Het hof heeft in zijn tussenbeschikking1 het voornemen uitgesproken om op de voet van art. 392 e.v. Rv prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. Hieraan heeft het hof, samengevat, de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
DOC stelt zich op het standpunt dat voor het verbieden van een beschrijvende handelsnaam, naast het gestelde verwarringsgevaar, bijkomende omstandigheden zijn vereist. Dairy Partners heeft dit standpunt bestreden en bovendien betwist dat haar handelsnaam (louter) beschrijvend is. (rov. 5.3)
Ook beschrijvende handelsnamen kunnen ingevolge art. 5 Hnw bescherming genieten tegen het gebruik van dezelfde of een overeenstemmende handelsnaam, indien daardoor bij het publiek verwarring tussen de betrokken ondernemingen is te duchten. Bij de beoordeling van het verwarringsgevaar dienen alle omstandigheden van het geval te worden meegewogen. (rov. 5.5 en 5.6)
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 11 december 2015 (Artiestenverloning), in een geschil over domeinnamen, geoordeeld dat het gebruik van een louter beschrijvende aanduiding, ook indien verwarringwekkend, alleen onrechtmatig is indien bijkomende omstandigheden dat meebrengen. (rov. 5.7)
Het gerechtshof Den Haag heeft in zijn arrest van 19 september 2017 (Parfumswinkel) geoordeeld dat de door de Hoge Raad in zijn arrest van 11 december 2015 geformuleerde regel voor domeinnamen ook van toepassing is op louter beschrijvende handelsnamen. (rov. 5.8)
Uit de verwijzingen in het arrest Artiestenverloning naar eerdere rechtspraak van de Hoge Raad volgt niet, althans niet eenduidig, dat de in dat arrest geformuleerde regel ook zou gelden in de context van art. 5 Hnw. (rov. 5.9-5.11) Voor handelsnamen is, anders dan voor domeinnamen, een specifiek wettelijk toetsingskader voorhanden. (rov. 5.12) Bovendien is onduidelijk of de regel uit het arrest Artiestenverloning ook geldt voor handelsnamen die in zekere mate, maar niet louter beschrijvend van aard zijn. (rov. 5.13)