Beklag ex art. 98.4 jo. art. 552a Sv door advocaten- en notarissenkantoor tegen beschikking RC ex art. 98.3 Sv over toelaatbaarheid beslag i.v.m. verschoningsrecht, na beslag ex 94 Sv op (digitale) stukken en gegevens onder onderneming t.z.v. verdenking van grootschalige fraude in voedselketen. 1. HR geeft kader voor beoordeling door beklagrechter van beroep op verschoningsrecht nadat RC, na verwijzing door beklagrechter, ex art. 98 Sv over toelaatbaarheid beslag heeft beslist. Is kennelijk oordeel Rb dat door schifting RC het verschoningsrecht van klaagster voldoende is gewaarborgd toereikend gemotiveerd? 2. Aanbeveling aan beklagrechter één beschikking te wijzen indien verschoningsgerechtigde zowel in beklag ex art. 552a Sv als vervolgens na beschikking RC in beklag ex art. 98.4 Sv beroep doet op verschoningsrecht m.b.t. stukken en gegevens die na schifting RC onder beslag zijn gebleven.
Ad 1. In geval als dit (waarin hoeveelheid (digitale) stukken en gegevens in beslag is genomen, beklagrechter die stukken en gegevens in handen heeft gesteld van RC voor nemen van beslissing a.b.i. art. 98.3 Sv en verschoningsgerechtigde klaagschrift heeft ingediend tegen beschikking RC) beoordeelt beklagrechter aan hand van stukken en onderzoek in raadkamer of bij schifting onder leiding van RC het verschoningsrecht van klager voldoende is gewaarborgd. Als beklagrechter tot oordeel komt dat, na schifting door RC, nog stukken en gegevens onder beslag vallen waarvan redelijk vermoeden bestaat dat deze onder verschoningsrecht vallen, stelt beklagrechter die stukken en gegevens zo nodig nogmaals in handen van RC voor een onder zijn leiding uit te voeren nader onderzoek en, als daartoe aanleiding bestaat, nadere schifting.
Rb heeft overwogen dat bij de onder regie van RC uitgevoerde filterprocedure gebruik is gemaakt van lijst met grote hoeveelheid aan zoektermen, waarop verdediging “input” heeft gegeven. Verder heeft Rb overwogen dat, hoewel verschil van inzicht bestond tussen verdediging en RC over hoeveelheid zoektermen en RC door verdediging ingebrachte zoektermenlijst heeft beperkt, filterprocedure niet te beperkt is geweest. Het op o.m. deze overwegingen gebaseerde kennelijke oordeel van Rb dat bij schifting onder leiding van RC het verschoningsrecht van klaagster voldoende is gewaarborgd en dat geen grond bestaat voor nadere schifting onder leiding van RC, getuigt in licht van wat is vooropgesteld niet van onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd. Daarbij neemt HR mede in aanmerking dat Rb niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld “dat stelling van klaagster niet is geconcretiseerd met voorbeelden, in die zin algemeen karakter heeft, en slechts veronderstelling impliceert” en dat, nu “klaagster beschikt over haar volledige administratie, het op weg van klaagster [had] gelegen haar stelling concreet te maken”.
Ad 2. Procesverloop wordt hierdoor gekenmerkt dat na beslissing RC a.b.i. art. 98.3 Sv, gelijktijdig twee klaagschriften van één klaagster aanhangig waren bij Rb (klaagschrift o.g.v. art. 552a Sv en klaagschrift o.g.v. art. 98.4 Sv) die er allebei toe strekken dat Rb beoordeelt of stukken en gegevens die na schifting door RC onder beslag zijn gebleven, onder verschoningsrecht van klaagster vallen. Het verdient aanbeveling dat rechter bevordert dat dergelijke klaagschriften gevoegd worden behandeld en dat hij vervolgens in één beschikking beslissing geeft op beroep dat klager doet op zijn verschoningsrecht.
Volgt verwerping.
Samenhang met 23/01615, 23/01617, 23/01618, 23/01619, 23/01620, 23/01621, 23/01622, 23/01625, 23/01626, 23/01627, 23/01632, 23/01633, 23/01634, 23/01635, 23/01636, 23/01639, 23/01640, 23/01641, 23/01642, 23/01643 en 23/01644.