De rechthebbende voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
Er is sprake van schending van de goede procesorde en het recht op een eerlijk proces. De rechthebbende heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling in eerste aanleg geen (inhoudelijke) stukken van de rechtbank ontvangen althans te laat ontvangen en zich daardoor niet goed kunnen voorbereiden nu zij de standpunten van de bewindvoerder en de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden niet kende.
De kantonrechter heeft ten onrechte het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen en geoordeeld dat de grond voor het bewind (verkwisting dan wel problematische schulden) nog aanwezig is. Het klopt dat de rechthebbende ten tijde van het instellen van het bewind in 2017 problematische schulden had. Echter, op dit moment is de rechthebbende vrijwel schuldenvrij nu de meeste schulden zijn kwijtgescholden omdat zij officieel is erkend als gedupeerde van de toeslagenaffaire. Dit wordt ook niet betwist door de bewindvoerder. De rechthebbende heeft ter compensatie een bedrag van € 30.000,- ontvangen.
Van verkwisting is evenmin sprake. De rechthebbende heeft deugdelijke redenen voor de uitgaven en financiële beslissingen die zij de afgelopen jaren heeft gedaan c.q. genomen. De rechthebbende heeft kosten moeten maken in verband met haar verhuizing naar [plaats] . De vergoeding die zij hiervoor heeft ontvangen vanuit de gemeente ter hoogte van € 3.000,- heeft ze besteed aan de inrichting van de woning (€ 2.000,-) en aan de aanschaf van een nieuwe auto (€ 1.000,-). De rechthebbende heeft daardoor haar huis nog niet volledig kunnen inrichten, maar de bewindvoerder wil geen extra budget beschikbaar stellen. Verder heeft de bewindvoerder steeds een minimaal budget beschikbaar gesteld voor de aanschaf van een auto waardoor de rechthebbende veel onnodige kosten heeft moeten maken in verband met reparaties. Goedkoop is duurkoop gebleken. De rechthebbende heeft een deugdelijke auto nodig in verband met de omgangsregelingen met haar uithuisgeplaatste kinderen. Noodgedwongen heeft de rechthebbende daarom een korte periode een auto moeten huren. De vergoeding van € 5.000,- die de rechthebbende heeft ontvangen van het Schadefonds Geweldsmisdrijven vanwege misstanden in de jeugdzorg mocht zij vrij besteden. De rechthebbende heeft met name kleding gekocht, uitstapjes met de kinderen gedaan, extra boodschappen gedaan en € 2.000,- aangewend voor de aanschaf van (opnieuw) een tweedehands auto. De rechthebbende heeft daarmee geen kosten gemaakt die ze met haar huidige inkomsten uit de Participatiewet niet zou kunnen dragen. Ze heeft extra uitgaven kunnen doen vanwege de vergoeding van de gemeente en de vergoeding van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Er is geen sprake van een reëel risico dat de rechthebbende na opheffing van het bewind het compensatiebedrag van € 30.000,- zal verkwisten.
Ondanks dat de rechthebbende zelf in staat is om haar financiën te beheren, hetgeen zij voor het bewind ook altijd deed, is de rechthebbende bereid in te stemmen met budgetbeheer in het vrijwillig kader. De rechthebbende wil koste wat het kost voorkomen dat ze in de toekomst in financiële problemen komt.
Tot slot is er sprake van onvoldoende vertrouwen tussen de rechthebbende en de bewindvoerder. Zo is het de wens van de rechthebbende om een traject voor zelfredzaamheid te starten. De bewindvoerder is echter nooit bereid geweest om hieraan mee te werken. De voorzetting van het bewind is niet zinvol. De verwachting bestaat niet dat partijen binnen afzienbare tijd kunnen samenwerken op basis van onderling vertrouwen. Reden waarom het bewind dient te worden opgeheven.