Het hof heeft geoordeeld dat [verzoekster] haar naam juist eerder gebruikte dan [verweerster] de naam ‘ [verweerster] ’, maar de beschikking van de kantonrechter desalniettemin bekrachtigd. Daartoe heeft het hof het volgende overwogen.
Aan de orde is of [verweerster] nog steeds ‘ [verweerster] ’ als handelsnaam gebruikt, hetzij door gebruik van het logo, hetzij door nog steeds gebruik te maken van de domeinnaam www. [B] .nl of e-mailadressen (rov. 3.6.1).
[verweerster] heeft het gebruik van ‘ [B] ’ als handelsnaam weersproken, waarbij zij heeft vermeld dat zij inmiddels de handelsnaam [verweerster] Advocaten voert, waar mogelijk steeds in combinatie met haar logo, dat de domeinnaam www. [B] .nl evenmin actief wordt gebruikt en de thans in gebruik zijnde email-adressen niet meer de oude domeinnaam bevatten (rov. 3.6.2).
De door [verzoekster] respectievelijk [verweerster] gebruikte logo’s lijken niet op elkaar en roepen geen beeld op van dezelfde of aan elkaar gelieerde ondernemingen (rov. 3.7.2).
Het voorgaande wordt niet anders wanneer de gevelbelettering van [verweerster] in ogenschouw wordt genomen. Uit de foto’s blijkt dat ook steeds het onderschrift staat vermeld, namelijk op het linker raam (onder het rode vlak) en ook onder de hoofdbelettering aan de binnenzijde. Het logo wordt aldus ter identificatie in totaliteit gebruikt op de gevel van het kantoorpand, net zoals op het briefpapier en op de website, dus steeds met het onderschrift.
Weliswaar lijkt [verweerster] ook vervolgvellen te gebruiken met het logo zonder het onderschrift, maar de kans dat een argeloze deelnemer aan het maatschappelijk verkeer, met de door [verzoekster] aangevoerde ‘vage herinnering’, hiermee onverhoeds wordt geconfronteerd en in verwarring wordt gebracht acht het hof zo niet nihil, dan toch te verwaarlozen. Vervolgvellen zullen eerst ter kennis komen van klanten nadat het contact al is gelegd. (Rov. 3.7.3)
Voor zover het gaat om het gebruik van de domeinnaam www. [B] .nl acht het hof geen gebruik als handelsnaam meer aan de orde, maar slechts gebruik als een (oud) adres. Hetzelfde geldt voor het (mogelijke) gebruik van de oude emailadressen met daarin de aanduiding ‘ [B] ’: door het nog bereikbaar zijn via die adressen is van gebruik als handelsnaam geen sprake. (Rov. 3.8)
Een proceskostenveroordeling moet op de voet van art. 1019h Rv worden vastgesteld. Het hof zal evenwel in beide instanties de kosten compenseren, aangezien beide partijen deels in het (on)gelijk zijn gesteld: [verzoekster] is in 2011 terecht in actie gekomen tegen het toenmalige gebruik van de handelsnaam ‘ [verweerster] ’ door [verweerster] , maar in dit geding worden haar vorderingen afgewezen. Art. 1019h Rv en art. 14 Handhavingsrichtlijn staan niet aan kostencompensatie in de weg. (Rov. 3.10.1-3.10.4)