Als gevolg van de ingetreden ontbinding van de tussen partijen gesloten opleidingsovereenkomst, ontstaat tussen partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties (artikel 6:271 BW). Aldus geldt naar het oordeel van het hof dat voor zover het opleidingsbedrijf nog niet jegens de leerling heeft gepresteerd, de leerling een deel van de door hem betaalde lesgelden behoort terug te krijgen. Vaststaat dat de leerling slechts fase één, zij het zonder goed gevolg, heeft doorlopen en dus niet de fases twee tot en met vijf heeft gevolgd en ingevolge de overeenkomst ook niet heeft kunnen volgen. Het gegeven deel van de opleiding sluit uit dat deze ongedaan kan worden gemaakt. Aldus treedt daarvoor een vergoeding in de plaats ten belope van haar waarde ten tijde van het tijdstip van ontvangst (artikel 6:272 BW). Derhalve moet de grootte worden bepaald van het bedrag dat door het opleidingsbedrijf aan de leerling moet worden terugbetaald van het door hem betaalde lesgeld. Dit bedrag wordt deels bepaald door het niet volgen van voormelde fases twee tot en met vijf en deels door de waarde van de prestatie die het opleidingsbedrijf wel heeft verricht. Het bedrag ter zake van de gegeven vlieguren en lessen in een stimulator staat tussen partijen vast, terwijl nog een bedrag resteert dat het opleidingsbedrijf voor kosten van overhead heeft uitgegeven. Gelet op de inhoud van de door het opleidingsbedrijf overgelegde stukken, is het hof niet in staat de opgegeven kosten van overhead van de leerling gedurende de tijd dat hij fase één heeft doorlopen op juistheid te waarderen. Derhalve resteert een begroting ex aequo et bono.
(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad 187207/HL ZA 11-789)
arrest van de eerste kamer van 28 januari 2014
in de zaak van
[appellant]
,
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. B. Jans, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
AIS Vliegopleidingen B.V.,
gevestigd te Lelystad,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna: AIS,
advocaat: mr. B.W.G. Orth, kantoorhoudend te Huizen.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 19 februari 2013 hier over.
1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1
Ingevolge voormeld tussenarrest heeft op 8 mei 2013 een comparitie van partijen plaatsgevonden, ten behoeve waarvan AIS een akte met producties heeft overgelegd. Het opgemaakte proces-verbaal van deze comparitie bevindt zich in afschrift bij de stukken.
1.2
Ter comparitie heeft de raadsheer-commissaris de zaak verwezen naar de rol van
18 juni 2013 voor het nemen van een akte aan de zijde AIS waarin slechts de voor de door [appellant] genoten opleiding van fase 1 gemaakte kosten van overhead concreet en gespecificeerd worden weergegeven met aanvullende verklaring van de accountant van AIS.
1.3
Daarna heeft AIS een akte met een verklaring van haar accountant als productie overgelegd.
1.4
Daarop heeft [appellant] bij antwoordakte gereageerd.
1.5
Vervolgens heeft het hof bij arrest van 5 november 2013 een comparitie bepaald, die op 14 november 2013 heeft plaatsgevonden. De advocaten van partijen zijn ter comparitie in de gelegenheid gesteld nog datgene op te merken wat zij noodzakelijk achten.
1.6
Tenslotte is arrest bepaald op het pleitdossier.
2 De nadere beoordeling
2.1
Gelet op de inhoud van voormeld proces-verbaal van comparitie van 8 mei 2013 staat tussen partijen vast dat voor de 28 vlieguren die [appellant] tijdens zijn opleiding bij AIS heeft gemaakt alsmede voor de tien uren die hij in een stimulator heeft doorgebracht een bedrag van in totaal € 5.450,- moet worden gerekend. Volgens AIS resteert dan nog een bedrag aan overheadkosten. Tegen het door haar bij akte ten behoeve van de comparitie van partijen gestelde en ter comparitie genoemde bedrag van € 70.000,- heeft [appellant] gemotiveerd verweer gevoerd. Ook bij antwoordakte heeft [appellant] de stellingen van AIS op dit punt gemotiveerd weersproken.
2.2
Ingevolge voormeld proces-verbaal van comparitie van partijen van 8 mei 2013 is AIS in staat gesteld (slechts) de voor de door [appellant] genoten opleiding van fase 1 gemaakte kosten van overhead concreet en gespecificeerd weer te geven met aanvullende verklaring van de accountant van AIS. Daartoe heeft AIS een verklaring van haar accountant (productie 2 bij akte van 18 juni 2013 van AIS) overgelegd met een daarbij behorende bijlage 1. In deze bijlage zijn ter zake van [appellant] gedurende 24 maanden opleidingsduur zeven kostenposten vermeld voor in totaal € 53.994,-. Het hof heeft evenwel in het tussenarrest van 19 februari 2013 als vaststaand feit onder 2.5 vermeld dat [appellant] (tussen juli 2008 en januari 2010) gedurende ongeveer 20 maanden fase 1 heeft doorlopen, zodat het hof van die termijn uitgaat. Dit betekent in de eerste plaats dat AIS voor voormelde kostenposten vier maanden teveel heeft gerekend. Voorts is in deze bijlage, noch in de verklaring van de accountant vermeld hoeveel leerlingen in totaal gedurende voormelde 20 maanden door AIS werden onderwezen. Derhalve is het hof niet in staat om de door AIS opgegeven kosten van overhead van [appellant] gedurende voormelde 20 maanden op juistheid te waarderen.
2.3
Vaststaat dat de gehele opleiding circa 18 maanden duurt en vijf fases omvat. Uitgaande van het lesgeld van € 97.500,- dient dit lesgeld derhalve te worden betaald voor vijf fases. [appellant] heeft slechts de eerste fase doorlopen, echter hij heeft over deze fase 1 ongeveer 20 maanden gedaan. Aldus begroot het hof de kosten van overhead voor het volgen door [appellant] van fase I gedurende ongeveer 20 maanden ex aequo et bono op € 35.000,-. Dit brengt mee dat AIS van het door [appellant] betaalde lesgeld ad € 97.500,- een bedrag van (€ 97.500 minus € 5.450,- + € 35.000,- =) € 57.050,- dient terug te betalen.
2.4
Gelet op hetgeen in het tussenarrest van 19 februari 2013 en hiervoor is overwogen, slagen de grieven 2 tot en met 4 (deels). AIS heeft de vordering tot betaling van rentekosten onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat ook deze vordering voor toewijzing in aanmerking komt. Voor de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten heeft [appellant] niet onderbouwd dat voor deze kosten (en voor het gevorderde bedrag) werkzaamheden zijn verricht. Derhalve zal deze vordering worden afgewezen. Aldus zal het bestreden vonnis worden vernietigd. Opnieuw recht doende zal het hof de vordering toewijzen, zoals hierna wordt beslist. Als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij, zal AIS worden veroordeeld in de proceskosten (tarief IV, in eerste aanleg 2 punten en in hoger beroep 3,5 punten).
Beslissing
Het gerechtshof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad van 1 februari 2012
en opnieuw recht doende:
veroordeelt AIS tot (terug)betaling aan [appellant] van een bedrag van € 57.050,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt AIS tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 15,67 per dag als gevolg van rentebetaling vanaf 13 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt AIS in de proceskosten, aan de zijde van [appellant] in eerste aanleg begroot op € 1.788,- voor geliquideerd salaris van de advocaat en € 209,81 voor verschotten en in hoger beroep op € 5.708,50 voor geliquideerd salaris van de advocaat en € 756,64 voor verschotten;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. L. Groefsema, mr. J.H. Kuiper en mr. A.M. Koene en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 28 januari 2014.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: