Het hof heeft vervolgens een tweede comparitie gelast (bij arrest van 30 juli 2019) om te bezien of een regeling tussen partijen mogelijk was. Deze comparitie heeft plaatsgevonden, maar een regeling is niet tot stand gekomen. Daarna heeft het hof bij arrest van 19 oktober 2020 aangekondigd dat het hof een deskundige wilde benoemen voor de begroting van de schade van [geïntimeerden] c.s. Nadat partijen zich over de te benoemen deskundige en de te stellen vragen nader hadden kunnen uitlaten, heeft het hof bij arrest van 27 oktober 2020 [naam1] van Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) tot deskundige benoemd. Het hof heeft de deskundige de volgende vragen voorgelegd:
a. Wat is van elk van de in geding zijnde woningen van [geïntimeerden] c.s. de huidige
marktwaarde en wat zou die waarde zijn geweest zonder de opbouw?
• In dat laatste geval moet worden uitgegaan van de hypothetische situatie dat
zich achter de woning [adres1] 6 nog de garage bevindt met mogelijkheid
van een uitbouw met een bouwhoogte van 4 meter.
• Het hof verzoekt u om in uw rapport de hinder op de door het hof
vastgestelde en onrechtmatig beoordeelde 3 punten - voor zoveel mogelijk
en voor zover van belang voor de bepaling van (het bestaan en de hoogte
van) waardeverlies -nader te concretiseren naar de ligging van de woningen.
b. Is bij de beantwoording van vraag a van belang dat de panden van [geïntimeerde3] en
[geïntimeerde6] zijn verhuurd? Zo nee, waarom niet, zo ja, hoe en waarom?
• Kunt u in uw rapport aangeven of de waardedaling, indien die zich voordoet,
resulteert in een lagere huurwaarde?
c. Geeft het onderzoek overigens nog aanleiding tot het maken van opmerkingen, die in verband met de beslissing van dit geschil van belang zouden kunnen zijn?