De slotsom is dat het hof van oordeel is dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ten onrechte heeft ontbonden, en dat het hof FHCN, zoals hierna zal worden bepaald, zal veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van een billijke vergoeding van € 170.000,- bruto in plaats van herstel van de arbeidsovereenkomst, in welk bedrag de transitievergoeding van
€ 128.490,72 is begrepen, met (gelet op artikel 7:686a lid 1 BW) wettelijke rente over de transitievergoeding vanaf 1 januari 2017 en over het restant vanaf 1 december 2016. Voorts zal het hof FHCN veroordelen tot betaling van € 17.633,- netto voor kosten van eerdere procedures alsmede € 8.083,86 voor kosten van het langere verblijf in Brazilië (huisvesting, telefoon en medische kosten), met wettelijke rente vanaf 1 december 2016 zoals verzocht.
Met betrekking tot de door [verzoeker] verzochte veroordeling van FHCN in de kosten van eerste aanleg oordeelt het hof als volgt. Voor vernietiging van de beslissing van de kantonrechter om de kosten van de procedure te compenseren ziet het hof onvoldoende aanleiding. Indien de kantonrechter niet had ontbonden op verzoek van FHCN, was het tegenverzoek van [verzoeker] aan de orde gekomen waarbij, gelet op hetgeen het hof heeft overwogen, de kans dat zijn geldvordering geheel of grotendeels was toegewezen niet bijzonder hoog moet worden ingeschat. Per saldo is de compensatie van kosten daarom redelijk.
Hoewel in hoger beroep een groot deel van de geldvorderingen van [verzoeker] is afgewezen, beschouwt het hof FHCN op de essentiële elementen van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst door (de later ingetrokken) opzegging en de ontbinding als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij, zodat zij als grotendeels in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd en wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, te stellen op
€ 314,- griffierecht en het maximale aantal van 3 punten bij tarief II in hoger beroep (€ 894,- per punt), ofwel € 2.682,- voor salaris advocaat volgens liquidatietarief. Wettelijke rente over deze kosten wordt niet toegewezen per datum beschikking, zoals door [verzoeker] verzocht, doch vanaf veertien dagen na dagtekening van deze beschikking.