Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:HR:2022:808

Hoge Raad
31-05-2022
31-05-2022
20/00307
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:324
In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2020:505
Strafrecht
Artikel 81 RO-zaken,Cassatie

OM-cassatie en cassatie betrokkene. Profijtontneming, w.v.v. uit witwassen (meermalen gepleegd). Methode van eenvoudige kasopstelling, art. 36e.3 Sr. Hof heeft w.v.v. geschat op € 638.051 en aan betrokkene na vermindering wegens in strafzaak verbeurdverklaarde auto’s en geldbedragen een betalingsverplichting opgelegd van € 315.524. 1. OM-cassatie. Dienen in strafzaak verbeurdverklaarde voorwerpen in mindering te worden gebracht op opgelegde betalingsverplichting, nu verbeurdverklaring t.t.v. uitspraak hof in ontnemingszaak nog niet onherroepelijk was? Art. 33a.1.b Sr (grondslag in strafzaak) en opbrengsten van witwassen (vaststelling ontnemingsrechter). 2. Cassatie betrokkene. Verweer dat bij kasopstelling is uitgegaan van te laag startsaldo aan contanten.

Ad 1. ’s Hofs arrest in strafzaak is a.g.v. niet-ontvankelijkverklaring van cassatieberoep bij arrest van HR onherroepelijk geworden. Nu verbeurdverklaring bij onherroepelijke uitspraak is gelast, heeft OM geen belang meer bij klacht. HR merkt onder verwijzing naar HR:2016:874 op dat door verbeurdverklaring van voorwerpen die kunnen worden aangemerkt als opbrengst van strafbaar feit, kan worden bereikt dat aan veroordeelde w.v.v. wordt ontnomen. Wordt in zo’n geval ook maatregel van ontneming van w.v.v. opgelegd, dan dient, i.v.m. reparatoir karakter van die maatregel, waarde van het onder betrokkene inbeslaggenomen en in zijn strafzaak verbeurdverklaarde voorwerp in mindering te worden gebracht op de aan betrokkene op te leggen betalingsverplichting. Ter verduidelijking voegt HR daaraan toe dat ook als hiervoor bedoelde verbeurdverklaring t.t.v. uitspraak van ontnemingsrechter nog niet onherroepelijk is, ontnemingsrechter de waarde van verbeurdverklaarde voorwerpen in mindering kan brengen op de aan betrokkene op te leggen betalingsverplichting. Ontnemingsrechter is daartoe echter niet verplicht. In het geval dat rechter de waarde van verbeurdverklaarde voorwerpen niet in mindering brengt omdat verbeurdverklaring nog niet onherroepelijk is, kan betrokkene nadien (als uitspraak waarin die verbeurdverklaring is uitgesproken, wel onherroepelijk is geworden) verzoek doen a.b.i. in art. 6:6:26 lid 1 Sv.

Ad 2. HR: art. 81.1 RO.

Volgt verwerping. Vervolg op 20/00381 (niet gepubliceerd; strafzaak, art. 80a RO).

Rechtspraak.nl
SR-Updates.nl 2022-0114
NJB 2022/1368
RvdW 2022/569
NJ 2022/210

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 20/00307 P

Datum 31 mei 2022

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 januari 2020, nummer 20-000612-17, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste

van

[betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,

hierna: de betrokkene.

1 Procesverloop in cassatie

De beroepen zijn ingesteld door de betrokkene en het openbaar ministerie.

Namens de betrokkene hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. Ook het openbaar ministerie heeft bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.

Beide schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de betalingsverplichting, tot vermindering daarvan in die mate die de Hoge Raad aangewezen acht en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2. Beoordeling van het cassatiemiddel dat door het openbaar ministerie is voorgesteld

2.1

Het cassatiemiddel klaagt dat het hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, de waarde van de in de strafzaak verbeurdverklaarde voorwerpen in mindering heeft gebracht op de aan de betrokkene opgelegde betalingsverplichting. Het voert daartoe aan dat de verbeurdverklaring van die voorwerpen ten tijde van de uitspraak van het hof in de ontnemingszaak nog niet onherroepelijk was.

2.2.1

Het arrest van het hof in de strafzaak is als gevolg van de niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep bij het arrest van de Hoge Raad van 14 december 2021, zaaknummer 20/00381, onherroepelijk geworden. Nu de verbeurdverklaring bij onherroepelijke uitspraak is gelast, heeft het openbaar ministerie geen belang meer bij zijn klacht, zodat het cassatiemiddel niet tot cassatie kan leiden.

2.2.2

Opmerking verdient nog dit. In zijn arrest van 17 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:874, heeft de Hoge Raad het volgende vooropgesteld. Door verbeurdverklaring van voorwerpen die kunnen worden aangemerkt als opbrengst van een strafbaar feit, kan worden bereikt dat aan een veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt ontnomen. Wordt in zo’n geval ook de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel opgelegd, dan dient, in verband met het reparatoire karakter van die maatregel, de waarde van het onder de betrokkene inbeslaggenomen en in zijn strafzaak verbeurdverklaarde voorwerp in mindering te worden gebracht op de aan de betrokkene op te leggen betalingsverplichting.
Ter verduidelijking voegt de Hoge Raad daaraan nog het volgende toe. Ook als de hiervoor bedoelde verbeurdverklaring ten tijde van de uitspraak van de ontnemingsrechter nog niet onherroepelijk is, kan de ontnemingsrechter de waarde van de verbeurdverklaarde voorwerpen in mindering brengen op de aan de betrokkene op te leggen betalingsverplichting. De ontnemingsrechter is daartoe echter niet verplicht. In het geval dat de rechter de waarde van de verbeurdverklaarde voorwerpen niet in mindering brengt omdat de verbeurdverklaring nog niet onherroepelijk is, kan de betrokkene nadien - als de uitspraak waarin die verbeurdverklaring is uitgesproken, wel onherroepelijk is geworden - een verzoek doen als bedoeld in artikel 6:6:26 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering.

3. Beoordeling van het eerste cassatiemiddel dat namens de betrokkene is voorgesteld

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4. Beoordeling van het tweede cassatiemiddel dat namens de betrokkene is voorgesteld

4.1

Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.

4.2

Het cassatiemiddel is gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde betalingsverplichting van € 315.524.

5 Beslissing

De Hoge Raad:

- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde betalingsverplichting ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;

- vermindert het te betalen bedrag in die zin dat de hoogte daarvan € 310.524 bedraagt;

- verwerpt de beroepen voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 mei 2022.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.