Grootschalige beleggingsfraude rondom overlijdensrisicoverzekeringen. Medeplegen valsheid in geschrift, meermalen gepleegd (art. 225.2 Sr) en medeplegen oplichting, meermalen gepleegd (art. 326.1 Sr). Vrijspraak in eerste aanleg t.a.v. valsheid in geschrift. 1. Bewijsklacht promis-werkwijze, art. 359.3 Sv. Steunt bewezenverklaring op inhoud van wettige bewijsmiddelen die met voldoende nauwkeurigheid zijn weergegeven en worden bewijsoverwegingen van hof (voldoende) door b.m. ondersteund? 2. Bewijsklachten oordeel hof dat participanten geen economisch eigendom hebben verkregen van levensverzekeringspolissen en oordeel hof m.b.t. (voorwaardelijk) opzet van verdachte op onjuistheid van wat in geschriften over dat economisch eigendom staat. 3. Bewijsklachten. Kon hof oordelen dat verdachte al vanaf 1-1-2007 van plan was om alle uitkeringen te betalen uit inleg van andere participanten, dat verdachte wist dat uitlatingen in geschriften in relatie tot contraverzekeraar onjuist waren en dat vermelding dat juridische evaluatie is verricht door of namens advocaten vals is? 4. Bewijsklachten medeplegen en opzet. Steunt bewijsvoering van medeplegen voldoende op inhoud van wettige b.m. die in arrest met vereiste nauwkeurigheid zijn weergegeven? 5. Uitdrukkelijk onderbouwd standpunten inhoudende dat bij verdachte niet vanaf begin van tlgd. periode sprake was van opzet op oplichting en/of gebruikmaken van valse of vervalste geschriften, art. 359.2 Sv.
Ad 1. HR: Om redenen vermeld in CAG leidt middel niet tot cassatie. CAG: Gevolgtrekkingen en conclusies van hof, o.m. inhoudende dat na juli 2005 geen dekking meer bestond voor polis, dat in 2005 nog geen sprake was van overeenkomst met contraverzekeraar en dat contraverzekeraar geen solide verzekeringsmaatschappij was, worden gedekt door wettige b.m. en zijn niet onbegrijpelijk.
Ad 2. Bij gebrek aan belang kunnen klachten niet tot cassatie leiden. Immers, ook als de met deze klachten bestreden onderdelen uit bewezenverklaring vervallen, worden aard en ernst van wat verder is bewezenverklaard niet aangetast.
Ad 3. HR: Om redenen vermeld in CAG leiden klachten niet tot cassatie. CAG: Hof kon oordelen dat verdachten al van meet af aan (vanaf 1-1-2007) van plan waren om alle uitkeringen (indien verzekerden op einddatum van levensverzekering nog leefden) te betalen uit inleg van andere participanten en dat verdachten wisten dat uitlatingen in geschriften in relatie tot contraverzekeraar onjuist waren. Verder kan voor bewijs gebruikte verklaring van A oordeel van hof dat vermelding dat juridische evaluatie is verricht door of namens advocaten vals is, dragen.
Ad 4. HR: Om redenen vermeld in CAG leidt klacht niet tot cassatie. CAG: Hof heeft niet geoordeeld dat nauwe en bewuste samenwerking op zichzelf voldoende is om tot bewezenverklaring van medeplegen te komen, zodat oordeel van hof in zoverre niet getuigt van onjuiste rechtsopvatting. Ook kennelijk oordeel van hof dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op onjuistheid van in bewezenverklaring genoemde uitlatingen is niet onbegrijpelijk. Dat geldt op gelijke voet voor uitlatingen die zijn gedaan i.h.k.v. bewezenverklaarde oplichting. (Voorwaardelijk) opzet van verdachte op onjuistheid van bewezenverklaarde uitlatingen kan voldoende uit bewijsvoering worden afgeleid.
Ad 5. HR: Om redenen vermeld in CAG leidt klacht niet tot cassatie. CAG: Hof is voldoende gemotiveerd afgeweken van uitdrukkelijk onderbouwde standpunten dat verdachten er vanuit mochten gaan dat contraverzekeraar een betrouwbare contractspartner was en dat er in periode tot 6-5-2007 geen sprake was van oplichting aan zijde van verdachte. Verder klopt veronderstelling dat door verdediging uos is ingenomen niet.
Volgt verwerping. Samenhang met 22/00660.