3.1.
Tegen de vaststelling van de feiten door de voorzieningenrechter in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.19 van het bestreden vonnis zijn geen grieven gericht, noch is daartegen anderszins bezwaar gemaakt. Gelet daarop gaat ook het hof uit van die door de voorzieningenrechter vastgestelde feiten. Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.1.
Op 1 mei 2014 heeft de Gemeente een Europese aanbesteding uitgeschreven op grond van de procedure 'concurrentiegerichte dialoog', bedoeld in de artikelen 2.28 en 2.29 van de Aanbestedingswet 2012, voor de opdracht 'Implementatie Vision and roadmap urban lighting Eindhoven 2030'. In de 'Selectieleidraad Implementatie Visie en Roadmap stedelijke verlichting, Eindhoven 2030' zijn de voorwaarden voor de selectiefase van de opdracht uiteengezet (productie 2 bij inleidende dagvaarding).
3.1.2.
Na twee dialoogrondes heeft de Gemeente op 17 juli 2015 drie inschrijvers, waaronder Ziut en de Combinatie, uitgenodigd een inschrijving in te dienen. De voorwaarden voor inschrijving zijn uiteengezet in de inschrijvingsleidraad 'Aanbesteding 'Implementatie visie en Roadmap stedelijke verlichting Eindhoven 2030' (productie 4 bij inleidende dagvaarding).
3.1.3.
Bij de aanbesteding is uitgegaan van een zogenoemd Best Value Procurement (BVP). In de inschrijvingsleidraad is in hoofdstuk 2 ('Procedure') een toelichting gegeven op deze methodiek: "De Aanbesteder heeft ervoor gekozen om het onderscheidend vermogen van Inschrijvers aan te spreken door accent op kwaliteit te leggen. Aanbesteder maakt bij deze aanbesteding gebruik van het gedachtengoed van Best Value Procurement (BVP)."
Dit houdt kort gezegd in dat in de aanbesteding om een risicodossier, een kansendossier en een prestatie-onderbouwing wordt gevraagd die ieder twee A4'tjes beslaan. Daaruit moet een gekozen oplossing in simpele, niet-technische en gemakkelijk aan derden over te brengen bewoordingen blijken ('dominante informatie'). Het gaat de aanbesteder dus om informatie die een overtuigend verschil tussen de verschillende aanbieders laat zien, stevig onderbouwd met meetbare resultaten. Als de verschillen niet 'dominant' zijn, krijgen de gegadigden een zelfde waardering.
3.1.4.
De hoofddoelstelling van de opdracht is blijkens paragraaf 1.5.1 van de inschrijvingsleidraad ('Opdrachtomschrijving'): "Het implementeren van de 'Visie en Roadmap stedelijke verlichting Eindhoven 2030' (kortweg aangeduid als Roadmap), op basis waarvan de openbare verlichtingsinstallaties dienen te worden doorontwikkeld tot een geïntegreerd 'Slim Lichtgrid', met daarop geënte bestaande en nieuw te ontwikkelen en exploiteren diensten die de 'Kwaliteit van leven' in de stad verhogen."
Vervolgens zijn op basis van de inhoud van de Roadmap vijf afgeleide doelen geformuleerd, met een randvoorwaardelijk karakter (aldus paragraaf 1.5.1 van de inschrijvingsleidraad):
"1. Het ontwikkelen van de nieuwe diensten in co-creatie met burgers, bedrijven/organisaties en kennisinstellingen (Quadruple Helix/QH)
2. Het vormgeven van de ontwikkeling als een continu innovatieproces met de Roadmap als richtsnoer
3. Het beheersen van innovatierisico's door een schaalbare aanpak in proeftuinen (hierna aangeduid als proefgebieden)
4. 'Openheid' van het Slim lichtgrid qua connectiviteit, toegang, beschikbaarheidstelling van data en ontwikkeling van kennis.
5. Significante bijdrage aan integrale duurzaamheid".
3.1.5.
Voorts is in paragraaf 1.5.1 van de inschrijvingsleidraad bepaald dat de opdracht naar inhoud is ingedeeld naar twee contractperioden: een periode van vijf jaar (van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2020) en een periode van tien jaar (van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2030).
Paragraaf 1.5.2 van de inschrijvingsleidraad ('Inhoud van de Opdracht') bepaalt: "Wanneer overeenstemming wordt bereikt over het Plan van Aanpak 2e Termijn wordt de Opdracht na de eerste 5-jaarsperiode omgezet naar een Overeenkomst voor de daaropvolgende 10-jaarsperiode. De voorwaarden waarvan deze verlenging afhankelijk wordt gesteld worden overeengekomen in de pre-award-fase."
Voor de eerste vijf jaar moeten de inschrijvers 'proefgebieden' binnen de gemeente Eindhoven kiezen, waarvoor de opdrachtnemer verantwoordelijk wordt voor onder meer het beheer en onderhoud van de openbare verlichtingsinstallaties. In de tweede periode vervalt de begrenzing van de proefgebieden en omvat de opdracht de gehele gemeente Eindhoven .
3.1.6.
De conceptovereenkomst is als bijlage 2 aan de inschrijvingsleidraad gevoegd (door de Gemeente in eerste aanleg als productie 8 overgelegd). Hierover is onder 1.6 van de inschrijvingsleidraad ('Overeenkomst') opgenomen: "In de Overeenkomst is vermeld welke onderdelen deel uitmaken van de Inschrijving en/of de pre-awardfase (er is een aantal onderdelen benoemd dat geen deel uitmaakt van de Inschrijving maar waarover wij wel nadere invulling aan willen geven in de pre-awardfase)."
3.1.7.
Blijkens paragraaf 1.7.1 van de inschrijvingsleidraad ('Bindende informatie') zijn de volgende documenten van belang: "De juridisch bindende documenten zijn opgenomen in de onderstaande lijst van documenten. Tussen de documenten onderling bestaat een rangorde, waarbij – in het geval van tegenspraak tussen de informatie in de verschillende documenten – de informatie uit het document met een hogere rang (dus met een lager nummer) steeds prevaleert.
1. De (concept-)Overeenkomst (bijgesloten bij deze uitvraag)
2. De inschrijvingsleidraad (het onderhavige document)
3. De nota’s van inlichtingen dialoogfase (waarbij een nieuwere nota (met het hoogste nummer) prevaleert boven een oudere nota (met een lager nummer))
(…)".
3.1.8.
Onder 2.6 van de inschrijvingsleidraad ('Beoordeling') is ter zake van de beoordeling het navolgende bepaald:
"
2.6.1 Algemeen
De opdracht wordt gegund aan de Inschrijver:
- waarvan de Inschrijving niet behoeft te worden uitgesloten van opdrachtverlening, en
- die de economisch meest voordelige inschrijving heeft gedaan, en
- die succesvol de pre-awardfase heeft afgerond.
Bij de beoordeling welke Inschrijver de economisch meest voordelige inschrijving heeft gedaan worden de criteria gehanteerd als vermeld in hoofdstuk 6 van deze Leidraad.
2.6.2
De beoordeling van de documenten
De beoordeling van de Inschrijvingen vindt plaats door twee onafhankelijk van elkaar functionerende commissies, te weten de:
- Aanbestedingscommissie, samengesteld uit twee leden.
- Beoordelingscommissie, samengesteld uit betrokkenen bij het project, waar nodig aangevuld met in- of externe, terzakekundige beoordelaars op de te onderscheiden (deel)vakgebieden.
(…)
De beoordelingscommissie beoordeelt de EMVI-criteria (zie met name hoofdstuk 6 van deze Inschrijvingsleidraad) op basis van de door de Inschrijvers ingediende documenten. De beoordeling geschiedt getrapt, te weten:
- Leden van de beoordelingscommissie beoordelen de Inschrijvingen onafhankelijk van elkaar en op basis van eigen deskundigheid.
- In een plenaire vergadering van de beoordelingscommissie worden de scores en bijbehorende motivering ten aanzien van de Inschrijvingen in consensus vastgesteld."
3.1.9.
In de inschrijvingsleidraad is in hoofdstuk 6 ('Programma van wensen – gunningscriterium EMVI'), onder paragraaf 6.2 ('Beoordeling'), weergegeven hoe de beoordeling geschiedt bij de aanbesteding: "Bij de consensusbeoordeling wordt gebruik gemaakt van de onderstaande beoordelingsschaal."
Waardering
|
Score
|
Dominant uitstekend
|
10
|
Dominant goed
|
8
|
Neutraal, niet dominant
|
6
|
Dominant matig
|
4
|
Dominant onvoldoende
|
0
|
3.1.10.
Het gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving ('EMVI') en wordt berekend op de wijze beschreven onder 6.1. van de inschrijvingsleidraad ('Uitwerking van het gunningscriterium'). De beoordeling van EMVI wordt gedaan op basis van de subgunningscriteria. Daaromtrent is het navolgende opgenomen: "Daarbij is prijs als subgunningscriterium geëlimineerd door toepassing van een vaste plafondprijs, zijnde vaste gemeentelijke bijdragen."
3.1.11.
Op 10 september 2015 is de Nota van Inlichtingen nr. 8 (hierna te noemen: NvI) door de Gemeente aan de inschrijvers verzonden (productie 5 bij inleidende dagvaarding). Vraag 118 van de Combinatie ('het Consortium') luidt als volgt:
"Het Consortium wenst om in de volgende gevallen het recht te hebben om de Overeenkomst na vijf jaar te beëindigen:
- gewijzigde wet- en regelgeving waardoor van het Consortium redelijkerwijs niet meer verwacht kan worden om de Overeenkomst te continueren;
- de hoogte van de investeringen op het gebied van innovatie van het Consortium om de Overeenkomst niet in verhouding staan tot de verwachte opbrengsten;
- de exploitatie van het Slimlichtgrid blijkt niet haalbaar te zijn dan wel tot geen of minimale exploitatieomzet voor het Consortium te zorgen;
- geen externe financiering bovenop de door de Gemeente te verstrekken vergoedingen beschikbaar is voor de 2e termijn op basis van voorwaarden die voor het Consortium acceptabel zijn;
- indien de Gemeente zich niet in voldoende mate heeft ingespannen om het Consortium een significant deel van de preferred supplier projecten als bedoeld in artikel 4.1. sub vi (waarde € 4,3 miljoen per jaar) te gunnen met het Consortium daarover tot overeenstemming te komen."
Het antwoord van de Gemeente daarop is:
"Wij vinden dit op hoofdlijnen een werkbare regeling, met dien verstande dat de gemeente ook de mogelijkheid moet hebben om de overeenkomst te beëindigen in geval van gewijzigde wet- of regelgeving of beleid (waaronder begrepen maar niet beperkt tot beleid ten aanzien van Data)."
3.1.12.
Op 28 september 2015 heeft Ziut haar inschrijving ingediend.
3.1.13.
Bij brief van 21 oktober 2015 heeft de Gemeente aan Ziut haar voornemen tot gunning onder voorwaarden aan de Combinatie bekendgemaakt (productie 6 bij inleidende dagvaarding, hierna: het besluit tot voorgenomen gunning). De Gemeente heeft de inschrijvingen beoordeeld op basis van de in de inschrijvingsleidraad gestelde gunningscriteria, hetgeen heeft geresulteerd in onderstaande puntentoekenning per inschrijving:
3.1.14.
Het door Ziut behaalde puntenaantal heeft de Gemeente in haar besluit tot voorgenomen gunning als volgt gemotiveerd:
"
Prestatieonderbouwing
(…)
Ad 1: Opwaardering OVL-installaties tot een 'slim lichtgrid'
Bevinding in consensus: goed
1. 100% dekking via LoRa en WiFi-technologie; pluspunt is snelle realisatie connectivity 100% via (dark) WiFi en 21 aansluitingen op glasvezelnetwerk; bijdrage aan ‘energy connectivity’ is – mede in relatie tot gebiedskeuze – daarom dominant goed beoordeeld. Er wordt echter veel technische informatie verstrekt maar weinig informatie over het (potentieel) innovatiebereik van de gemaakte keuzes.
2. Door de gemaakte keuzen m.b.t. openheid (o.a. Fiware) wordt de toekomstbestendigheid, geënt op smart city ontwikkelingen, dominant goed beoordeeld. Voor de 2e contractperiode is connectivity via ‘dark WiFi’ intentioneel, d.w.z. afhankelijk gesteld van kosten(dekking).
Ad 2: Kwaliteit vraagsturing in QH
Bevinding in consensus: neutraal
1. Ofschoon bewering 9 goed zicht biedt op een vraaggestuurde implementatie, is de relevantie van de bewijsvoering voor beweringen 8 en 9 als neutraal beoordeeld. Het belangrijkste argument daarvoor is het geadresseerde verschil in casuïstiek in vergelijking tot de aangedragen ervaring.
2. De vraagsturing gemeente (bewering 10) is op zichzelf goed. De onderliggende prestatie is evenwel neutraal gewaardeerd, omdat geen goede argumentatie zijn aangedragen noch aannemelijk is gemaakt dat bewering 10 bijdraagt aan de verwezenlijkingen van de doelstellingen.
3. De beschreven samenwerkingsprincipes en verantwoordelijkheidsverdeling zijn neutraal beoordeeld. De samenwerkingsstructuur wordt louter in algemene bewoordingen beschreven. Onvoldoende concreet uitgewerkt zijn de samenwerkingsprincipes op strategisch en operationeel niveau. Ook de regie op het samenwerkingsproces is niet dominant omschreven.
4. Het commitment van het bewonerspanel aan de geboden vraagsturing is getoetst. Het advies van het bewonerspanel was niet eenduidig en verdeeld. De beschrijving wordt weliswaar duidelijk bevonden, maar de verdeeldheid in het bewonerspanel is groot (bijvoorbeeld "inwoner komt er karig van af" tot "ze zeggen zich kwetsbaar op te stellen" en van "geen duidelijke bewonersparticipatie" tot "groot vrijblijvend verhaal").
5. Er worden door de eenvoud van organisaties geen juridische implicaties voorzien.
6. De aangeboden vorm van samenwerking oogt traditioneel en degelijk, met oog voor 'soft skills' (empathie, 'what’s-'n-it-for-us'). De in bewering 8 aan de gemeente toegekende verantwoordelijkheid om "(een deel van) het budget toe te kennen" aan de QH is neutraal beoordeeld, omdat onvoldoende is weergegeven of een beroep wordt gedaan op het vrijmaken van extra budget door de gemeente ofwel dat de bijdrage van het bestaande budget afgaat, in welk geval onvoldoende duidelijk is gemaakt op welke wijze de uitvoering van de opdracht is gewaarborgd.
7. Twijfel bestaat ten aanzien van de beweerde, maar niet dominant aangetoonde, afnemende behoefte aan vraagsturing in de 2e contractperiode onder invloed van opschaling van bewezen experimenten. Dit zou ten koste kunnen gaan van doelstellingen co-creatie (in de nieuwe gebieden) en continue innovatie.
Ad 3: Kwaliteit Exploitatie
Bevinding in consensus: neutraal
1. De prestatie-beweringen zijn duidelijk ten aanzien van het bevorderen van participatie van derden, netwerkvorming en verwerving van additionele middelen. De focus ligt op voorwaardenscheppende activiteiten/prestaties, als facilitator: het aanjagen van gebruik van het slim lichtgrid door derden, m.n. start-ups. Er is onvoldoende dominant duidelijk gemaakt wat de relatie is tussen de samenwerking met een groot aantal partners en de fundamenten van de businesscase. Dit heeft zijn weerslag gevonden in een lagere beoordeling.
2. De inspanningen voor idee-ontwikkeling en subsidieverwerving zijn overtuigende aanjagers van innovatie, echter maar voor een korte periode. De activiteiten concentreren zich namelijk op de periode 2016-2018. Continuering in de 2e contractperiode is (kennelijk) afhankelijk van gebleken succes. Deze interpretatie strookt met de eerdere beweerde opschaling van succes in de 2e periode. Een en ander trekt een relatief zware wissel (onduidelijkheid) op het beschikbaar komen van middelen voor en de kansrijkheid van het kansendossier. De bijdrage aan verwerving van additionele middelen op basis van subsidieverwerving en het organiseren van één 'Social Impact Bonds'(SIB) is concreet en relevant. De te verwachten effectiviteit van subsidieverwerving is aannemelijk gemaakt. Identificatie van financierbare doelen van een SIB ontbreekt en doet afbreuk aan de te verwachten bijdrage aan doelrealisatie.
Ad 4: Kwaliteit duurzame oplossingen
Bevinding in consensus: goed
1. Aan de eisen van het energieakkoord per 2020 wordt in de geselecteerde proefgebieden ruim voldaan. Dit is dominant aangetoond.
2. Beweerd wordt dat in het begin van de tweede periode aan de energiebesparingseis voor 2030 zal worden voldaan. Echter, daarbij wordt gesteld dat "het beschikbare budget een gezamenlijke uitdaging representeert voor partners" (bewering 17). Dit is geïnterpreteerd als een (serieus) voorbehoud ten aanzien van de haalbaarheid van de aangeboden prestatie. En om deze reden is de prestatie op dit punt als minder gewaardeerd.
3. Om de energieneutraliteitsdoelstelling per 2045 te behalen wordt naast besparing ook gekeken naar compenserende duurzame opwekking door middel van het opstellen van een business case.
4. Andere opdrachtgerelateerde bijdragen aan de duurzaamheidsprincipes van TNS zijn 98% hergebruik vrijkomende materialen en 1% extra social return. Overige prestaties zijn bedrijfsgerelateerd en zijn reeds gewogen in de selectiefase (selectiecriterium SC 5).
Kansendossier
Onderbouwing van de beoordeling, gerelateerd aan de aandachtspunten bij beoordeling zoals benoemd onder 6.3 in de tabel in par 6.1 van de inschrijvingsleidraad.
Bevinding in consensus: matig
De toegevoegde waarde van aangeboden kansen is in het licht van de doelstellingen niet als onderscheidend aangemerkt. 10 van de 19 kansen richten zich op duurzaamheid (doel 5). De toegevoegde waarde van enkele kansen liggen in het verlengde van de basisprestatie (nr. 2 t/m 6, 18). In de portfolio van kansen vallen twee 'zwaartepunten' te onderscheiden, voor wat betreft potentie tot realisatie: subsidiëring en 'business cases'. In beiden worden tekortkomingen geconstateerd. Subsidiemogelijkheden zijn slechts geduid zonder voldoende in te gaan op cofinancieringsbehoeften en -mogelijkheden. De fundamenten per kans om de business case sluitend te maken zijn niet belicht of onderbelicht. De meest pregnante voorbeelden van dit laatste zijn de kansen 2 t/m 6, welke betrekking hebben op andere dan de geselecteerde proefgebieden. Realisatie zou het naar voren halen van (delen van) de basisprestatie in de 2e projectperiode inhouden. Zonder aanvullende financiering is dit onmogelijk.
(…)".
3.1.15.
Op verzoek van Ziut heeft de Gemeente op 2 november 2015 mondeling een toelichting gegeven op haar voornemen tot gunning.
3.2.
Ziut vordert (na wijziging van eis in hoger beroep):
a. de Gemeente te verbieden tot gunning aan de Combinatie over te gaan en/of de Gemeente te gebieden de beslissing tot voorlopige gunning van 21 oktober 2015 in te trekken,
b. de Gemeente te gebieden over te gaan tot herbeoordeling van de inschrijvingen met inachtneming van de gunningscriteria als uiteengezet in de aanbestedingsleidraad, althans een in goede justitie te nemen voorziening te treffen,
c. voorwaardelijk, uitsluitend indien de Gemeente reeds tot gunning aan de Combinatie is overgegaan, de Gemeente te verbieden uitvoering te geven aan de alsdan tot stand gekomen overeenkomst en de Gemeente te gebieden de gunning aan de Combinatie in te trekken,
althans in goede justitie te nemen voorzieningen te treffen.
Kort gezegd legt Ziut aan haar vordering ten grondslag dat de Gemeente de inschrijving van Ziut niet heeft beoordeeld conform de eisen die daaraan op grond van het aanbestedingsrecht mogen worden gesteld. Volgens Ziut heeft de Gemeente bij de beoordeling elementen of beoordelingsmodaliteiten toegevoegd die niet vooraf aan de inschrijvers bekend zijn gemaakt dan wel elementen of subgunningscriteria op een andere wijze uitgelegd dan zij eerder te begrijpen heeft gegeven. Ook heeft de Gemeente onderdelen van de inschrijving op onjuiste en subjectieve wijze geïnterpreteerd en aldus daaraan een betekenis gegeven die daaraan naar objectieve maatstaven niet te verbinden is, aldus Ziut. In het bijzonder kan Ziut zich niet vinden in de beoordeling van de subgunningscriteria opwaardering OVL-installatie tot een 'slim lichtgrid' (1a), kwaliteit vraagsturing in 'Quadruple Helix' (1b), kwaliteit exploitatie (1c), kwaliteit duurzame oplossingen (1d) en kwaliteit kansendossier (3).
3.16.
Bij de beoordeling van grief 11, gericht tegen de door de voorzieningenrechter uitgesproken proceskostenveroordeling, stelt het hof het volgende voorop.
In eerste aanleg heeft de Combinatie verlof gevorderd om te mogen tussenkomen en, indien dat verlof wordt verleend, om "De Gemeente te verbieden de Opdracht aan een ander te gunnen dan aan de Combinatie, voor zover de Gemeente de Opdracht nog wenst te gunnen en Ziut, voor zover nodig, te gebieden te gehengen en te gedogen dat de Opdracht aan de Combinatie wordt gegund".
Daarmee vallen de proceskosten uiteen in enerzijds kosten gemaakt om verlof te verkrijgen om te mogen tussenkomen en anderzijds de kosten met betrekking tot de tegen de Gemeente en Ziut ingestelde vordering in de hoofdzaak.
Uit niets blijkt dat de voorzieningenrechter de kosten om verlof te verkrijgen om te mogen tussenkomen heeft begroot, hetgeen in strijd is met artikel 237 Rv. Nu dit verlof is verkregen, dienen die kosten, inclusief het door de Combinatie betaalde griffierecht, te worden gedragen door de Gemeente en Ziut.
In de hoofdzaak is de vordering van de Combinatie tegen de Gemeente toegewezen, waarmee de Gemeente als de in het ongelijk te stellen partij heeft te gelden en moet worden veroordeeld in de proceskosten. De vordering van de Combinatie tegen Ziut is niet toegewezen, waarmee de Combinatie wat die vordering betreft in de proceskosten moet worden veroordeeld. Dit betekent dat het hof wat het dictum van het bestreden vonnis betreft, zal vernietigen de veroordelingen in de nrs. 5.4., 5.5., 5.8, en 5.9 en een kostenveroordeling zal uitspreken zoals hierna is bepaald. In zoverre slaagt de grief.