25 januari 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/245HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. R.F. Thunnissen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verweerder] heeft bij exploot van 19 september 2003 [eiseres] gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam, sector kanton, en gevorderd [eiseres] te veroordelen, kort gezegd, aan [verweerder] te betalen de som van € 22.237,-- bruto ter zake van loon en toeslagen, en de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW, met rente en kosten.
[Eiseres] heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 2 maart 2004 [eiseres] veroordeeld tot betaling van:
a. verschuldigde bedragen ingevolge de bedrijfs-CAO [A] B.V. over de periode vanaf 16 oktober 1998 tot en met 30 augustus 2002 betreffende de onregelmatigheidstoeslag en de achteruitgang salaris;
b. de wettelijke verhogingen;
c. de wettelijke rente over de onder a. en b. genoemde bedragen;
d. € 1.000,-- aan buitengerechtelijke incassokosten.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. [Verweerder] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 31 maart 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Verweerder] is op 13 juni 1994 als chauffeur-begeleider in dienst getreden van [A] B.V.
De arbeidsovereenkomst, die is aangegaan voor onbepaalde tijd, houdt onder meer in dat de CAO [A] van toepassing is.
(ii) Op 1 april 1996 is een nieuwe CAO [A] tot stand gekomen. Daarna is een CAO tot stand gekomen, geheten CAO [van eiseres], welke gold tot en met maart 2000. De genoemde CAO's waren bedrijfs-CAO's.
(iii) [A] B.V. is per 1 januari 1998 overgenomen door [eiseres] (hierna: [eiseres]). Aan [verweerder] is medegedeeld dat dit geen gevolgen heeft voor zijn arbeidsrechtelijke positie.
(iv) [Eiseres] valt sinds 31 maart 2000 onder de CAO Taxivervoer.
(v) De CAO Taxivervoer 2002-2003, die gold vanaf 1 januari 2002, is op 30 augustus 2002 algemeen verbindend verklaard.
3.2 [Verweerder] heeft van [eiseres] betaling gevorderd van op grond van de bedrijfs-CAO verschuldigd loon en onregelmatigheidstoeslag over de periode van 16 oktober 1998 tot en met 30 september 2003, een en ander als hiervoor in 1 vermeld. De rechtbank heeft de vordering toegewezen voorzover deze betrekking had op de periode tot en met 30 augustus 2002. De rechtbank overwoog daartoe, kort gezegd, dat op laatstgenoemde datum de CAO Taxivervoer algemeen verbindend werd verklaard zodat deze CAO vanaf die datum ook gold voor [verweerder].
[Eiseres] is met (het tweede deel van) haar tweede grief opgekomen tegen deze overweging. Volgens [eiseres] was op grond van de arbeidsovereenkomst de CAO Taxivervoer 2002-2003 al vanaf 1 januari 2002 van toepassing ten aanzien van [verweerder]. Zij voerde daartoe aan dat in de arbeidsovereenkomst weliswaar de CAO [A] van toepassing is verklaard, maar dat partijen daarmee nooit hebben bedoeld de toepasselijkheid van een CAO afhankelijk te maken van de exacte naam. Voor die toepasselijkheid is beslissend of het gaat om een CAO die mede de rechtspositie van het personeel van het zittend ziekenvervoer van [eiseres] beoogt te regelen, hetgeen bij de CAO Taxivervoer 2002-2003 het geval is. Het hof heeft het vonnis bekrachtigd en heeft daartoe onder meer het volgende overwogen.
"4.5 (...)
Pas op het moment van de algemeen verbindendverklaring op 30 augustus 2002 kan deze Cao [verweerder], die niet bij een bij de totstandkoming van de Cao betrokken vakbond was aangesloten, binden (...). De datum van 1 januari 2002 geldt in dit verband niet voor [verweerder]. Het hof deelt de mening van [eiseres] dat de exacte naam van de Cao zoals die in de arbeidsovereenkomst vermeld staat niet beslissend is voor de vraag of deze Cao al dan niet van toepassing is op [verweerder]. Ook deel 2 van grief II faalt."
3.3 Het middel, dat opkomt tegen dit oordeel van het hof, is terecht voorgesteld.
In het licht van de overweging van het hof dat de exacte naam van de CAO zoals deze in de arbeidsovereenkomst vermeld staat niet beslissend is voor de vraag of de CAO op [verweerder] van toepassing is, is zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk waarom het beding in de arbeidsovereenkomst niet aldus moet worden uitgelegd dat op grond daarvan de CAO Taxivervoer 2002-2003 per 1 januari 2002 ten aanzien van [verweerder] van toepassing werd.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 31 maart 2006;
verwijst het geding naar het gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 448,50 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 25 januari 2008.