Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHSGR:2010:6241

Gerechtshof 's-Gravenhage
21-12-2010
23-11-2016
105.000.038/01
Einduitspraak: ECLI:NL:GHDHA:2020:2366
Civiel recht
Hoger beroep

Tussenarrest benoeming deskundigen ivm vaststellen schadebedrag wegens gederfde winst als gevolg van niet kunnen uitbreiden capaciteit productie

Rechtspraak.nl

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE

Sector handel

Zaaknummer: 105.000.038/01

Rolnummer rechtbank: 160/1980

Arrest van de derde civiele kamer d.d. 21 december 2010

inzake

[appellante] .,

gevestigd te Vianen,

appellante,

verweerster in het incidentele beroep,

hierna te noemen: [appellante] ,

advocaat: mr. W.H.A.M. van den Muijsenbergh te Rotterdam,

tegen

de gemeente Vianen,

waarvan de zetel gevestigd is te Vianen,

geïntimeerde,

appellante in het incidentele beroep,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. H.J.A. Knijff te Amsterdam.

Het verdere geding

Bij het laatste tussenarrest van 24 november 2009 heeft het hof de zaak verwezen naar de rol van 16 februari 2010 tot het doel als in het arrest beschreven. Vervolgens heeft eerst [appellante] en vervolgens de gemeente een akte met producties genomen. Daarna hebben partijen opnieuw arrest gevraagd. In overleg met partijen heeft [appellante] daartoe het volledige procesdossier overgelegd. Op het door de deskundigen voorgestelde voorschot is door partijen gereageerd in e-mails aan het hof.

De verdere beoordeling van het hoger beroep

  1. Ieder van partijen heeft er terecht op gewezen dat in het rapport Ophof de schade (gederfde winst) wordt berekend zowel over de periode van 1975 tot 1990 als over de periode na 1990. Voor zover in voormeld tussenarrest onder 21 is aangenomen dat deze schadeberekening betrekking heeft op de jaren 1975 tot en met 1990, is dus sprake van een feitelijke onjuistheid, die hierbij wordt gecorrigeerd. Voor het overige is geen sprake van onjuistheden die aangepast moeten worden. Voorts wijst het hof erop dat in voormelde rechtsoverweging 21 een vermindering met 20% van de schade volgens het rapport Ophof slechts als voorlopig oordeel is gegeven en betrekking had op een voorstel aan partijen het resterende geschil te regelen.

  2. Partijen hebben zich uitgelaten over de, door het hof voorgelegde, vraag hoe de verdere procedure het beste kan worden ingericht om te kunnen komen tot een begroting van de schade in de vorm gederfde winst die [appellante] heeft geleden als gevolg van de tekortkoming van de gemeente. De door het hof benoemde deskundigen hebben hun oordeel over de marktprijzen op grond van de vragen van het hof (in het kader van het debat tussen partijen) beperkt tot de jaren 1976 tot en met 1981. Zoals in het tussenarrest onder 21 is overwogen, komt het het hof voor dat het oordeel van de deskundigen ook voor de periode na 1981 daarvoor basis zou kunnen zijn. [appellante] stelt primair voor de schade te begroten op basis van het rapport Ophof, hoewel dit volgens haar inschatting nadelig voor haar zal zijn in vergelijking met een schadeberekening na een aanvullend oordeel van de deskundigen. Voor [appellante] weegt het zwaarst dat aldus een einde kan komen aan deze al lang lopende procedure. De gemeente heeft zich hiertegen gemotiveerd verzet. Het hof is van oordeel dat een zorgvuldige begroting van de schade, waarvan [appellante] vergoeding vordert op basis van het rapport Ophof, vereist dat in het verlengde van het reeds uitgebrachte deskundigenbericht een nader deskundig oordeel wordt verkregen over de ontwikkeling van de marktprijzen in de periode na 1981. Het hof volgt het subsidiaire, door de gemeente gevolgde voorstel van [appellante] de deskundigen opnieuw te benoemen om het hof nader voor te lichten. Ieder van partijen heeft een voorstel gedaan voor de aan de deskundigen te stellen vragen. Partijen hebben in hun gezamenlijke reactie op het door de deskundigen gevraagde voorschot nog een voorstel gedaan voor een algemene vraag. Het hof heeft op een en ander acht geslagen en komt tot de volgende vragen:
    a. Wat zou het effect op de prijzen van betonpalen in de jaren 1982 tot en met 1988 zijn geweest van een gefaseerde productie-uitbreiding van voorgespannen betonpalen door [appellante] in haar fabriek te Vianen van 1000 m³ per 1 januari 1976 tot 110.000 m³ in 1979, uitgaande van de cijfers van de werkelijke afzet en prijzen, zoals die onder meer blijken uit de in rechtsoverweging 7 van het tussenarrest van 19 mei 2005 bedoelde overzichten, en de situatie dat Oudenallen en/of Bonna, en/of Lodewikus niet tot de betonpalenmarkt was/waren toegetreden en/of IJsselmeer met de productie van (voorgespannen) betonpalen was gestopt.
    b. Zou [appellante] door de aanwezigheid van een kartel en/of andere omstandigheden tot de objectief economisch verantwoorde beslissing hebben moeten komen om minder voorgespannen betonpalen te produceren dan haar productiecapaciteit toeliet (hier kort aan te duiden als “bezettingstekort”) en zo ja, welke beslissing zou dat dan zijn geweest en wat betekent deze beslissing voor de beantwoording van de vraag over het effect op de prijzen;
    c. Zou de aanwezigheid van een (eventueel) bezettingstekort als hiervoor bedoeld nog andere effecten hebben gehad die van belang kunnen zijn voor de begroting van de schade van [appellante] ;
    d. Wat is voor de navolgende perioden de omvang van de totale schade die [appellante] als gevolg van de wanprestatie van de gemeente heeft geleden, lijdt c.q. nog zal lijden:
    (i) de periode van 1976 tot en met 1981;
    (ii) de periode van 1982 tot en met 1988;
    (iii) de periode vanaf 1989;
    e. Zijn er verder nog opmerkingen die u vanuit uw deskundig oordeel van belang acht.

  3. De deskundigen hebben als voorschot een bedrag van € 92.820,= (inclusief BTW) voorgesteld. Het hof heeft partijen verzocht zich hierover uit te laten. Zij hebben te kennen gegeven met het voorschot in te stemmen.

  4. Het hof zal tot raadsheer-commissaris benoemen mr E.J. van Sandick. Het hof zal bepalen dat de deskundigen hun onderzoek in beginsel zelfstandig zullen verrichten, doch indien de raadsheer-commissaris daartoe aanleiding ziet, onder diens leiding. Indien de deskundigen vragen hebben over de inhoud van hun opdracht of over de te volgen procedure, kunnen zij zich wenden tot de raadsheer-commissaris (e.van.sandick@rechtspraak.nl; 070 3813170)

Beslissing

Het hof:

- beveelt een nader onderzoek door deskundigen teneinde aan het hof bericht uit te brengen omtrent de hierboven onder 2 vermelde vragen;

- benoemt als zodanig:

R. Sman RA RV,
[adresgegevens]

drs. M. Visser,
RBB Economics,
[adresgegevens]

drs. J.G. Groeneveld RA RV,
[adresgegevens]

- benoemt tot raadsheer-commissaris mr. E.J. van Sandick;

- bepaalt dat de deskundigen hun onderzoek in beginsel zelfstandig zullen verrichten, doch indien de raadsheer-commissaris daartoe aanleiding ziet, onder diens leiding;

- bepaalt dat de deskundigen bij het verrichten van hun werkzaamheden naast de normen van hun beroepsgroep(en) tevens de leidraad deskundigen in civiele zaken in acht dienen te nemen;

- bepaalt dat de deskundigen hun werkzaamheden niet zullen behoeven aan te vangen voordat door partij [appellante] als voorschot op de nader te bepalen kosten van het deskundigenonderzoek een bedrag van € 92.820,= zal zijn gestort op bankrekeningnummer 56.99.90.580 ten name van Ministerie van Justitie MvJ Arrondissement Den Haag 537, zulks onder vermelding: "voorschot deskundige Gerechtshof ’s-Gravenhage" alsmede de namen van partijen en het zaaknummer;

- bepaalt dat dit voorschot uiterlijk vier weken na heden moet zijn voldaan. De griffier zal aan de deskundigen mededeling doen van de ontvangst van het voorschot;

- bepaalt dat de deskundigen hun schriftelijk bericht ter griffie handel van dit hof (Postbus 20302, 2500 EH Den Haag, P2-267A) zullen deponeren vóór 12 april 2011. Uit dat bericht moet blijken:
a. dat de deskundigen partijen in de gelegenheid hebben gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen waarvan de inhoud in het bericht vermeld dient te worden;
b. dat de deskundigen, alvorens een definitief rapport op te maken, partijen een conceptrapport hebben doen toekomen en zij partijen daarbij in de gelegenheid hebben gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen, waarvan de inhoud in het definitieve bericht vermeld dient te worden;

- bepaalt dat partij [appellante] het procesdossier binnen vier weken na heden aan de deskundigen ter hand zal stellen;

- verwijst de zaak naar de rol van 12 april 2011 voor deskundigenbericht. Indien de deskundigen hun schriftelijk bericht niet vóór die datum kunnen deponeren, dienen de deskundigen uiterlijk twee weken voor deze datum aan de raadsheer-commissaris te verzoeken om een nadere datum voor het deponeren van het deskundigenbericht, via de griffie handel van dit hof (Postbus 20302, 2500 EH Den Haag, P2-267A);

- bepaalt dat de griffier een afschrift van dit arrest aan de deskundigen zendt;

- houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. J.C. Fasseur-van Santen, E.J. van Sandick en A.D. Kiers-Becking en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2010 in aanwezigheid van de griffier.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.