Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 januari 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de Admiraal de Ruijterweg zich zodanig, te weten zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken schouder en/of gebroken rechterbeen, werd toegebracht, in elk geval zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, bestaande dat gedrag hieruit:
- verdachte heeft gereden over de Admiraal de Ruijterweg, komende uit de richting van de
Rijpstraat, en gaande in de richting van de Jan Evertsenstraat;
- verdachte heeft, gekomen bij de kruising Admiraal de Ruijterweg met de Jan van Galenstraat, in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) en/of bord D7 van de bijlage RVV 1990, het kruispunt rechtdoor overgestoken;
- verdachte heeft (vervolgens), in strijd met artikel 62 van het RVV 1990 en/of bord C2 van de bijlage RVV 1990, zonder ontheffing, de voor het openbaar verkeer gesloten Admiraal de Ruijterweg betreden en/of bereden
- verdachte is (vervolgens) een op de Admiraal de Ruijterweg gelegen voetgangersoversteekplaats genaderd;
- verdachte heeft zich daarbij, althans niet tijdig en/of voldoende, vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, blijven vergewissen dat de Admiraal de Ruijterweg vrij was van enig (kruisend) verkeer;
- verdachte heeft (vervolgens) in strijd met het gestelde in artikel 49 lid 1 en/of 2 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een voetganger, te weten [slachtoffer] die doende was om die voetgangersoversteekplaats over te steken, geen voorrang verleend althans niet voor laten gaan en/of;
- heeft verdachte (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende uitgeweken voor deze voetganger;
verdachte is (vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden en en/of aangebotst, althans daarmee botsing gekomen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, in elk geval zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 17 januari 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de Admiraal de Ruijterweg, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd bestaande dat gedrag hieruit:
- verdachte heeft gereden over de Admiraal de Ruijterweg, komende uit de richting van de
Rijpstraat, en gaande in de richting van de Jan Evertsenstraat;
- verdachte heeft, gekomen bij de kruising Admiraal de Ruijterweg met de Jan van Galenstraat, in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) en/of bord D7 van de bijlage RVV 1990, het kruispunt rechtdoor overgestoken;
- verdachte heeft (vervolgens), in strijd met artikel 62 van het RVV 1990 en/of bord C2 van de bijlage RVV 1990, zonder ontheffing, de voor het openbaar verkeer gesloten Admiraal de Ruijterweg betreden en/of bereden
- verdachte is (vervolgens) een op de Admiraal de Ruijterweg gelegen voetgangersoversteekplaats genaderd;
- verdachte heeft zich daarbij, althans niet tijdig en/of voldoende, vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, blijven vergewissen dat de Admiraal de Ruijterweg vrij was van enig (kruisend) verkeer;
- verdachte heeft (vervolgens) in strijd met het gestelde in artikel 49 lid 1 en/of 2 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een voetganger, te weten [slachtoffer] die doende was om die voetgangersoversteekplaats over te steken, geen voorrang verleend althans niet voor laten gaan en/of;
- heeft verdachte (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende uitgeweken voor deze voetganger;
verdachte is (vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden en en/of aangebotst, althans daarmee botsing gekomen;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Amsterdam aan de Admiraal de Ruijterweg, op of omstreeks 17 januari 2019, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht en/of een ander (te weten [slachtoffer]), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vrijspraak van artikel 6 van de Wegenverkeerswet
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde en heeft daartoe aangevoerd dat het samenstel van de gedragingen onvoldoende is om schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) aan te nemen.
Het hof stelt voorop dat bij de beoordeling of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994, dus of op zijn minst genomen sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid, het aankomt op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts geldt naar vaste rechtspraak dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. De enkele omstandigheid dat sprake is geweest van een moment van onachtzaamheid bij de verdachte is onvoldoende voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
De steller van tenlastelegging heeft, blijkens de feitelijke omschrijving van het onder 1 primair tenlastegelegde, het oog gehad op -kort gezegd en voor zover hier van belang- het negeren van verkeersborden (berijden trambaan zonder ontheffing en het niet volgen van de verplichte rijrichting) en het niet verlenen van voorrang aan een voetganger op een voetgangersoversteekplaats. Nu het negeren van de verkeersborden enkel samenhangt met het al dan niet hebben van een ontheffing, ziet het hof niet in op welke wijze deze gedragingen kunnen meewegen bij de bepaling van de (mate van) schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. Er is immers met betrekking tot het deel van de weg dat de verdachte (zonder ontheffing) heeft bereden geen sprake van een absolute geslotenverklaring -en daarmee een algemeen verbod- voor taxi’s. Alhoewel de verdachte naar het oordeel van het hof in overtreding was door daar zonder ontheffing te rijden, is deze gedraging niet te kwalificeren als een verkeersfout die in direct verband staat met het aanrijden van de voetganger. Hetgeen ten aanzien van de feitelijke omschrijving in de tenlastelegging resteert is het niet verlenen van voorrang. Deze verkeersfout kan naar het oordeel van het hof in het licht van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting, niet anders gezien worden dan een enkel moment van onachtzaamheid. Ter terechtzitting van het hof is naar voren gekomen dat het niet uitgesloten is dat er sprake is geweest van meer door de verdachte gepleegde verkeersovertredingen dan in de tenlastelegging opgenomen, zoals door rood rijden en het zebrapad met een te hoge snelheid benaderen. Het hof constateert echter dat noch in het politiedossier noch in het VOA-rapport nader onderzoek is gedaan naar deze mogelijke verkeersovertredingen, terwijl dat, in elk geval met betrekking tot het verkeerslicht, wel mogelijk was. Bij deze stand van zaken dient de verdachte te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 1 primair is tenlastegelegd.
Het hof is van oordeel dat de verdachte met de in de tenlastelegging genoemde handelingen wel een gevaar op de weg heeft veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW 1994 en dat de verdachte zich aldus schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op 17 januari 2019 te Amsterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de Admiraal de Ruijterweg, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt bestaande dat gedrag hieruit:
- verdachte heeft gereden over de Admiraal de Ruijterweg, komende uit de richting van de
Rijpstraat, en gaande in de richting van de Jan Evertsenstraat;
- verdachte heeft, gekomen bij de kruising Admiraal de Ruijterweg met de Jan van Galenstraat, het kruispunt rechtdoor overgestoken;
- verdachte is vervolgens een op de Admiraal de Ruijterweg gelegen voetgangersoversteekplaats genaderd;
- verdachte heeft zich daarbij niet voldoende vergewist en/of is zich niet blijven vergewissen dat de Admiraal de Ruijterweg vrij was van enig (kruisend) verkeer;
- verdachte heeft vervolgens een voetganger, te weten [slachtoffer] die doende was om die voetgangersoversteekplaats over te steken, geen voorrang verleend en;
- verdachte heeft vervolgens niet voldoende afgeremd en verdachte is niet uitgeweken voor deze voetganger en is vervolgens tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden.
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Amsterdam aan de Admiraal de Ruijterweg, op 17 januari 2019, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist aan een ander, te weten [slachtoffer] letsel en/of schade was toegebracht en een ander, te weten [slachtoffer], aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
Hetgeen onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Oplegging van straffen
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouw heeft verzocht – gelet op de omstandigheden rondom de aanrijding en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte – om geen (onvoorwaardelijke) ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto gevaar op de weg veroorzaakt door een jong meisje dat een voetgangersoversteekplaats over stak geen voorrang te verlenen, waarna hij haar met zijn auto raakte. Het slachtoffer heeft zwaar lichamelijk letsel, te weten onder meer een beenbreuk en een meervoudige schouderbreuk opgelopen. Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij, ondanks dat hij bekend was in de buurt, als professioneel bestuurder, te weten als taxichauffeur, terwijl hij deelnam aan het verkeer en wist dat er op dat moment veel schoolgaande kinderen op straat waren, niet alert is geweest. Ook rekent het hof het de verdachte aan dat hij vrijwel direct na het ongeval is weggereden van de plaats van het ongeval en zich niet zelf direct na het gebeurde heeft gemeld bij de politie.
Het slachtoffer heeft als gevolg van dit ongeval een week in het ziekenhuis gelegen. In de periode na het ongeval heeft zij fysiotherapie moeten volgen. Het ongeval heeft veel impact op het slachtoffer en haar familie gehad.
Gelet op het voorgaande kan naar oordeel van het hof alleen gereageerd worden met een taakstraf en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Gezien het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof evenwel aanleiding om de ontzegging van de rijbevoegdheid deels voorwaardelijk op te leggen.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot 4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. N.A. Schimmel en mr. E. de Greeve, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch en L.C. de Groot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 maart 2022.