2 oktober 2009
Eerste Kamer
08/03642
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
DE STAAT DER NEDERLANDEN, (Ministerie van Justitie),
zetelend te 's-Gravenhage,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. D. Stoutjesdijk,
t e g e n
De stichting WONINGSTICHTING WHERESTAD,
gevestigd te Purmerend,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Staat en Wherestad.
1. Het geding in feitelijke instanties
Wherestad heeft bij exploot van 16 september 2005 de Staat gedagvaard voor de rechtbank Haarlem, sector kanton, locatie Zaandam, en gevorderd, kort gezegd, te verklaren voor recht dat de Staat de schade die door politie-invallen in twee woningen aan de [a-straat] te [plaats] is veroorzaakt, dient te vergoeden en de Staat te veroordelen om aan Wherestad te betalen een bedrag van € 2.783,01, met rente en kosten.
De Staat heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 9 maart 2006 de vordering toegewezen.
Tegen dit vonnis heeft de Staat hoger beroep inge-steld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 24 april 2008 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de Staat beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Wherestad is verstek verleend.
De zaak is voor de Staat toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, met verwijzing ter verdere afhandeling.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Op 17 november 2003 zijn twee woningen aan de [a-straat] te [plaats] doorzocht nadat de hulpofficier van justitie daarvoor een machtiging had verleend op grond van art. 49 Wet wapens en munitie in samenhang met art. 2 lid 1 Algemene wet op het binnentreden.
(ii) Wherestad is eigenares van deze woningen; zij had de woningen verhuurd aan twee huurders, S. en R.
(iii) Bij het strafvorderlijk optreden op 17 november 2003 is S. aangehouden. De voordeuren en de keukens
van de door S. en R. gehuurde woningen zijn daarbij beschadigd. De schade is begroot op € 2.783,01.
(iv) Wherestad verhuurt in de regio Purmerend als "sociale verhuurder" ongeveer 5000 woningen.
3.2 Wherestad heeft de hiervoor in 1 vermelde vordering ingesteld, kort gezegd strekkende tot een verklaring voor recht dat de Staat gehouden is de schade te vergoeden die is veroorzaakt door de politie-invallen in genoemde woningen, alsmede tot veroordeling van de Staat om het hiervoor genoemde bedrag van € 2.783,01 te betalen. Zij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de Staat jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld doordat bij de politie-invallen schade is toegebracht aan twee van haar woningen. De Staat heeft als verweer gevoerd dat het strafvorderlijk optreden ook jegens Wherestad als rechtmatig is aan te merken en dat de schade, die volgens de Staat beperkt van aard is, behoort tot het normale maatschappelijke en normale bedrijfsrisico van Wherestad.
De kantonrechter heeft de vordering toegewezen. Het hof heeft het vonnis bekrachtigd. Hetgeen het hof heeft overwogen kan als volgt worden samengevat. Het hof heeft vooropgesteld dat het strafvorderlijk optreden ook jegens Wherestad als rechtmatig moet worden aangemerkt, maar dat dit niet in de weg staat aan het oordeel dat het daarbij toebrengen van schade onrechtmatig kan zijn, en dat schade die bij strafvorderlijk optreden wordt toegebracht aan zaken van een ander dan de verdachte, niet zonder meer behoort tot het normale maatschappelijke risico of normale bedrijfsrisico van die ander (rov. 4.5 en 4.7). Het hof heeft in dit verband verwezen naar de uitspraken van de Hoge Raad van 30 maart 2001, nr. C00/083, LJN AB0801, NJ 2003, 615 en 17 september 2004, nr. C03/068, LJN AO7887, NJ 2005, 392.
Het hof heeft geoordeeld dat de onderhavige schade niet behoort tot het zojuist bedoelde risico van Wherestad en heeft daartoe onder meer de volgende omstandigheden in aanmerking genomen:
1) de onderhavige schade, die enkele duizenden euro's beloopt en is geleden door een sociale verhuurder die niet uit is op economisch gewin, valt niet aan te merken als geringe schade;
2) het strafvorderlijk optreden was niet gericht tegen Wherestad, maar tegen twee van haar huurders op wier handelen buiten het gehuurde Wherestad geen invloed kan uitoefenen;
3) Wherestad was niet betrokken bij en/of op de hoogte van het - volgens de Staat - strafbaar handelen van haar huurders;
4) Wherestad heeft geen schadebeperkende maatregelen kunnen treffen, aangezien zij pas na het strafvorderlijk optreden daarvan op de hoogte is gesteld.
3.3 Onderdeel 1 bestrijdt het oordeel van het hof dat de onderhavige schade niet behoort tot het normale maatschappelijke risico of normale bedrijfsrisico van Wherestad. Het onderdeel is tevergeefs voorgesteld omdat dit oordeel niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting en toereikend is gemotiveerd. De omstandigheid dat Wherestad een grootschalige bedrijfsmatige verhuurder is, behoefde het hof geenszins van zijn oordeel te weerhouden, eens te minder nu het hof, niet onbegrijpelijk, van oordeel was dat het hier geen geringe schade betrof. De klacht van het onderdeel dat het hof heeft miskend dat de Staat niet aansprakelijk is omdat Wherestad de schade kan verhalen op de betrokken huurders, kan niet slagen omdat deze omstandigheid niet eraan in de weg staat dat ook de Staat gehouden is de door Wherestad geleden schade te vergoeden en het Wherestad derhalve vrijstond de Staat tot vergoeding van haar schade aan te spreken (HR 30 maart 2001, nr. C00/083, LJN AB0801, NJ 2003, 615, rov. 3.11).
Onderdeel 2 heeft geen zelfstandige betekenis en behoeft derhalve geen behandeling.
3.4 Onderdeel 3 komt op tegen rov. 4.12, waarin het hof het beroep van de Staat op art. 6:10l lid 1 BW heeft verworpen. Het onderdeel klaagt terecht over het oordeel van het hof dat de enkele omstandigheid dat de schade niet behoort tot het normale maatschappelijke risico of het normale bedrijfsrisico van Wherestad voldoende is om dat beroep af te wijzen. Het onderdeel slaagt dus.
3.5 Onderdeel 4 is gericht tegen rov. 4.14, waarin het hof het volgende heeft overwogen.
"4.14 Het beroep van de Staat op artikel 6:101 lid 2 BW dient te worden afgewezen, nu de strekking van dit artikel is om de houder van een zaak te beschermen tegen schadeclaims van de beschadiger via een tegenvordering, waarvoor hij zich tegenover de eigenaar van de zaak heeft gevrijwaard en deze situatie zich hier niet voordoet."
Het onderdeel klaagt dat het hof aan art. 6:101 lid 2 BW een te beperkte uitleg heeft gegeven. Art. 6:10l lid 2 houdt in dat indien de vergoedingsplicht schade betreft die is toegebracht aan een zaak die een derde voor de benadeelde in zijn macht had, bij toepassing van art. 6:101 lid 1 omstandigheden die aan de derde kunnen worden toegerekend, worden toegerekend aan de benadeelde. In de totstandkomingsgeschiedenis is over de ratio van deze bepaling onder meer opgemerkt dat het voor de aansprakelijke geen verschil zou moeten maken of de zaak die hij beschadigde, toebehoorde aan de medeschuldige die haar in zijn macht had of dat deze de zaak voor een ander onder zich had (vgl. MvA II, Parl. Gesch. Boek 6, blz. 352-353). Gelet op deze strekking van art. 6:101 lid 2 geeft het oordeel van het hof blijk van een onjuiste rechtsopvatting, zodat ook dit onderdeel slaagt.
3.6 Het voorgaande brengt mee dat de overige onderdelen geen behandeling behoeven.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 24 april 2008;
verwijst de zaak ter verdere behandeling en beslissing naar het gerechtshof te 's-Gravenhage;
veroordeelt Wherestad in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 469,62 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 2 oktober 2009.