HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 21/01710
Datum 21 april 2023
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats], Spanje,
3. [eiser 3],
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
4. [eiser 4],
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
5. [eiser 5],
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
6. [eiser 6],
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
7. De gezamenlijke erfgenamen van [erflater],
a. [erfgenaam 1],
b. [erfgenaam 2],
c. [erfgenaam 3],
d. [erfgenaam 4],
allen wonende te [woonplaats], Venezuela,
8. [eiser 8],
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
EISERS tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [eisers],
advocaat: F.E. Vermeulen,
DE BOLIVARIAANSE REPUBLIEK VENEZUELA,
zetelende te Caracas, Venezuela,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Venezuela,
advocaat: D.M. de Knijff.
1 Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar het arrest in de zaak 200.280.055/01 van het gerechtshof Den Haag van 19 januari 2021.
[eisers] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Venezuela heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eisers] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Uitgangspunten en feiten
2.1
In deze uitspraak gaat het om de vraag of op de voet van art. 1065 Rv vernietiging kan worden gevorderd van de beslissing van een scheidsgerecht waarbij het zich onbevoegd acht wegens het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage.
2.2
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [eisers] behoren tot een familie die afkomstig is van de Canarische eilanden. Een aantal familieleden is halverwege de twintigste eeuw verhuisd naar Venezuela en heeft een voedseldistributiebedrijf overgenomen. [eisers] zijn allen aandeelhouder van dit familiebedrijf.
(ii) [eisers] hebben zowel de Venezolaanse als de Spaanse nationaliteit. Een aantal van hen is in Venezuela geboren, anderen hebben in de loop der tijd de Venezolaanse nationaliteit aangenomen. Zij hebben de Spaanse nationaliteit behouden.
(iii) Venezuela heeft in 2010 eigendommen van [eisers] onteigend zonder daarvoor een vergoeding te betalen.
(iv) Venezuela en Spanje hebben in 1995 een bilateraal investeringsverdrag gesloten (hierna: Verdrag). Art. I lid 1 Verdrag definieert het begrip “investor” onder meer (onder a) als:
“Any physical person who possesses the nationality of one Contracting Party pursuant to its legislation and makes investments in the territory of the other Contracting Party.”
Art. XI Verdrag heeft als opschrift “Disputes between a Contracting Party and investors of the other Contracting Party” en bevat de volgende geschillenregeling:
“1. The details of any dispute which may arise between an investor of one Contracting Party and the other Contracting Party concerning the fulfilment by that Party of the obligations established in this Agreement shall be notified in writing by the investor to the Contracting Party receiving the investment. As far as possible, the parties to the dispute shall try to settle their differences by amicable agreement.
2. If a dispute cannot be settled in this way within a time limit of six months from the date of the written notification referred to in paragraph 1, it shall be submitted, at the investor's choice:
(a) To the competent courts of the Contracting Party in whose territory the investment was made, or
(b) To the International Centre for Settlement of Investment Disputes (ICSID) established under the Convention on the Settlement of Investment Disputes between States and Nationals of Other States (...), provided that both States parties to this Agreement have acceded to the Convention. If either Contracting Party has not acceded to the Convention, recourse shall be had to the Additional Facility for the administration of conciliation, arbitration and fact-finding procedures by the ICSID secretariat.
3. If for any reason the arbitral bodies referred to in paragraph 2(b) of this article are not available, or if the two parties so agree, the dispute shall be submitted to an ad hoc court of arbitration established in accordance with the arbitration rules of the United Nations Commission on International Trade Law.
4. The arbitration shall be based on:
(a) The provisions of this Agreement and of the other agreements concluded between the Contracting Parties;
(b) The rules and principles of international Law;
(c) The national law of the Contracting Party in whose territory the investment was made, including the rules relating to conflicts of law.
(…)”
- -
v) Op 1 juni 2015 hebben [eisers] een arbitrage als voorzien in art. XI lid 3 Verdrag aanhangig gemaakt tegen Venezuela. De plaats van arbitrage is Den Haag. [eisers] vorderden een schadevergoeding van circa USD 240.000.000 wegens onrechtmatige onteigening. Venezuela heeft een exceptie van onbevoegdheid opgeworpen.
- -
vi) Het Arbitral Tribunal (hierna: het scheidsgerecht) heeft zich in de Award on Jurisdiction (hierna: het arbitrale vonnis) onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vorderingen van [eisers] Het heeft daartoe – kort weergegeven – overwogen dat personen met zowel de Spaanse als de Venezolaanse nationaliteit, zoals [eisers], tegenover Spanje en Venezuela geen beroep kunnen doen op het Verdrag omdat zij niet onder de definitie van investor uit art. I lid 1 onder (a) Verdrag vallen. Ook als zij wel aanspraak zouden kunnen maken op bescherming uit hoofde van het Verdrag, zouden zij deze aanspraak uitsluitend geldend kunnen maken tegenover de staat waarvan zij niet de ‘dominant nationality’ bezitten. Omdat de dominant nationality van [eisers] de Venezolaanse is, kunnen zij in geen geval tegenover Venezuela een beroep doen op het Verdrag.
2.4
[eisers] vorderen in deze procedure de vernietiging van het arbitrale vonnis op de voet van art. 1065 lid 1 Rv.
2.5
Het hof heeft de vordering van [eisers] afgewezen.1 Het heeft daartoe, samengevat weergegeven, overwogen dat een vonnis waarbij een scheidsgerecht zich (ten onrechte) onbevoegd heeft verklaard wegens het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage niet kan worden vernietigd op de voet van art. 1065 lid 1, aanhef en onder a, Rv (ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage) (rov. 20-22) en dat niet is voldaan aan de voorwaarden die gelden voor vernietiging op de voet van art. 1065 lid 1, aanhef en onder c, Rv (schending van de opdracht) (rov. 15-18), art. 1065 lid 1, aanhef en onder d, Rv (het arbitrale vonnis is niet ondertekend of niet met redenen omkleed) (rov. 24) of art. 1065 lid 1, aanhef en onder e, Rv (strijd met de openbare orde) (rov. 23).
4 Beslissing
De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Venezuela begroot op € 845,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, C.H. Sieburgh, A.E.B. ter Heide, F.R. Salomons en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 21 april 2023.