In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) In februari 2010 hebben [aannemer] en Innové Vastgoed B.V. (hierna: Vastgoed) een aannemingsovereenkomst met elkaar gesloten met betrekking tot de bouw van een complex met twintig appartementen en commerciële ruimten.
(ii) De broer van [eiseres] was toen enig bestuurder van Vastgoed en [eiseres] was in dienst van Vastgoed.
(iii) In mei 2010 heeft [eiseres] een van de twintig te bouwen appartementen (hierna: het appartement) van Vastgoed gekocht en heeft zij met [aannemer] een aannemingsovereenkomst gesloten voor de (af)bouw van het appartement. In die overeenkomst is bepaald dat de helft van de aanneemsom voor rekening van Vastgoed komt.
(iv) Op 24 juni 2010 heeft Vastgoed het appartement aan [eiseres] geleverd.
(v) Vanaf 5 september 2011 heeft [aannemer] het retentierecht uitgeoefend, zowel op het appartement als op het complex.
(vi) Op 14 oktober 2011 heeft [eiseres] het appartement op grond van een vaststellingsovereenkomst met haar broer aan haar broer geleverd. De broer heeft het appartement vervolgens aan zijn partner geleverd.
(vii) Op 20 december 2011 is Vastgoed failliet verklaard.
(viii) In ruil voor een borgstelling van de broer jegens [aannemer] voor hetgeen [aannemer] van Vastgoed en een gelieerde vennootschap (hierna: Immo) te vorderen heeft, heeft [aannemer] in 2012 het retentierecht op de commerciële ruimten van het complex opgeheven. Het retentierecht op het appartement is gehandhaafd.
(ix) Bij arbitraal vonnis van 8 mei 2014 is Immo veroordeeld tot betaling aan [aannemer] van € 95.442,75 uit hoofde van de onder (i) genoemde aannemingsovereenkomst.
(x) Bij arbitraal vonnis van 15 april 2015 is [eiseres] veroordeeld tot betaling aan [aannemer] van € 1.054,75 uit hoofde van de aannemingsovereenkomst met betrekking tot de afbouw van het appartement.
(xi) Nadat [eiseres] de hiervoor onder (vi) genoemde vaststellingsovereenkomst had ontbonden, hebben haar broer en zijn partner het appartement op 23 november 2016 aan haar teruggeleverd.
(xii) In 2018 heeft [eiseres] aan [aannemer] het restantbedrag voldaan dat zij op grond van de aannemingsovereenkomst met betrekking tot de afbouw van het appartement nog aan [aannemer] verschuldigd was.