3.4
Aan de werknemers van AIB, waaronder [appellant] , is in het kader van de overgang van hun pensioenen naar het Pensioenfonds de keuze geboden om de pensioenaanspraken collectief over te dragen aan het Pensioenfonds, dan wel een premievrije polis van het Philips Pensioenfonds te ontvangen. Aan de AIB-werknemers, waaronder [appellant] , is een “Pensioenoverzicht AIB-Medewerkers i.v.m. overgang naar DHV per 1 november 1991” (hierna: het Pensioenoverzicht) verstrekt. Hierin is een cijfermatige onderbouwing gegeven van de gevolgen van een collectieve overdracht van het pensioen, respectievelijk het verstrekken van een premievrije polis. Bij het Pensioenoverzicht hoort een bijlage “Verklaring bij pensioen-overzicht AIB-medewerkers” van 23 oktober 1991.
3.5
Aan de AIB-werknemers, waaronder [appellant] , is een garantieregeling (hierna: de Garantieregeling) aangeboden, die is verwoord in de artikelen 1 tot en met 4 van de bij de onder 3.4 bedoelde pensioenoverzichten horende “Toelichting bij het pensioenoverzicht van de DHV AIB-medewerkers” (hierna: de Toelichting).
In de Toelichting staat onder meer:
“Alvorens u tot een beslissing komt, als u gevraagd wordt in te stemmen met een collectieve overdracht, willen we graag aangeven wat de kernpunten zijn, die wij met de overdrachtsregeling op het oog hebben.
(…) De gehele waarde van de bij Philips opgebouwde rechten komt ten goede aan u. Met andere woorden: de rechten, die u daarvoor bij DHV verkrijgt, zijn gelijkwaardig aan de rechten die u bij Philips hebt verworven. (…)
De enige situatie, waarin het aanhouden van premievrije rechten bij de Philips Pensioenfondsen u voordeel kan bieden is:
*u blijft tot het einde van uw loopbaan in actieve dienst bij DHV
en
*op dat moment heeft DHV een VUT-regeling, waarvan u gebruik maakt op basis van de bij DHV doorgebrachte dienstjaren
en
*uw salaris bij DHV stijgt door carrièreverloop of anderszins niet significant uit boven de indexering van uw premievrije polis.
De oorzaak van het voordeel is, dat het deel A in die situatie niet wordt uitgekeerd als deel van de VUT-uitkering maar is opgenomen in het pensioen op 65 jaar. (…)
Het zal u duidelijk zijn, dat er in de beschreven situatie sprake is van een
onbedoeld
voordeel, omdat u bij de nieuwe werkgever de voordelen van het vervroegd uittreden geniet, terwijl u de bij de oude werkgever voor dat doel opgebouwde rechten (deel A) een andere bestemming geeft, namelijk verhoging van uw pensioen op 65 jaar.
Na heroverweging van deze kwestie, realiseren wij ons, dat deze situatie de beslissing voor u ernstig kan bemoeilijken, temeer omdat daarbij onzekerheid bestaat over het voortbestaan van de VUT-regeling en u het toekomstig verloop van uw carrière moet inschatten. Wij zouden het betreuren, wanneer mensen als gevolg van deze onzekerheden zouden afzien van een goede collectieve overdrachtsregeling vanwege een onbedoeld neveneffect.
Om deze onzekerheden voor u zoveel mogelijk weg te nemen hebben wij besloten tot de volgende
uitbreiding van de regeling:
1. DHV Pensioenfonds garandeert, dat, indien het totaal van uw bij DHV ingekochte en opgebouwde rechten — na aftrek van het eventueel voor VUT gebruikte deel — op 65-jarige leeftijd een kleiner pensioen oplevert dan de som van een premievrije polis van Philips en het per 1 november 1991 vastgestelde bereikbare DHV-pensioen, dat dan deze laatste som in de plaats treedt van eerstgenoemd pensioen. (Deze som is gelijk aan regel 18).
2. Daartegenover staat, dat indien DHVPensioenfonds zo’n garantie afgeeft, de Philips pensioenjaren niet zullen meetellen bij de opbouw van het recht op VUT, zulks in afwijking van de pensioenafspraken. Indien u op 1 november 1991 ouder was dan 45 jaar zult u in dat geval dus geen volledige VUT-tijd opbouwen. Omgekeerd, wanneer u de voorkeur geeft aan een volledige opbouw van VUT-tijd inclusief uw Philips pensioenjaren, is de bovenbedoelde garantie op u niet van toepassing.
3. Het per 1 november 1991 vastgestelde garantiebedrag zal jaarlijks worden aangepast conform de waardevastheidsindex voor ingegane pensioenen. Wijzigingen in het parttimepercentage zullen eveneens leiden tot aanpassing van het garantiebedrag.
4. De garantie vervalt
a. zodra uw recht op ouderdomspensioen het bedrag van de garantie heeft bereikt,
b. zodra uw dienstverband binnen de DHV-groep eindigt, anders dan wegens intrede van de VUT,
c. zodra de VUT-regeling wordt beëindigd.”
3.6
[appellant] heeft ervoor gekozen zijn opgebouwde pensioen bij het Philips Pensioenfonds over te dragen aan het Pensioenfonds onder toepassing van de Garantieregeling. Het betrof een overstap van de ene naar de andere eindloonregeling, met daaraan bij DHV gekoppeld een collectieve VUT-regeling. De in het laatste deel van in artikel 1 van de Garantieregeling genoemde som bedraagt voor [appellant] f 105.750,-, zoals vermeld op regel 18 van zijn Pensioenoverzicht. Na indexering beloopt dit bedrag volgens het Pensioenfonds € 69.068,43 en volgens [appellant] € 69.645,50 (hierna: het Garantiebedrag).