In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) In 2016 heeft [verweerder] van zijn vader een woonark gekocht. De woonark lag in ieder geval vanaf 2013 op een plek aan het openbaar vaarwater de Drecht (hierna ook: de ligplaats).
(ii) De woonark lag aangemeerd aan een perceel grond (hierna ook: het aanpalende perceel) dat eigendom is van derden. De woonark was uitsluitend bereikbaar via de Drecht.
(iii) Bij brief van 4 december 2017 heeft de Gemeente aan [verweerder] meegedeeld dat de woonark is gelegen in water dat aan de Gemeente toebehoort, dat hem geen toestemming is verleend om zijn woonark in het water van de Gemeente aan te meren, en dat de Gemeente alleen bereid is om een (huur)overeenkomst met hem te overwegen indien [verweerder] overeenstemming zou hebben bereikt over het gebruik van het aanpalende perceel met de eigenaar daarvan, zodat de woonark via land bereikbaar is en op de gemeentelijke riolering kan worden aangesloten. Nu daarvan niet is gebleken, heeft de Gemeente [verweerder] gesommeerd de locatie binnen 28 dagen te ontruimen, omdat [verweerder] volgens de Gemeente het water zonder recht of titel in gebruik heeft en daarmee een onrechtmatige inbreuk maakt op het eigendomsrecht van de Gemeente.
(iv) Bij besluit van 28 mei 2018 heeft de gemeenteraad het voor de ligplaats geldende bestemmingsplan gewijzigd. Daarbij is de bestemming woonschepenplaats voor de ligplaats vervallen.
(v) [verweerder] heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling). De Afdeling1 heeft geoordeeld dat de gemeenteraad niet voldoende heeft onderbouwd dat het opnieuw toekennen van een woonbestemming voor het legaal aanwezige woonschip van [verweerder] wegens nieuwe planologische inzichten niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Bovendien heeft de gemeenteraad onvoldoende gemotiveerd dat er zicht bestaat op een termijn waarbinnen het woonschip (wegens het ontbreken van een privaatrechtelijke gebruikstitel) zal worden verwijderd. De Afdeling heeft het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan daarom vernietigd, voor zover het de vaststelling van het plandeel met bestemming “water” ter plaatse van het woonschip van [verweerder] betreft.
(vi) Op 26 oktober 2020 heeft de gemeenteraad een gewijzigd bestemmingsplan vastgesteld. In dit gewijzigde bestemmingsplan is de woonark opnieuw wegbestemd.