FNV c.s. verlangen voortzetting van de procedure met betrekking tot de volgende in rov. 2.2 van het tussenarrest van 9 juni 2023 bedoelde rechtsvorderingen:
1. te verklaren voor recht dat tussen [verweerster 2] en andere schoonmakers enerzijds en Helpling anderzijds een arbeidsovereenkomst in de zin van art. 7:610 BW bestaat;
2. te verklaren voor recht dat tussen [verweerster 2] en Helpling een uitzendovereenkomst in de zin van art. 7:690 BW bestaat;
3. te verklaren voor recht dat Helpling handelt in strijd met het verbod arbeidskrachten ter beschikking te stellen zonder registratie in het handelsregister op grond van art. 7a lid 1 Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (hierna: Waadi);
4. te verklaren voor recht dat Helpling in strijd met art. 9 Waadi aan [verweerster 2] een financiële tegenprestatie vraagt voor haar uitzendwerkactiviteiten;
10. te verklaren voor recht dat op de rechtsverhouding tussen [verweerster 2] en andere schoonmakers enerzijds en Helpling anderzijds de Schoonmaak-cao van toepassing is;
18. te verklaren voor recht dat het gebruik van algemene voorwaarden om een arbeidsovereenkomst tot stand te brengen in strijd is met het dwingende karakter van het arbeidsrecht en/of art. 6:245 BW dan wel art. 6:233, onder a, BW en/of onrechtmatig is jegens de schoonmakers;
24. te verklaren voor recht dat Helpling ten onrechte heeft nagelaten [verweerster 2] te wijzen op haar rechten uit de regeling Dienstverlening aan huis.