Het Kadaster vorderde (na wijziging van eis) in deze procedure in eerste aanleg:
primair:
I een verklaring voor recht dat de kadastrale rechten zoals gefactureerd en onbetaald
gelaten, aan het Kadaster toekomende derdengelden zijn als bedoeld in artikel 25 Wna, althans aan het Kadaster toekomen c.q. voor hem zijn bestemd, en aan hem dienen te worden vrijgegeven c.q. uitbetaald;
II [geïntimeerde] als beheerder van de kwaliteitsrekening(-en) te veroordelen om tot vrijgave c.q. (uit)betaling over te gaan aan het Kadaster van een bedrag van € 63.626,90, vermeerderd met de wettelijk rente vanaf datum dagvaarding;
subsidiair op grond van onrechtmatige daad:
III [geïntimeerde] op grond van onrechtmatige daad te veroordelen tot betaling van de kosten gemaakt over de boedelperiode van € 34.373,10, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de respectievelijke facturen;
primair en subsidiair:
IV [geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten.
Het Kadaster heeft zijn vordering van € 142.615,90 beperkt tot € 98.000,00 (zonder afstand te doen van het meerdere ad € 44.615,90) en daarop in mindering gebracht de kosten gemaakt over de boedelperiode van € 34.159,00 aan inschrijvingskosten en € 214,10 aan recherchekosten, zodat sub II een hoofdsom resteert € 63.626,90.