Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:HR:2024:735

Hoge Raad
21-05-2024
21-05-2024
22/00661
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2024:205
In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2022:1197
Strafrecht
Cassatie

Grootschalige beleggingsfraude rondom overlijdensrisicoverzekeringen. Medeplegen valsheid in geschrift, meermalen gepleegd (art. 225.2 Sr) en medeplegen oplichting, meermalen gepleegd (art. 326.1 Sr). Vrijspraak in eerste aanleg t.a.v. valsheid in geschrift. 1. Bewijsklacht promis-werkwijze, art. 359.3 Sv. Steunt bewezenverklaring op inhoud van wettige bewijsmiddelen die met voldoende nauwkeurigheid zijn weergegeven en worden bewijsoverwegingen van hof (voldoende) door b.m. ondersteund? 2. Bewijsklachten oordeel hof dat participanten geen economisch eigendom hebben verkregen van levensverzekeringspolissen en oordeel hof m.b.t. (voorwaardelijk) opzet van verdachte op onjuistheid van wat in geschriften over dat economisch eigendom staat. 3. Bewijsklachten. Kon hof oordelen dat verdachte al vanaf 1-1-2007 van plan was om alle uitkeringen te betalen uit inleg van andere participanten, dat verdachte wist dat uitlatingen in geschriften in relatie tot contraverzekeraar onjuist waren en dat vermelding dat juridische evaluatie is verricht door of namens advocaten vals is? 4. Bewijsklachten medeplegen en opzet. Steunt bewijsvoering van medeplegen voldoende op inhoud van wettige b.m. die in arrest met vereiste nauwkeurigheid zijn weergegeven? 5. Uitdrukkelijk onderbouwd standpunten inhoudende dat bij verdachte niet vanaf begin van tlgd. periode sprake was van opzet op oplichting en/of gebruikmaken van valse of vervalste geschriften, art. 359.2 Sv.

Ad 1. HR: Om redenen vermeld in CAG leidt middel niet tot cassatie. CAG: Gevolgtrekkingen en conclusies van hof, o.m. inhoudende dat na juli 2005 geen dekking meer bestond voor polis, dat in 2005 nog geen sprake was van overeenkomst met contraverzekeraar en dat contraverzekeraar geen solide verzekeringsmaatschappij was, worden gedekt door wettige b.m. en zijn niet onbegrijpelijk.

Ad 2. Bij gebrek aan belang kunnen klachten niet tot cassatie leiden. Immers, ook als de met deze klachten bestreden onderdelen uit bewezenverklaring vervallen, worden aard en ernst van wat verder is bewezenverklaard niet aangetast.

Ad 3. HR: Om redenen vermeld in CAG leiden klachten niet tot cassatie. CAG: Hof kon oordelen dat verdachten al van meet af aan (vanaf 1-1-2007) van plan waren om alle uitkeringen (indien verzekerden op einddatum van levensverzekering nog leefden) te betalen uit inleg van andere participanten en dat verdachten wisten dat uitlatingen in geschriften in relatie tot contraverzekeraar onjuist waren. Verder kan voor bewijs gebruikte verklaring van A oordeel van hof dat vermelding dat juridische evaluatie is verricht door of namens advocaten vals is, dragen.

Ad 4. HR: Om redenen vermeld in CAG leidt klacht niet tot cassatie. CAG: Hof heeft niet geoordeeld dat nauwe en bewuste samenwerking op zichzelf voldoende is om tot bewezenverklaring van medeplegen te komen, zodat oordeel van hof in zoverre niet getuigt van onjuiste rechtsopvatting. Ook kennelijk oordeel van hof dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op onjuistheid van in bewezenverklaring genoemde uitlatingen is niet onbegrijpelijk. Dat geldt op gelijke voet voor uitlatingen die zijn gedaan i.h.k.v. bewezenverklaarde oplichting. (Voorwaardelijk) opzet van verdachte op onjuistheid van bewezenverklaarde uitlatingen kan voldoende uit bewijsvoering worden afgeleid.

Ad 5. HR: Om redenen vermeld in CAG leidt klacht niet tot cassatie. CAG: Hof is voldoende gemotiveerd afgeweken van uitdrukkelijk onderbouwde standpunten dat verdachten er vanuit mochten gaan dat contraverzekeraar een betrouwbare contractspartner was en dat er in periode tot 6-5-2007 geen sprake was van oplichting aan zijde van verdachte. Verder klopt veronderstelling dat door verdediging uos is ingenomen niet.

Volgt verwerping. Samenhang met 22/00660.

Rechtspraak.nl
SR-Updates.nl 2024-0103
RvdW 2024/562

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 22/00661

Datum 21 mei 2024

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 19 april 2022, nummer 23-003752-18, in de strafzaak

tegen

[verdachte] ,

geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,

hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft P.T.C. van Kampen, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

De raadsvrouw van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2 Bewezenverklaring en bewijsvoering

2.1

Het hof heeft de verdachte veroordeeld voor, kort gezegd, het medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd (feit 1), het medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd (feit 2A), het medeplegen van gewoontewitwassen (feit 3) en deelname aan een criminele organisatie (feit 4).

2.2

De bewezenverklaring en de bewijsvoering van het hof zijn weergegeven in de uitspraak van het hof zoals deze is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder ECLI:NL:GHAMS:2022:1197.

3 Beoordeling van het derde cassatiemiddel

3.1

Het cassatiemiddel klaagt in de kern dat de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2A niet overeenkomstig artikel 359 lid 3, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is gemotiveerd.

3.2

Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 35 tot en met 65.

4 Beoordeling van het vierde en het vijfde cassatiemiddel

4.1

De cassatiemiddelen komen op tegen de bewezenverklaring van respectievelijk feit 1 en 2A en klagen onder meer over het oordeel van het hof dat de participanten geen economische eigendom hebben verkregen van de levensverzekeringspolissen en op het oordeel van het hof met betrekking tot – kort gezegd – het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte op de onjuistheid van wat in de geschriften over dat economisch eigendom staat.

4.2

Deze klachten kunnen bij gebrek aan belang niet tot cassatie leiden. Immers, ook als de met deze klachten bestreden onderdelen uit de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2A vervallen, worden de aard en de ernst van wat verder is bewezenverklaard niet aangetast. Het is daarom niet nodig de klachten nader te bespreken.

4.3

Het vierde cassatiemiddel klaagt daarnaast over het oordeel van het hof dat de verdachte al vanaf 1 januari 2007 van plan was om alle uitkeringen – als de verzekerden op de einddatum van de levensverzekering nog leefden – te betalen uit de inleg van andere participanten en dat de verdachte wist dat de uitlatingen in de geschriften in relatie tot de contraverzekeraar onjuist waren. Dit cassatiemiddel klaagt verder over de motivering van het oordeel van het hof dat de vermelding dat een juridische evaluatie is verricht door of namens HRM advocaten, vals is.

4.4

Deze klachten leiden niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 91 tot en met 95 en 99 tot en met 102.

5 Beoordeling van het zesde cassatiemiddel

5.1

Het zesde cassatiemiddel klaagt dat het bewezenverklaarde medeplegen van het opzettelijk gebruikmaken van valse of vervalste geschriften en oplichting niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.

5.2

Deze klacht leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 137 tot en met 143.

6 Beoordeling van het zevende cassatiemiddel

6.1

Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat het hof in strijd met artikel 359 lid 2, tweede volzin, Sv niet in het bijzonder de redenen heeft opgegeven waarom het is afgeweken van door de verdediging naar voren gebrachte uitdrukkelijk onderbouwde standpunten die er in de kern op neerkomen dat bij de verdachte niet vanaf het begin van de tenlastegelegde periode sprake was van opzet op oplichting en/of het gebruikmaken van valse of vervalste geschriften.

6.2

Deze klacht leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 146 tot en met 158.

7 Beoordeling van het negende cassatiemiddel

7.1

Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.

7.2

Het cassatiemiddel is gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 72 maanden.

8 Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige

De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

9 Beslissing

De Hoge Raad:

- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;

- vermindert deze in die zin dat deze 71 maanden beloopt;

- verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2024.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.