Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vordering van [eiseres] afgewezen. Het heeft daartoe, samengevat, als volgt overwogen.
In de pandakte heeft [A] als pandgever concreet geduid op welke vorderingen zij een pandrecht verleende. Bij vestiging van een stil pandrecht op vorderingen op naam waarbij de te verpanden vorderingen expliciet worden vermeld op een lijst, zoals in dit geval, is die lijst leidend. Nu de vorderingen van [A] op Heijmans niet voorkomen op de lijst die is gevoegd bij de pandakte, zijn die vorderingen bij die akte niet verpand.
De pandakte bevat geen aanknopingsgegevens op grond waarvan achteraf aan de hand van die akte kan worden vastgesteld dat bij die akte ook de onderhavige vordering van [A] op Heijmans aan [eiseres] is verpand.
Van een generieke of algemene omschrijving van vorderingen van [A] op Heijmans is ook geen sprake.
Evenmin kan de “verpandingssystematiek” waarop [eiseres] zich beroept, tot het oordeel leiden dat de vordering van [A] op Heijmans aan haar is overgedragen. De stampandakte bevat slechts een verbintenis van [A] om alle vorderingen te verpanden. Uit de in de art. 4.10 en 4.11 vermelde verplichting voor [A] om voor verpanding gebruik te maken van een formulier, dat formulier op te maken en dat aan [eiseres] te verschaffen, volgt niet dat de onderhavige vordering is verpand. Overigens wijst die verplichting er, gezien het gebruikte formulier, juist op dat de vorderingen in het formulier specifiek dienen te worden vermeld.
Dat het de bedoeling van [A] en [eiseres] zou zijn geweest om ook de vorderingen van [A] op Heijmans bij die akte te verpanden, is niet relevant, nu die vorderingen niet op de lijst voorkomen. De pandakte vermeldt immers niet “alle uitstaande vorderingen per 20 januari 2014” maar “De uitstaande vorderingen per 20 januari 2014 ad € 6.059.324,79” en “Deze vorderingen zijn vermeld op de hierbij gevoegde computerlijst(en)/specificaties bestaande uit 155 gewaarmerkte pagina’s”, daarmee zeer nauwkeurig omschrijvend wat precies is verpand. (rov. 6.7.1)
Het door [eiseres] gedane aanbod te bewijzen dat de bedoeling van [A] en [eiseres] was ook de vorderingen van [A] op Heijmans bij de pandakte te verpanden, is niet ter zake dienend en wordt gepasseerd. (rov. 6.8)