Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHSHE:2024:4106

Gerechtshof 's-Hertogenbosch
19-12-2024
05-02-2025
200.340.817_01
Personen- en familierecht
Hoger beroep

bekrachtiging bestreden beschikking. Opheffing bewind nog te vroeg.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Uitspraak: 19 december 2024

Zaaknummer: 200.340.817/01

Zaaknummer eerste aanleg: 10752856 OV VERZ 23-5728

in de zaak in hoger beroep van:

[rechthebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster in hoger beroep,

hierna te noemen: de rechthebbende,

advocaat: mr. M.M. Hoelbeek,

Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: de vader,

[bewindvoerder] h.o.d.n. [naam] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna te noemen: de bewindvoerder.

In het kort:

Deze zaak gaat over het verzoek van de rechthebbende tot opheffing van het bewind.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 1 februari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 29 april 2024, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen en het bewind op te heffen met veroordeling van de bewindvoerder in de proceskosten.

2.2.

De bewindvoerder en de vader hebben geen verweerschrift ingediend.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 november 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

  • -

    de rechthebbende, bijgestaan door mr. M.M. Hoelbeek;

  • -

    de bewindvoerder.

2.3.1.

De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.

2.4.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

  • -

    het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 18 januari 2024;

  • -

    de ter zitting door de advocaat van de rechthebbende overgelegde spreekaantekeningen.

3 De beoordeling

3.1.

Bij beschikking van 10 april 2017 heeft de kantonrechter in de rechtbank Haarlem over de goederen die de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren een bewind ingesteld. Het bewind is ingesteld op grond van verkwisting of het hebben van problematische schulden.

3.2.

Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de rechthebbende tot opheffing van het bewind afgewezen.

3.3.

De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.

3.4.

De rechthebbende voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.

Er is sprake van schending van de goede procesorde en het recht op een eerlijk proces. De rechthebbende heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling in eerste aanleg geen (inhoudelijke) stukken van de rechtbank ontvangen althans te laat ontvangen en zich daardoor niet goed kunnen voorbereiden nu zij de standpunten van de bewindvoerder en de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden niet kende.

De kantonrechter heeft ten onrechte het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen en geoordeeld dat de grond voor het bewind (verkwisting dan wel problematische schulden) nog aanwezig is. Het klopt dat de rechthebbende ten tijde van het instellen van het bewind in 2017 problematische schulden had. Echter, op dit moment is de rechthebbende vrijwel schuldenvrij nu de meeste schulden zijn kwijtgescholden omdat zij officieel is erkend als gedupeerde van de toeslagenaffaire. Dit wordt ook niet betwist door de bewindvoerder. De rechthebbende heeft ter compensatie een bedrag van € 30.000,- ontvangen.

Van verkwisting is evenmin sprake. De rechthebbende heeft deugdelijke redenen voor de uitgaven en financiële beslissingen die zij de afgelopen jaren heeft gedaan c.q. genomen. De rechthebbende heeft kosten moeten maken in verband met haar verhuizing naar [plaats] . De vergoeding die zij hiervoor heeft ontvangen vanuit de gemeente ter hoogte van € 3.000,- heeft ze besteed aan de inrichting van de woning (€ 2.000,-) en aan de aanschaf van een nieuwe auto (€ 1.000,-). De rechthebbende heeft daardoor haar huis nog niet volledig kunnen inrichten, maar de bewindvoerder wil geen extra budget beschikbaar stellen. Verder heeft de bewindvoerder steeds een minimaal budget beschikbaar gesteld voor de aanschaf van een auto waardoor de rechthebbende veel onnodige kosten heeft moeten maken in verband met reparaties. Goedkoop is duurkoop gebleken. De rechthebbende heeft een deugdelijke auto nodig in verband met de omgangsregelingen met haar uithuisgeplaatste kinderen. Noodgedwongen heeft de rechthebbende daarom een korte periode een auto moeten huren. De vergoeding van € 5.000,- die de rechthebbende heeft ontvangen van het Schadefonds Geweldsmisdrijven vanwege misstanden in de jeugdzorg mocht zij vrij besteden. De rechthebbende heeft met name kleding gekocht, uitstapjes met de kinderen gedaan, extra boodschappen gedaan en € 2.000,- aangewend voor de aanschaf van (opnieuw) een tweedehands auto. De rechthebbende heeft daarmee geen kosten gemaakt die ze met haar huidige inkomsten uit de Participatiewet niet zou kunnen dragen. Ze heeft extra uitgaven kunnen doen vanwege de vergoeding van de gemeente en de vergoeding van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Er is geen sprake van een reëel risico dat de rechthebbende na opheffing van het bewind het compensatiebedrag van € 30.000,- zal verkwisten.

Ondanks dat de rechthebbende zelf in staat is om haar financiën te beheren, hetgeen zij voor het bewind ook altijd deed, is de rechthebbende bereid in te stemmen met budgetbeheer in het vrijwillig kader. De rechthebbende wil koste wat het kost voorkomen dat ze in de toekomst in financiële problemen komt.

Tot slot is er sprake van onvoldoende vertrouwen tussen de rechthebbende en de bewindvoerder. Zo is het de wens van de rechthebbende om een traject voor zelfredzaamheid te starten. De bewindvoerder is echter nooit bereid geweest om hieraan mee te werken. De voorzetting van het bewind is niet zinvol. De verwachting bestaat niet dat partijen binnen afzienbare tijd kunnen samenwerken op basis van onderling vertrouwen. Reden waarom het bewind dient te worden opgeheven.

3.5.

De bewindvoerder voert tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende

aan.

Sinds 2018 is de bewindvoerder betrokken bij de rechthebbende. Het zit de rechthebbende niet mee en ze vecht voor haar kinderen. Het contact met de rechthebbende is goed.

Ten tijde van de overname van het bewind was er sprake van een schuld van ongeveer € 37.000,-. Deze schuld was mede ontstaan door verkwisting aan de zijde van de rechthebbende. De rechthebbende geeft meer uit dan ze aan inkomsten heeft. Dat was een probleem en is een probleem gebleven.

Er zijn ook positieve ontwikkelingen. Zo laat de rechthebbende minder excessen in haar uitgaven zien. Eerder was dit lastig mede vanwege de instabiele familiesituatie waardoor minder slimme uitgaven werden gedaan. De rechthebbende doet haar best om de situatie stabiel te maken en zoekt hulp. Vanuit vroeger is de rechthebbende nooit geleerd om met geld om te gaan. Als de situatie van de rechthebbende stabiel is, kan worden gestart met de training zelfredzaamheid. Mocht de rechthebbende in de toekomst de cursus met betrekking tot de zelfredzaamheid met goed resultaat afronden, dan heeft de bewindvoerder geen bezwaar tegen de opheffing van het bewind. Momenteel is het nog te vroeg en is het belangrijk dat de rechthebbende leert hoe ze met haar geld om dient te gaan.

3.6.

Het hof komt tot de volgende beoordeling.

3.6.1.

Het hof stelt voorop dat voor zover de rechthebbende met haar eerste grief betoogt dat in eerste aanleg het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden, de rechthebbende vanwege de herstelfunctie van het hoger beroep nu alsnog op alle in eerste aanleg in het geding gebrachte stukken heeft kunnen reageren, zowel in de schriftelijke ronde als tijdens de mondelinge behandeling bij het hof. Deze grief van de rechthebbende faalt in zoverre.

3.6.2.

Ingevolge artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter het bewind opheffen indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, zulks op verzoek van de bewindvoerder of degene die gerechtigd is het bewind te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432 BW, alsmede ambtshalve.

3.6.3.

Het hof is van oordeel dat er nog altijd een noodzaak bestaat voor voortzetting van het bewind en komt tot dat oordeel op grond van het volgende. Gebleken is dat binnen de beperkte mogelijkheden die de rechthebbende heeft om over haar financiën te beschikken, zij beslissingen neemt die niet passen binnen de omvang van haar inkomsten. Zo heeft de rechthebbende een duur telefoonabonnement afgesloten. Ook is aansturing door de bewindvoerder recent nog noodzakelijk gebleken vanwege het voornemen van de rechthebbende om een (te dure) leaseauto aan te schaffen. Ook het budget vanuit de gemeente voor de herinrichting van de woning van de rechthebbende heeft de rechthebbende deels voor andere doeleinden aangewend. De rechthebbende heeft zelf tijdens de mondelinge behandeling erkend dat ze nog steeds hulp nodig heeft bij het beheren van haar financiën. De rechthebbende is niet in staat om volledig zelfstandig haar financiën te beheren. Daarbij is komen vast te staan dat de rechthebbende en de bewindvoerder goed met elkaar kunnen communiceren en dat er sprake is van onderling vertrouwen. Zo heeft de bewindvoerder op verzoek van de rechthebbende toegezegd een budget vanuit het compensatiebedrag dat de rechthebbende heeft ontvangen beschikbaar te stellen voor de aanschaf van een deugdelijke auto. Tijdens de mondelinge behandeling is voorts besproken dat de rechthebbende zodra zij daar aan toe is een cursus gaat volgen zodat ze in de toekomst wel in staat zal zijn om haar eigen financiën te beheren. Wanneer de rechthebbende een dergelijke cursus succesvol heeft afgerond is er vanuit de bewindvoerder geen bezwaar tegen de opheffing van het bewind. Op dit moment is het daarvoor echter nog te vroeg.

Gelet op het voorgaande wordt het verzoek van de rechthebbende om het bewind op te heffen afgewezen.

3.7.

Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

3.8.

Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4 De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 1 februari 2024,

compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder de eigen proceskosten draagt;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, E.M.C. Dumoulin en M.J.C. van Leeuwen en is op 19 december 2024 uitgesproken in het openbaar door mr. E.M.C. Dumoulin in tegenwoordigheid van de griffier.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.