewerker ter griffie, tot het voor de verdachte aanwenden van het rechtsmiddel wordt slechts gevolg gegeven indien de verdachte daarbij instemt met het door deze medewerker ter griffie van het gerecht waar het rechtsmiddel wordt ingesteld voor de verdachte aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping. De verdachte geeft een adres op voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding.”
2.3.1
Een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om beroep in cassatie in te stellen moet de verklaring bevatten van de advocaat dat hij door de verdachte of, zoals in een geval als dit, de klager bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van dat beroep (vgl. HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810 en HR 2 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2971).
2.3.2
Een e-mailbericht kan als een schriftelijke volmacht als bedoeld in artikel 450 lid 3 Sv tot het instellen van beroep in cassatie worden aangemerkt als in het e-mailbericht zelf een volmacht is opgenomen die beantwoordt aan de onder 2.3.1 genoemde eis en die volmacht is voorzien van een ondertekening door de advocaat (vgl. HR 21 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:909 en HR 1 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1568).
2.4
Aan zowel de onder 2.3.1 als de onder 2.3.2 genoemde voorwaarde is in deze zaak niet voldaan nu de onder 2.1 weergegeven e-mail van de advocaat van de klager niet (zelf of in een bijlage) de verklaring van de advocaat bevat dat zij bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van het beroep in cassatie, en die e-mail ook niet door de advocaat is ondertekend.
2.5
Uit de omstandigheid dat namens de klager een cassatieschriftuur is ingediend door onder anderen dezelfde advocaat die de onder 2.1 weergegeven e-mail aan de griffie van de rechtbank heeft verzonden, moet worden afgeleid dat aan deze op twee punten onvolkomen volmacht bij het instellen van het beroep in cassatie de wens van de klager ten grondslag heeft gelegen om (op rechtsgeldige wijze) beroep in cassatie te doen instellen. Daarom leidt die onvolkomen volmacht niet tot niet-ontvankelijkverklaring in dit beroep. (Vgl. HR 19 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3924, HR 26 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1212 en HR 17 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1463.)
2.6
De advocaat-generaal heeft zich nog niet uitgelaten over de cassatiemiddelen. De Hoge Raad is van oordeel dat de advocaat-generaal daartoe alsnog in de gelegenheid moet worden gesteld. Met het oog daarop zal de zaak naar de rolzitting worden verwezen.
3 Beslissing
De Hoge Raad:
- verwijst de zaak naar de rolzitting van 6 februari 2024;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 januari 2024.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: