Art. 416.2 Sv na veroordeling t.z.v. niet voldoen aan ambtelijk bevel (art. 184.1 Sr) en eenvoudige belediging ambtenaar (art. 266.1 jo. 267.1.2 Sr). Aanwezigheidsrecht, detentie uit anderen hoofde gebleken uit door AG opgevraagde stukken. Als dagvaarding van verdachte die is ingeschreven in BRP geldig is betekend en verdachte niet op tz. is verschenen en raadsman ook niet, kan rechter (behalve bij duidelijke aanwijzingen van tegendeel) uitgaan van vermoeden dat verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. Mogelijkheid bestaat echter dat achteraf moet worden vastgesteld dat aan aanwezigheidsrecht verdachte, is tekortgedaan. Dat kan zich voordoen als verdachte tijdens behandeling van zijn zaak i.v.m. andere strafzaak was gedetineerd zonder dat dit rechter bekend was. Uit door AG ambtshalve opgevraagde detentiegegevens volgt dat verdachte tijdens behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep i.v.m. andere zaak was gedetineerd. Gelet daarop en in aanmerking genomen dat dagvaarding om op tz. in h.b. te verschijnen niet in persoon is uitgereikt en op die tz. geen raadsman aanwezig was, is beslissing van hof om tegen verdachte verstek te verlenen en onderzoek ttz. voort te zetten, achteraf bezien onjuist. Wegens groot belang van verdachte om bij behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn, moet verdachte de mogelijkheid worden geboden om zijn zaak alsnog in h.b. in zijn aanwezigheid te doen behandelen.
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 31 januari 2023, nummer 23-002501-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
hierna: de verdachte.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.G. van Wijk, advocaat in Hoorn NH, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2 Beoordeling van het cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet-verschenen verdachte. Het voert daartoe aan dat de verdachte tijdens de behandeling van zijn zaak op de terechtzitting in hoger beroep in verband met een andere strafzaak was gedetineerd en dat hij niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn.
2.2.1
Bij de stukken bevinden zich: a. een akte van uitreiking die inhoudt dat de dagvaarding om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 31 januari 2023 op 24 januari 2023 is uitgereikt aan een medewerker van het openbaar ministerie, omdat er op het in de basisregistratie personen (BRP) opgenomen adres van de verdachte niemand aanwezig of bereid was de dagvaarding aan te nemen, die op diezelfde datum een afschrift heeft verzonden naar het BRP-adres van de verdachte; b. het proces-verbaal van die terechtzitting dat inhoudt dat daar de verdachte niet is verschenen en ook niet een raadsman, dat tegen de verdachte verstek is verleend en dat het onderzoek is gesloten.
2.2.2
In de cassatieschriftuur is aangevoerd dat de verdachte op 31 januari 2023 was gedetineerd in verband met een andere strafzaak. Uit de door de advocaat-generaal ambtshalve opgevraagde detentiegegevens volgt dat de verdachte vanaf 31 januari 2023 inderdaad was gedetineerd in de penitentiaire inrichting te [plaats].
2.3
Als de dagvaarding van een verdachte die is ingeschreven in de BRP, geldig is betekend (uitgereikt) en de verdachte niet op de terechtzitting is verschenen en zijn raadsman ook niet, kan de rechter – behalve bij duidelijke aanwijzingen van het tegendeel – uitgaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn aanwezigheid te worden berecht. De mogelijkheid bestaat echter dat achteraf moet worden vastgesteld dat aan het recht van de verdachte om in zijn aanwezigheid te worden berecht, is tekortgedaan. Dit kan zich voordoen als de verdachte tijdens de behandeling van zijn zaak in verband met een andere strafzaak was gedetineerd zonder dat dit de rechter bekend was.
2.4
Uit wat onder 2.2.2 is weergegeven volgt dat de verdachte tijdens de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep in verband met een andere zaak was gedetineerd. Gelet daarop en in aanmerking genomen dat de dagvaarding om op de terechtzitting in hoger beroep van 31 januari 2023 te verschijnen niet in persoon is uitgereikt en op die terechtzitting geen raadsman aanwezig was, is de beslissing van het hof om tegen de verdachte verstek te verlenen en het onderzoek op de terechtzitting voort te zetten, achteraf bezien onjuist. Wegens het grote belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn, moet de verdachte de mogelijkheid worden geboden om zijn zaak alsnog in hoger beroep in zijn aanwezigheid te doen behandelen. Dit leidt ertoe dat de uitspraak van het hof moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen opdat deze opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2.5
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.
3 Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2024.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: