Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHARL:2021:249

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
12-01-2021
14-01-2021
200.267.459/01
Civiel recht
Hoger beroep

Eindarrest na ECLI:NL:GHARL:2020:8089. Bewijs dat stand min-uren tijdig is meegedeeld niet geleverd. Verrekening slechts beperkt toegelaten.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2021-0074
VAAN-AR-Updates.nl 2021-0074

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.267.459/01

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 7379821)

arrest van 12 januari 2021

in de zaak van

PDX Services B.V.,

gevestigd te Almere,

appellante,

in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,

hierna: PDX,

advocaat: mr. C.A. Fokker, kantoorhoudend te Hilversum,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [A] ,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,

hierna: [geïntimeerde],

advocaat: mr. E.D. van Tellingen, kantoorhoudend te Almere.

Het hof neemt over wat is overwogen en besloten in het tussenarrest van 6 oktober 2020.

1 Het verdere verloop van de procedure

1.1

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

- de akte van PDX met producties van 3 november 2020;

- de antwoordakte van [geïntimeerde] met producties van 1 december 2020.

1.2

Vervolgens heeft PDX de stukken die na het tussenarrest zijn gewisseld aan het hof toegezonden en heeft het hof een datum voor arrest bepaald. Het hof zal de producties die [geïntimeerde] nog heeft bijgevoegd buiten beschouwing laten omdat PDX daarop niet heeft kunnen reageren. Uit het vervolg blijkt dat [geïntimeerde] daardoor niet in haar belangen wordt geschaad.

2 De verdere beoordeling

2.1

Het hof heeft in het tussenarrest PDX in staat gesteld de loonstroken van [geïntimeerde] in geding te brengen, waaruit moet blijken dat PDX [geïntimeerde] maandelijks op de hoogte heeft gesteld van de stand van het totaal van min- of meer-uren.

2.2

PDX heeft geen loonstroken in het geding gebracht, stellende dat zij daar als gevolg van een wijziging in haar administratieve systeem niet toe in staat was. Zij heeft aangegeven dat zij niet gewoon was het saldo van de meer- of minderuren op de loonstroken te vermelden.

2.3

Zij stelt dat zij het totaal van de min-uren wel op andere wijze heeft meegedeeld. Zij heeft een aantal e-mails van haar bestuurder [B] overgelegd, gericht aan [C] , de locatiemanager voor RTL en leidinggevende van [geïntimeerde] . Uit die mails blijkt niet dat [C] deze standen vervolgens maandelijks heeft doorgegeven aan [geïntimeerde] . Volgens PDX werden de staatjes ergens op een centrale locatie opgehangen bij RTL en kon [geïntimeerde] daarvan op die wijze kennisnemen. Dat dit daadwerkelijk gebeurde, [geïntimeerde] daarop is gewezen en maandelijks is aangesproken op de stand van de min-uren blijkt niet uit deze bewijsstukken. PDX heeft hierover ook geen concrete stellingen ingenomen dat dit gebeurde, op welke plek en wanneer deze cijfers werden opgehangen en dat [geïntimeerde] daarvan op de hoogte werd gesteld. [geïntimeerde] heeft expliciet betwist dat zij op enige wijze meldingen kreeg over de stand van haar min-uren. Het hof acht niet door PDX aangetoond dat zij [geïntimeerde] maandelijks deugdelijk inzage gaf in de stand van de door haar gemaakte meer- en min-uren. Het hof gaat voorbij aan het bewijsaanbod van PDX tot het horen van getuigen, omdat PDX onvoldoende heeft gesteld dat en hoe zij [geïntimeerde] feitelijk maandelijks op de hoogte stelde van de stand van de min-uren.

2.4

Op grond van het voorgaande oordeelt het hof, overeenkomstig rechtsoverweging 6.7 van het tussenarrest, dat PDX alleen de min-uren die na 1 november 2018 waren ontstaan nog in de eindafrekening mocht betrekken, neerkomende op 21 uur. Daarmee correspondeert, uitgaande van een uurloon van € 10,50, een bedrag van € 220,50, zodat de door de kantonrechter toegewezen loonvordering van [geïntimeerde] met dat bedrag moet worden verminderd, wat neerkomt op een bedrag van € 945,-.

2.5

PDX heeft in hoger beroep ook de hoogte van wettelijke verhoging aangevochten. Het hof ziet in dit geval reden om de wettelijke verhoging te beperken tot 20% over de ten onrechte in mindering gebrachte min-uren, ofwel tot € 189,-. Derhalve zal het hof de vordering van [geïntimeerde] tot een totaalbedrag van € 1.134,- bruto toewijzen.

De slotsom

2.6

De grieven van PDX slagen slechts voor een heel klein deel. Het hof zal het vonnis in conventie vernietigen voor zover er een hoger bedrag is toegewezen dan € 1.134,-. Het hof zal ook de rente over de wettelijke verhoging aanpassen aan het daarvoor toegewezen bedrag van € 189,-. De in reconventie gewezen beslissingen komen voor bekrachtiging in aanmerking.

2.7

Het hof zal PDX, als de overwegend in het ongelijk te stellen partij, in de kosten van de procedure in hoger beroep veroordelen, aan de zijde van [geïntimeerde] wat het salaris van de advocaat betreft begroot op 1,5 punt naar tarief I en op het geheven griffierecht wat de

verschotten betreft. Het hof zal ook de gevorderde nakosten toewijzen en de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet tijdig worden betaald.

3 De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:

vernietigt het vonnis van de kantonrechter te Almere van 26 juni 2019, zoals hersteld op 7 augustus 2019, uitsluitend voor zover het betreft de beslissing onder 5.1 en bekrachtigt dit vonnis voor het overige, en in zoverre opnieuw rechtdoende;

veroordeelt PDX om aan [geïntimeerde] te betalen € 1.134,- te vermeerderen met de wettelijke rente over € 189,- vanaf 21 november 2018 tot de dag van betaling;

veroordeelt PDX in de kosten van het hoger beroep, aan de kant van [geïntimeerde] te begroten op € 324,- aan verschotten en op € 1.138,50 aan salaris voor de advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen indien deze niet binnen veertien dagen na de arrestdatum zijn voldaan;

veroordeelt PDX in de nakosten, begroot op € 157,- met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 82,- in geval PDX niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden; een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;

verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af wat meer of anders is gevorderd.

Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, W.F. Boele en M. Willemse en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op

12 januari 2021.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.