Het hof overweegt het volgende. De arbeidsovereenkomst kan ontbonden worden op verzoek van de werkgever indien sprake is van verwijtbaar handelen van de werknemer, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet meer gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
Naar het oordeel van het hof is sprake van dergelijk verwijtbaar handelen van [appellante] . [appellante] vervulde de functie van HR manager/manager P&O. In die hoedanigheid maakte zij ook deel uit van het managementteam van [verweerster] . Met de verzending van het onder 3.1.6. weergegeven e-mailbericht heeft zij het vertrouwen dat [verweerster] in haar mocht hebben geschonden. Niet alleen liet [appellante] aan alle Managementteam leden blijken dat zij kennelijk twijfels had over (de totstandkoming van) het besluit van [directeur] , maar de bij de betreffende e-mail gevoegde e-mailwisseling bevat ook vertrouwelijke informatie over de betrokken manager, terwijl [appellante] die e-mail aan alle leden van het Managementteam met uitzondering van die betrokken manager zond. [directeur] heeft [appellante] , hetgeen zij uitdrukkelijk heeft erkend, in december 2017 ook daarop aangesproken en haar laten weten dat zij deze gang van zaken onaanvaardbaar vond. Het hof laat in het midden of [appellante] ook in een MT vergadering is aangesproken op deze kwestie, omdat het dat niet doorslaggevend vindt voor de verdere beoordeling. Het hof zal er van uitgaan dat dat niet is komen vast te staan.
In het hiervoor onder 3.1.10. weergegeven mailbericht van 29 maart 2018 uit [appellante] (opnieuw) kritiek op [directeur] . Zij verzendt dit mailbericht aan alle MT-leden en zij voegt de vertrouwelijke mailwisseling tussen haar en [directeur] (weergegeven onder 3.1.8 en 3.1.9) bij.
Naar het oordeel van het hof mocht van [appellante] - zeker als HR Manager/manager P&O die deel uitmaakt van het Managementteam - worden verwacht dat zij een verschil van inzicht of een in haar visie onheuse bejegening rechtstreeks uitspreekt met [directeur] zelf. Daar komt bij dat de inhoud van het voorafgaande mailbericht van [directeur] aan [appellante] juist genuanceerd was. [directeur] schrijft immers dat [appellante] op inhoudelijk niveau prima presteert en dat men daar erg tevreden over is, maar dat het op betrekkingsniveau (te) moeizaam gaat. [directeur] geeft aan dat [appellante] in staat moet zijn om binnen afzienbare termijn haar werkrelatie binnen het MT te verbeteren. [directeur] geeft ook concreet aan op welke wijze dat zou kunnen. [appellante] voert in dit geding ter verklaring van haar reactie aan dat het gaat om haar beleving van het mailbericht. Er was, aldus [appellante] , sprake van een jarenlange werkrelatie tussen [directeur] en haar en zij voelde zich “de maat genomen worden”. De mededeling dat een intensief verbetertraject noodzakelijk was voelde, gezien haar jarenlange ervaring en positie binnen [verweerster] als een klap in het gezicht en zij voelde zich als een klein kind in de hoek gezet.
Dat rechtvaardigt echter in de ogen van het hof niet om alle MT-leden daarbij te betrekken én de vertrouwelijke mailwisseling tussen [appellante] en [directeur] aan alle MT-leden te sturen. Juist in het licht van de eerdere waarschuwing en gelet op haar positie als HR-manager had [appellante] zich dat dienen te realiseren.
Evenals de kantonrechter kent het hof gewicht toe aan de omstandigheid dat [appellante] , niet nadien haar excuses heeft aangeboden voor haar handelwijze. Als al sprake zou zijn geweest van handelen in een emotionele oprisping, zoals [appellante] stelt, dan hadden excuses aan [directeur] voor de hand gelegen. Niets had [appellante] hoeven te beletten om telefonisch of schriftelijk aan [directeur] te melden dat zij spijt had van haar handelwijze. Dat [appellante] zodanig ziek was, dat zij daartoe niet in staat was, heeft zij niet onderbouwd.
Ook het hof komt tot de conclusie dat het handelen van [appellante] zodanig verwijtbaar is, dat [verweerster] als gevolg daarvan het vertrouwen in haar en een goede samenwerking met haar heeft verloren en dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet langer van [verweerster] gevergd kan worden. Daarbij betrekt het hof dat [directeur] en [appellante] als leidinggevenden binnen het Managementteam nauw dienen samen te werken en ook op elkaar moeten kunnen vertrouwen. Een herplaatsing binnen [verweerster] is evenmin mogelijk, aangezien [appellante] ook dan dient samen te werken met [directeur] . Dit alles is voldoende grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het verzoek om een billijke vergoeding toe te kennen in plaats van herstel van de arbeidsverhouding moet om die reden ook worden afgewezen. Ook de verzochte verklaring voor recht is niet toewijsbaar. De grieven 3 tot en met 7 slagen niet.