3.1
Het middel richt zich tegen de hiervoor in 2.2 weergegeven oordelen van het Hof. Het betoogt dat zowel de re-integratiediensten als de loopbaanbegeleiding voor feitelijk gebruik of verbruik aan een individuele derde ten goede komen en dat daarom op grond van artikel 4, lid 1, aanhef en letter a, van de Wet Bcf het recht op een bijdrage is uitgesloten. Het is volgens het middel niet relevant waarom de compensatiegerechtigde de goederen of de diensten afneemt en deze ter beschikking stelt, verstrekt of verleent aan die individuele derde.
3.2.1
Bij de behandeling van het middel stelt de Hoge Raad het volgende voorop.
3.2.2
Het recht op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds is op grond van artikel 4, lid 1, aanhef en letter a, van de Wet Bcf uitgesloten voor de omzetbelasting die in rekening is gebracht voor leveringen van goederen en diensten die worden gebezigd om te worden verstrekt, verleend of ter beschikking gesteld aan een of meer individuele derden.
3.2.3
Het Hof heeft terecht vooropgesteld dat uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Wet Bcf volgt dat de essentie van artikel 4, lid 1, letter a, van de Wet Bcf is het recht op een bijdrage uit te sluiten voor de goederen of diensten die, al dan niet na bewerking, aan anderen dan de compensatiegerechtigde ten goede komen voor het feitelijk gebruik of verbruik. Hiermee wordt beoogd compensatie uit te sluiten als de compensatiegerechtigde als intermediair optreedt tussen leverancier of dienstverlener en de uiteindelijke gebruiker of verbruiker.3 Uit diezelfde totstandkomingsgeschiedenis blijkt ook dat die uitsluiting van compensatie in elk geval niet prestaties betreft die de compensatiegerechtigde ten behoeve van zijn eigen organisatie en bestuur afneemt noch prestaties die de compensatiegerechtigde doorgeeft aan de collectiviteit van inwoners in de vorm van een gemeenschapsvoorziening.
3.2.4
Anders dan het middel betoogt, kan uit de totstandkomingsgeschiedenis niet worden afgeleid dat de wetgever heeft bedoeld compensatie van omzetbelasting uit te sluiten in alle gevallen waarin de goederen en de diensten die de compensatiegerechtigde afneemt, feitelijk door een of meer individuele derden worden gebruikt. Wanneer een compensatiegerechtigde in het kader van de uitvoering van een hem wettelijk opgedragen taak goederen of diensten doet verstrekken die door een of meer individuele derden feitelijk worden gebruikt, sluit artikel 4, lid 1, aanhef en letter a, van de Wet Bcf het recht op compensatie alleen uit indien het afnemen van die goederen en/of die diensten door de compensatiegerechtigde in overheersende mate plaatsvindt omwille van het individuele belang van die derden. Daarmee zijn die derden aan te merken als eindverbruiker en vervult de compensatiegerechtigde slechts de rol van intermediair. Dat doet zich niet voor indien die derden volgens de wet verplicht zijn om van de door de compensatiegerechtigde aangeboden goederen of diensten gebruik te maken en de compensatiegerechtigde aan een weigering daaraan mee te werken negatieve gevolgen voor die individuele derden kan verbinden. Onder die omstandigheden moet worden aangenomen dat de compensatiegerechtigde de goederen en de diensten heeft aangeschaft in verband met het belang van zijn eigen organisatie en bestuur dan wel het collectieve belang. De compensatiegerechtigde zelf is dan de eindverbruiker van de goederen of de diensten. Deze uitleg strookt met de bedoeling van de wetgever om compensatie met name uit te sluiten in gevallen waarin de compensatiegerechtigde in plaats van financiële ondersteuning of een sociale uitkering, diensten verleent of goederen verstrekt of ter beschikking stelt aan een derde.4
3.2.5
Voor werklozen die algemene bijstand ontvangen, geldt dat zij op grond van artikel 9, lid 1, aanhef en letter b, van de Wwb verplicht zijn mee te werken aan de ondersteuning die een college van burgemeester en wethouders van een gemeente aan hen aanbiedt met het oog op het verkrijgen van passende arbeid en dat dit college volgens die wet aan de weigering daaraan mee te werken negatieve gevolgen voor de uitkering kan verbinden. Een dergelijke verplichting mee te werken geldt ook voor gewezen politieke ambtsdragers. Gelet op hetgeen hiervoor in 3.2.4 is overwogen, moet daarom worden aangenomen dat re-integratiediensten en loopbaanbegeleiding in zulke gevallen door de gemeente worden afgenomen voor gebruik door die gemeente zelf. Dat betekent dat de in artikel 4, lid 1, letter a, van de Wet Bcf bedoelde uitzondering toepassing mist.