Personen- en familierecht. Alimentatie. Vervolg op HR 30 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ5688. Terugbetalingsverplichting na vaststelling lagere alimentatie in hoger beroep (HR 25 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:1001, NJ 2014/225). Relevante omstandigheden.
Rechtspraak.nl NJ 2015/132 met annotatie van NJB 2015/552 RvdW 2015/374 JWB 2015/98 PFR-Updates.nl 2015-0078
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1 Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking van de Hoge Raad van 30 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ5688;
b. de beschikking in de zaak 106.011.605/01 (rekestnummer 1115/07) van het gerechtshof te Amsterdam van 3 april 2008.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2 Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot vernietiging en verwijzing.
3 Beoordeling van de middelen
3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Partijen zijn tot 2 november 2004 gehuwd geweest.
(ii) Bij beschikking van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 22 februari 2006 is de door de man ten behoeve van de vrouw te betalen alimentatie (die eerder op nihil was vastgesteld) bepaald op € 940,-- per maand over de periode van 14 januari 2005 tot 15 september 2005, en op € 500,-- per maand met ingang van 15 september 2005.
(iii) Nadat de Hoge Raad de zojuist genoemde beschikking had vernietigd bij beschikking van 30 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ5688, heeft het gerechtshof te Amsterdam (hierna: het hof) bij beschikking van 3 april 2008 de alimentatie over de periode van 14 januari 2005 tot 15 september 2005 vastgesteld op een bedrag van € 1.038,-- per maand, en met ingang van 15 september 2005 op nihil, met dien verstande dat, voor zover de man over de periode vanaf 15 september 2005 tot de datum van de uitspraak van het hof meer heeft betaald en/of meer op hem is verhaald, de alimentatie tot laatstbedoelde datum wordt bepaald op hetgeen door hem is betaald en/of op hem verhaald.
3.2.1
Middel 5 is gericht tegen het oordeel van het hof in rov. 4.6, dat als volgt luidt:
“4.6. Voorzover de man vanaf 15 september 2005 tot heden meer heeft betaald en/of meer op hem is verhaald dan de onder 4.5 vermelde uitkering, kan van de vrouw, nu een dergelijke uitkering van maand tot maand pleegt te worden verbruikt, in redelijkheid niet worden gevergd dat zij het meerdere terugbetaalt.”
3.2.2
Het middel klaagt dat dit oordeel onjuist althans onvoldoende gemotiveerd is, omdat in de onderhavige situatie de betaalde alimentatie niet van maand tot maand is verbruikt nu deze door het gerechtshof te ’s-Gravenhage op 22 februari 2006 met terugwerkende kracht vanaf 15 januari 2005 was toegewezen. Op dat moment was de partneralimentatie over de periode tot en met februari 2006 dus niet - zoals het hof aanneemt - van maand tot maand verbruikt, maar nog in zijn geheel beschikbaar.
3.2.3
Deze klacht is gegrond. Het hof heeft aan zijn oordeel dat van de vrouw in redelijkheid niet kan worden gevergd dat zij het na 15 september 2005 teveel ontvangene terugbetaalt, ten grondslag gelegd dat een dergelijke uitkering van maand tot maand pleegt te worden verbruikt. Die motivering is onbegrijpelijk, nu de vrouw de (door het gerechtshof te ’s-Gravenhage bepaalde) alimentatie van € 500,-- per maand over de periode vanaf 15 september 2005 pas heeft ontvangen na de beschikking van dat hof van 22 februari 2006, zodat deze alimentatie over de periode voorafgaande aan die beschikking niet van maand tot maand kan zijn verbruikt.
3.2.4
Na verwijzing zal aan de hand van de maatstaven vermeld in HR 25 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:1001, NJ 2014/225 (zie met name de rov. 3.5.1 en 3.6.3), opnieuw beoordeeld moeten worden of en in hoeverre van de vrouw in redelijkheid kan worden gevergd dat zij het teveel ontvangene aan de man terugbetaalt. Daarbij is onder meer relevant in hoeverre de vrouw de aan alimentatie ontvangen bedragen heeft verbruikt; dat zij aan die alimentatie, naar het hof heeft vastgesteld, in de periode na 15 september 2005 geen behoefte had; alsmede het belang van de man bij terugbetaling van de door hem te veel betaalde alimentatie.
3.3
De klachten van de middelen 1 - 4 kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam van 3 april 2008;
verwijst het geding naar het gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, C.E. Drion en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 6 maart 2015.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: