In geschil is tegen welke waarde de woning in de verrekening moet worden betrokken. Met toepassing van de rekenmethode, zoals onder andere gehanteerd in HR 10 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI4387 is het aandeel van de vrouw in de waarde van de woning van de man als volgt te berekenen: er dient een breukgetal te worden vastgesteld waarvan de teller bestaat uit het bedrag dat op de peildatum uit overgespaarde inkomsten is afgelost op de (hypothecaire) leningen en de noemer uit de waarde van de woning ten tijde van de aankoop en het resultaat daarvan te vermenigvuldigen met de waarde van de woning op de peildatum.
Bij de mondelinge behandeling is gebleken dat op de peildatum (15 juli 2015) de hypothecaire geldlening (van fl. 165.000,-- ofwel € 74.874,74) op een bedrag van € 35.000,-- na was afgelost. De lening van de ouders van de man (van fl. 45.000,-- ofwel € 20.420,11) was op de peildatum volledig afgelost. Dit betekent dat het bedrag dat uit overgespaarde inkomsten op de (hypothecaire) geldleningen is afgelost in totaal (74.874,74 - 35.000 + 20.420,11 =) € 60.294,85 bedraagt.
De waarde ten tijde van de aankoop van de woning bedroeg fl. 210.000,-- (€ 95.293,84).
Over de waarde van de woning op de peildatum heeft de man aangevoerd dat deze op de peildatum minstens € 230.194,-- bedroeg. Volgens de man is dit de ‘normale waardestijging’ van de woning zodat aan de vrouw toekomt € 67.403,-- (waarde rechtbank € 356.000,-- minus € 230.194,-- = € 134.806,-- / 2). De man heeft niet duidelijk gemaakt waarom de normale waardestijging van de woning bij de verrekening buiten beschouwing dient te blijven. Het hof volgt hem daarin ook niet. De vrouw heeft onweersproken aangevoerd dat de WOZ-waarde in 2015 € 379.000,-- bedroeg. Het hof zal daarom van die waarde uitgaan.
Het voorgaande brengt met zich dat de vrouw recht heeft op de helft van:
(60.294,85 : 95.293,84) x 397.000 = € 251.192,05, aldus op € 125.596,02. Dit is het bedrag dat de vrouw uit hoofde van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden toekomt.
De advocaat van de vrouw heeft ter zitting desgevraagd laten weten dat de Reaal polis na de peildatum, op 3 juli 2018, tot uitkering is gekomen en dat daarmee het restant van de hypothecaire geldlening (€ 35.000,--) is afgelost. Zij heeft ten aanzien daarvan echter geen afzonderlijke vordering ingesteld.