8.3.1.
Deelnemen aan training
1. Het hof stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
2. De verdachte heeft op 1, 2, 6, 8 en 27 februari 2012 op internet gericht gezocht naar methoden om met aluminiumpoeder een explosief te vervaardigen. Op 1 februari 2012 zocht hij op de volgende trefwoorden: Aluminium explosion, Home made explosives, flash powder kopen, flash powder formulas, black powder, action man/detonator. De verdachte wist dat een detonator een knopje was waarmee je een bom kon laten ontploffen. Hij heeft op YouTube gezien wat je met flash powder kon doen en is hierdoor verder gaan zoeken. Ook heeft hij gezocht of dit te koop was en, toen dit niet het geval bleek, is hij gaan zoeken hoe je dit poeder kon maken.59
Hij heeft ook de volgende webpagina’s bezocht: www.bombshock.com, www.pyronfo.com, www.pryoforum.nl, www.ebay.nl, www.google.nl en www.metacafe.com.60 Op 2 februari 2012 heeft de verdachte op de website www.instructables.com op de volgende zoekterm gezocht: hoe maak je flash powder.61 Op 6 februari 2012 zocht de verdachte naar Aluminiumpoeders op de website www.artsuppliesonweb.com.62Op 8 februari 2012 heeft de verdachte de zoektermen zelfgemaakte explosieven, sodium nitrate en kaliumnitraat ingevoerd op de websites www.wikipedia.nl, www.naturalspices.eu en www.tuincentrumovervecht.nl.63 Op 27 februari 2012 heeft de verdachte gezocht op www.ebay.nl naar de volgende zoekopdrachten: aluminiumpowder, aluminium powder indian, sulphur, potassium nitrate (kno3), magnesium en ferrocerium.64
Op deze pagina’s wordt uiteengezet hoe explosieven kunnen worden vervaardigd van aluminiumpoeder door middel van instructievideo’s, gedetailleerde handleidingen, FAQ’s, tekst en uitleg over veelgebruikte explosieven, aanbevolen materialen en chemicaliën. Ook wordt ingegaan op risico’s, veiligheidsvoorschriften en mogelijke juridische gevolgen.
3. De verdachte heeft via twee webpagina’s, te weten bij www.viscolontkopen.nl en bij www.carbonwinkel.nl aankopen gedaan. Bij Viscolontkopen heeft verdachte op 21 januari 2012 10 meter lont en een gasflesje aangeschaft en betaald.65 De verdachte heeft op YouTube gezien hoe het lont kan verbranden en wat het doet.66 Bij de Carbonwinkel werd door de verdachte op 25 januari 2012 1 kilogram aluminiumpoeder aangeschaft en betaald.67 De verdachte liet de goederen bezorgen op het [adres], het huis van zijn ouders, te [woonplaats].68
4. Uit de bevindingen van het NFI volgt dat de onder de verdachte in beslaggenomen lont en aluminiumpoeder geschikte ingrediënten zijn voor het fabriceren van explosieven. Het onderzochte lont wordt geclassificeerd als viscolont, dit wordt onder andere toegepast in professioneel- en consumentenvuurwerk. Het aangetroffen aluminiumpoeder kan in beginsel worden toegepast in explosieve mengsels, maar kent ook andere toepassingen zoals in thermietladingen of verf. Het aluminiumpoeder is in elk geval geschikt om – indien in de juiste verhouding gemengd - als onderdeel van een pyrotechnisch mengsel te fungeren. Ook kan het aluminiumpoeder aan pyrotechnische mengsel of springstoffen worden toegevoegd, bijvoorbeeld om voor een grotere hitteproductie na ontsteking te zorgen.69
5. Naar het oordeel van het hof zijn deze hierboven opgesomde en door de verdachte ontplooide activiteiten in hun onderlinge samenhang beschouwd - gelet op hun uiterlijke verschijningsvorm - gericht op het zich verschaffen van middelen en het verwerven van kennis tot het maken van explosieven en het zich bekwamen in deze vaardigheid door het op de bewezenverklaarde wijze opzoeken van informatie in combinatie met de aanschaf van grondstoffen voor de fabricage van een explosief. Het hof betrekt hierbij tevens dat de verdachte – kennelijk tegen beter weten in – geen aannemelijke verklaring heeft kunnen of willen geven over zijn gerichte zoekacties op internet noch over de aanwezigheid van de bij hem aangetroffen en door hem eerder aangeschafte voorwerpen, terwijl zulks wel op zijn weg had gelegen.
Weliswaar stelt de verdachte nog dat hij eerder heeft afgezien van het aankopen van een aluminiumpoeder dat explosiever van karakter is dan het door hem uiteindelijk aangeschafte - en volgens hem ongevaarlijke - aluminiumpoeder. Ook is, zo begrijpt het hof, het bij hem aangetroffen lont en de gasaansteker ongevaarlijk. Het voorgaande laat onverlet, naar het oordeel van het hof, dat de combinatie van lont en het aluminiumpoeder en het achterhalen van informatie via internet met betrekking tot het fabriceren van explosieven evenzeer als het zich verschaffen van middelen tot het plegen van een terroristisch misdrijf en daartoe kennis en vaardigheden verwerven en/of voorbereidingshandelingen voor brandstichting danwel teweegbrengen van een ontploffing kan gelden, zulks mede gezien de conclusie van het rapport van 23 april 2013 van het NFI. Een en ander klemt temeer nu de verdachte, zoals hiervoor is overwogen, desgevraagd bij de politie noch ter terechtzitting opheldering over dan wel een aannemelijke verklaring heeft willen geven voor het voorgenomen gebruik van de door hem aangeschafte goederen.
6. De onder A en B bewezenverklaarde handelingen kunnen derhalve worden gekwalificeerd als het zich verschaffen van middelen en het verwerven van kennis en vaardigheden (het deelnemen aan de training) in de zin van art. 134a Sr. Voorts zal het hof hierna de vraag beantwoorden of deze en verdere handelingen van de verdachte hebben plaatsgevonden met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf in de zin van voornoemd wetsartikel.
7. De verdediging heeft nog het verweer gevoerd dat sprake is van een te vergaande oprekking van het bepaalde in art. 134a Sr door ook het raadplegen van een internetpagina en daarmee dus ook het lezen van een tijdschriftartikel onder het bereik van deze bepaling te laten vallen. Deze vorm van door eigen inspanning, op individuele basis, zelfstandig vergaren van kennis of vaardigheden is in deze visie geen training. De verdediging verbindt hieraan de conclusie dat de verdachte – in geval van een bewezenverklaring - dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.70
8. Het hof stelt vast onder verwijzing naar de vastgestelde feiten ten aanzien van het zoekgedrag van de verdachte internet hiervoor in rechtsoverweging 2 van deze paragraaf dat de verdachte op meerdere dagen gedurende de maand februari 2012 op een groot aantal trefwoorden heeft gezocht naar informatie (over onderdelen en grondstoffen) om explosieven te kunnen maken en daarvoor reeds tot aanschaf van de grondstoffen voor het maken van explosieven was overgegaan. Die omstandigheden kunnen naar het oordeel van het hof worden geduid – zoals hiervoor reeds overwogen - als een vorm van training als bedoeld in de zin van art. 134a Sr. In dit geval is immers gelet op de vastgestelde feiten geen sprake van het enkel raadplegen van een pagina op het internet. De activiteiten van de verdachte op het internet dienen in hun onderlinge samenhang te worden beschouwd als te zijn gericht op het opdoen van kennis waarbij mede een rol speelt dat de verdachte tevens is overgegaan tot de aankoop van goederen die voor het maken van explosieven bestemd zijn en waarmee hij zich in de praktijk kon bekwamen in deze vaardigheden en technieken.
9. Het hof verwerpt derhalve het verweer.
8.3.2.
Opzet op het zich verschaffen van middelen en de verwerving van kennis en vaardigheden
10. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte opzet gehad op het in art. 134a Sr strafbaar gestelde misdrijf van het zich verschaffen van middelen en de verwerving van kennis en vaardigheden tot het plegen van een terroristisch misdrijf.
11. Onder verwijzing naar het hiervoor ter zake overwogene, zoekt het hof voor de invulling van het opzet aansluiting bij hetgeen bekend is over de persoon van de verdachte met betrekking tot zijn eventuele haat tegen de Westerse wereld, zijn fascinatie voor terroristisch geweld en radicalisering. Voorts heeft het hof meegewogen de aard van de training en het type instructies om inzichtelijk te krijgen welk doel de verdachte voor ogen heeft gehad.
12. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep blijkt het navolgende met betrekking tot het opzet van de verdachte op het zich verschaffen van middelen en de verwerving van kennis en vaardigheden tot het plegen van een terroristisch misdrijf.
13. De verdachte ziet Nederland, ook al is hij hier geboren en getogen, niet als zijn land.71 In zijn uitlatingen ten overstaande van zowel de politie als in zijn geschreven berichten via Twitter en e-mail zegt de verdachte liever niet in Nederland te willen blijven.72 Hij stelt ook dat indien een wet afwijkt van de islamitische wet, zoals in Frankrijk aan de orde is met het boerka-verbod, de islamitische wet boven de wet staat.73
14. De verdachte maakt in zijn wereldbeleving een onderscheid tussen gelovigen en ongelovigen.74 Het hof begrijpt dat de verdachte met de term ongelovigen doelt op alle niet-moslims. De verdachte schaart zich achter het standpunt dat de ongelovigen moslim-land hebben ingenomen en dat de jihad, de gewapende strijd, daarom een individuele plicht wordt voor elke moslim.75
15. De verdachte had ten tijde van de bewezenverklaarde feiten een sterk anti-Amerikaanse houding. Hij verklaart in zijn verhoren bij de politie herhaaldelijk (nog steeds) boos op Amerika te zijn. Hij beschuldigt de Amerikanen van ernstig onrecht. In zijn ogen doen de Amerikanen ‘gekke dingen’; zij vallen aan, bombarderen burgerdoelen, verkrachten en doden islamitische burgers. Hij heeft daarom filmpjes op Facebook geplaatst waarop te zien is dat Amerikanen worden gedood.76
16. De verdachte verklaart bereid te zijn om te gaan vechten in het Midden-Oosten (eerst in Jemen77 en later in Syrië) en daar zelfs zijn leven te geven.78 De verdachte heeft ook verklaard zijn soennitische broeders te willen gaan helpen en daarvoor het leger van de president uit te roeien.79 Deze bereidheid om in Syrië te gaan vechten heeft hij herhaaldelijk op het internet en via een aantal Twitterberichten (ook kort voor zijn aanhouding op 12 maart 2012)80 uitgesproken en ook tegenover de politie na zijn aanhouding herhaald.81 Hij heeft plannen gemaakt om op 12 april 2012 af te reizen naar Syrië via Turkije.82 Zijn wens zich aan te sluiten bij gelijkgestemden in Syrië volgt ook uit zijn poging om, ondanks de weigering van zijn ouders tot toestemming daartoe83, daadwerkelijk af te reizen. De verdachte heeft met het oog daarop zonder medeweten van zijn ouders een nieuwe identiteitskaart aangevraagd. Ondanks dat de schorsingsvoorwaarden voor zijn voorlopige hechtenis inhielden dat hij niet naar het buitenland mocht afreizen, is hij op 13 juni 2013 naar Duitsland vertrokken om vanuit daar verder door te reizen naar Turkije. In Duitsland is hij aangehouden zonder nauwelijks andere bagage dan een verrekijker en een videocamera. De verdachte heeft na zijn aanhouding in Duitsland tegenover de rechtbank ter zitting d.d. 2 oktober 2013 verklaard dat hij naar Turkije onderweg was om in persoon kennis te maken met een meisje van 19 jaar met wie hij een relatie had. Hij had haar nog nooit gezien maar haar na zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis leren kennen en schreef met haar. De naam van dit meisje wil de verdachte niet prijsgeven.
Gelet op de eerdere verklaringen van de verdachte dat hij naar Syrië wilde afreizen om daar te gaan strijden, zijn vertrek uit Nederland in strijd met de voorwaarde verbonden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis dat hij Nederland niet mocht verlaten, zijn aanhouding in Duitsland waarbij hij geen bagage bij zich had (anders dan de genoemde spullen) en zijn onaannemelijke verklaring dat hij in Turkije zijn nieuwe nog niet eerder ontmoete relatie zou gaan ontmoeten, acht het hof bewezen dat Turkije niet de eindbestemming van verdachte was maar dat hij op weg was naar Syrië.
17. De verdachte had ten tijde van de bewezenverklaarde feiten een buitensporige interesse voor terroristisch geweld gelet op het gewelddadige beeldmateriaal dat bij hem thuis is aangetroffen. De verdachte heeft 10 DVD’s voorhanden gehad waarop met een handgeschreven tekst onder meer ’jihad movies’ was genoteerd. Er is onderzoek verricht naar de inhoud van de beelden, voorkomend op voornoemde DVD's. De conclusie luidde dat de films zonder uitzondering de jihad verheerlijken (waaronder 9/11) en direct of indirect tot de jihad oproepen.84
18. Ander eveneens zeer gewelddadig beeldmateriaal van hetzelfde soort heeft hij op internet geplaatst. De door verdachte op internet (zijn Facebook-account, zijn YouTube-account en op het forum IslamicAwakening) geplaatste jihadistische filmpjes zijn een weergave van aanslagen van Amerikanen op burgers, maar ook van aanslagen op Amerikanen, met een zeer gewelddadig karakter waarbij mensen worden gedood en ernstig worden verwond.85 Hij verklaart boos te zijn op de Amerikanen.86 De verdachte verklaart bij de politie dat het hem niets doet als hij een filmpje bekijkt waarin ernstig geweld wordt uitgeoefend op Amerikanen. Zij hebben, door het onrecht dat het Amerikaanse leger moslims in Afghanistan aan doet, dit zelf opgezocht.87 Vanwege het plaatsen van dit gewelddadige beeldmateriaal zijn de accounts van de verdachte op alle drie de internetfora geblokkeerd.88
19. De verdachte heeft op internet opgeroepen tot deelname aan de jihad. De door de verdachte gestarte discussie op 19 februari 2012 op het internetforum IslamicAwakening gaat onder andere over de verplichting voor iedere moslim om middels de gewelddadige jihad op te staan tegen de ongelovigen.89 De door verdachte op 21 februari 2012 geplaatste gewelddadige jihadistische video’s worden verwijderd van het forum en de verdachte wordt voor een periode van drie maanden van dit forum geweerd.90
20. De verdachte gebruikte voorts de naam van een bekende zelfmoordterrorist voor zijn e-mailaccount op Facebook.
De verdachte verklaart bij de politie dat het emailadres [naam x] en het Facebookaccount [naam x] aan hem toebehoort. Zijn Twitternamen zijn: [naam x] en [naam x] en ook voor YouTube gebruikt hij de naam [naam x].91 Desgevraagd meldt de verdachte dat hij weet dat de naam [naam x] werd gebruikt door een Al Qaida-zelfmoordterrorist die in december 2009 een aanslag pleegde op een Amerikaanse CIA-basis in Khost in Afghanistan, waarbij zeven CIA-agenten en een Jordanees om het leven kwamen. De verdachte verklaart tegenstrijdig over het gebruik van deze naam, aan de ene kant verklaart hij dat hij deze naam al had voordat de aanslag plaatsvond, maar dat hij hem niet gebruikte. Aan de andere kant verklaart de verdachte dat hij deze naam pas nadat de aanslag plaatsvond heeft aangemaakt. De verdachte verklaart dat hij op het nieuws van Al-Jazeera over de aanslag heeft gehoord, maar dat hij de aanslag afkeurt. Hij is van mening dat de aanslagpleger een terrorist is, niet hijzelf.92
21. Het hof leidt uit het gebruik door de verdachte van de naam [naam x] voor zijn mail-, Facebook-, Twitter- en YouTubeaccounts een sterke fascinatie voor het gedachtegoed van deze terrorist die deze naam eveneens bezigde. Het feit dat de verdachte in de verhoren bij de politie deze zelfmoordaanslag afkeurt, doet hier naar het oordeel van het hof niet aan af. Indien de lezing van de verdachte wordt gevolgd dat hij deze naam voorafgaand aan de aanslag al had aangemaakt ten behoeve van voornoemde internetaccounts, dan had de verdachte aan zijn afkeer voor deze terroristische daad de logische consequentie kunnen verbinden om daarop afscheid te nemen van de [naam x] en zich kunnen voorzien van een andere gebruikersnaam. Dit heeft de verdachte nagelaten. De verdachte heeft bovendien verklaard dat hij de [naam x] pas is gaan gebruiken na de zelfmoordaanslag.
22. Op basis van voorgaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, stelt het hof vast dat de verdachte een buitensporige interesse voor terroristisch geweld had. Uit de combinatie van alle handelingen en het gedachtengoed van de verdachte tezamen kan naar het oordeel van het hof de opzet van de verdachte op het voorbereiden van, kort gezegd, een bomaanslag met een terroristisch oogmerk en (daarmee samenhangend) gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar danwel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en/of moord, doodslag met een terroristisch oogmerk dan/wel vernieling/beschadiging van goederen met een terroristisch oogmerk worden afgeleid waartoe hij, de verdachte, zich op de bewezenverklaarde wijze heeft getraind.
23. Ofschoon in de wetsgeschiedenis zoals hiervoor in paragraaf 8.2.6. reeds is uiteengezet, is opgemerkt dat voor de kwalificatie van art. 134a Sr niet vereist is dat een terroristisch oogmerk aanwezig is, nu het geen bestanddeel van art. 134a Sr is, overweegt het hof ten overvloede ten aanzien daarvan nog als volgt.
24. In art. 83a Sr wordt onder terroristisch oogmerk verstaan:
‘het oogmerk om de bevolking of een deel der bevolking van een land vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.’
25. Het hof stelt vast dat de omschrijving van het terroristisch oogmerk nagenoeg overeenstemt met die in het eerdergenoemde gewijzigde Kaderbesluit waaraan de Wet terroristische misdrijven uitvoering heeft gegeven. Het artikel heeft een brede reikwijdte, nu het gaat om misdrijven met een terroristisch oogmerk in welk land ook begaan. Dat het Syrische regime van president Bashar al-Assad in een groot en overwegend gedeelte van de internationale gemeenschap een bedenkelijke reputatie geniet en dat dit regime zich mogelijk zelf ook schuldig maakt aan systematische en ernstige schendingen van de fundamentele mensenrechten en/of een bedreiging vormt voor de internationale vrede en veiligheid, doet op zichzelf aan de werking van art. 83a en 83 Sr niet af.93
26. Op grond van het verhandelde ter terechtzitting en het procesdossier stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast met betrekking tot het terroristisch oogmerk van de verdachte.
De verdachte heeft in de bewezenverklaarde periode voorbereidingshandelingen verricht, gericht op het plegen van de misdrijven moord en doodslag in het kader van de gewapende strijd in Syrië. De verdachte vond de gewapende jihad gerechtvaardigd in de strijd tegen Assad, voor welke strijd hij bereid was te sterven. Ook heeft hij verklaard dat hij zijn soennitische geloofsbroeders wil steunen in hun strijd tegen de sjiieten.94 De strijd van de jihadisten, waartoe de verdachte kan worden gerekend, is gericht tegen het omverwerpen/vernietigen van het regime van Assad en op het vestigen van een in hun ogen zuiver islamitische samenleving. Handelingen in dit kader vallen derhalve onder het bereik van art. 83a Sr. Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat de jihadistische strijdgroepen in Syrië om hun doel te bereiken dood en verderf zaaien onder ieder die hun fundamentalistische geloof niet deelt en dat het geweld dat deze groepen gebruiken om hun doel te bereiken mede de uitdrukkelijke bedoeling heeft grote delen van de bevolking ernstige vrees aan te jagen. Voor de verdachte, die zoals hiervoor reeds werd overwogen in Syrië wilde gaan meevechten tegen Assad, moet dit volstrekt duidelijk zijn geweest voor hij naar Syrië wilde afreizen om zich, zoals hij heeft verklaard, bij zijn soennitische broeders aan te sluiten om met zijn kennis over het produceren van een explosief zijn aandeel te leveren in de gewelddadige jihad.
Slotsom ten aanzien van het opzet van de verdachte
27. Samenvattend stelt het hof vast op grond van het hierbovenstaande dat de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten een radicaal-islamitische ideologie aanhing en dat hij zich schaarde achter de jihad waarbij hij zowel de Amerikanen als de grotere groep van ongelovigen als vijanden van de islam zag. De verdachte heeft in dat kader tevens een of meerdere website(s) bezocht waarop informatie over de jihad en/of terrorisme wordt gedeeld en hij had DVD’s in huis waarop zonder uitzondering de jihad wordt verheerlijkt en direct of indirect tot de jihad wordt opgeroepen. Bij de verdachte bestond de meermalen geuite intentie daarom af te reizen naar Syrië om daar deel te nemen aan de gewapende strijd tegen president Assad. Hij heeft herhaaldelijk gesteld ook nog ten overstaan van de politie bereid te zijn daar te sterven in de gevechten.
28. Deze vaststellingen met betrekking tot wat de verdachte bezighield bezien in samenhang met hetgeen waarmee de verdachte zich bezighield, namelijk de door de verdachte ondernomen uitgebreide zoekslagen op het internet naar kennis omtrent de vervaardiging van explosieven in een thuissituatie en de aanschaf van grondstoffen daarvoor, brengen het hof tot het oordeel dat het opzet van de verdachte was gericht op het zich verschaffen van middelen en de verwerving van kennis en vaardigheden voor het in elkaar zetten van explosieven teneinde een terroristisch misdrijf zoals in de bewezenverklaring is vermeld, te plegen met het oog op zijn beoogde afreis naar Syrië om aldaar zich te voegen bij gewapende strijd en daar deze terroristische misdrijven te plegen.
8.3.3.
Medeplichtigheid los van trainingselement?
29. Het openbaar ministerie heeft ter terechtzitting in hoger beroep het standpunt ingenomen onder verwijzing naar verschillende bronnen in de literatuur dat art. 134a Sr niet alleen het deelnemen en meewerken aan training voor terrorisme strafbaar stelt maar ook allerlei andere vormen van ‘medeplichtigheid’ tot terroristische misdrijven en misdrijven ter voorbereiding en vergemakkelijking van terroristische misdrijven los van het element van de training.95
30. De verdediging heeft bepleit dat de zinsnede van gelegenheid, middelen of inlichtingen in art. 134a Sr een uitwerking is van het bepaalde in art. 7 van het Verdrag van Warschau en dat dit onderdeel van voornoemde bepaling geen zelfstandige betekenis heeft naast het begrip training.
31. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
32. De tekst van art. 134a Sr laat grammaticaal gezien ruimte voor een interpretatie zoals door het openbaar ministerie wordt voorgestaan.
33. Gelet op de recente inwerkingtreding van deze bepaling komt naar het oordeel van het hof zwaarwegende betekenis toe aan de bedoeling van de wetgever zoals die uit de wetsgeschiedenis volgt die tot de totstandkoming van art. 134a Sr heeft geleid. Het Hof verwijst hiervoor naar hetgeen hiervoor is overwogen in paragraaf 8.2.7.
De slotsom op basis van de wetsgeschiedenis is dat art. 134a Sr ziet op gedragingen die een relatie hebben tot een (terroristische) training.
34. Het openbaar ministerie heeft voor de onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar de literatuur96 waarin een passage uit de kamerstukken is aangehaald die het volgende antwoord van de Minister van Justitie inhoudt: ‘Deze leden vroegen wat precies onder het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen moet worden verstaan. Graag merk ik op dat deze begrippen reeds voorkomen in bestaande bepalingen van het Wetboek van Strafrecht. Zij hebben dezelfde betekenis als in art. 48, onder 2°, Sr. Daarbij gaat het om middelen waardoor het «mogelijk of gemakkelijker wordt gemaakt het feit te plegen» (HR 17 juni 1940, NJ 1940, 82).’
35. Het onder 34. aangehaalde antwoord van de Minister van Justitie gaat terug op de navolgende vraag van de leden van de SP-fractie: ‘Wat is precies het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van
een terroristisch misdrijf?’97 Het hof begrijpt het antwoord van de Minister van Justitie in dit verband aldus dat hij aangeeft dat de betekenis van de termen ‘het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen’ in art. 134a Sr niet afwijkt van de betekenis zoals die in art. 48, onder 2, Sr wordt gebezigd met inachtneming van de vaste rechtspraak. Dit antwoord van de Minister van Justitie heeft geen betrekking op de vraag of in art. 134a Sr een vorm van strafbare medeplichtigheid is opgenomen los van de eis dat sprake zou moeten zijn van een (vorm van) terroristische training.
36. Gelet op het voorgaande deelt het hof derhalve het standpunt van het openbaar ministerie niet.