Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHAMS:2022:3593

Gerechtshof Amsterdam
27-12-2022
08-01-2023
200.302.207/01 NOT
Civiel recht
Hoger beroep

Klacht tegen notaris. Informatieplicht notaris. Reikwijdte informatieplicht. Informatie over positie legitimaris. Klacht deels gegrond.

Rechtspraak.nl
JERF Actueel 2023/26
ERF-Updates.nl 2023-0066
Notamail 2023/7
JERF 2023/51

Uitspraak

beslissing

___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht

zaaknummer : 200.302.207/01 NOT

nummer eerste aanleg : C/05/384589 / KL RK 21-32

beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 27 december 2022

inzake

1 [appellant 1] ,

wonend te [woonplaats 1] ,

2. [appellant 2] ,

wonend te [woonplaats 2] ,

appellanten,

gemachtigde: mr. A.J.C.M. van Acht, advocaat te Oosterbeek,

tegen

mr. [geïntimeerde] ,

notaris te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerde,

gemachtigde: mr. G. van Atten, advocaat te Heemstede.

Partijen worden hierna klaagsters (respectievelijk klaagster sub 1 dan wel klaagster sub 2) en de notaris genoemd.

1 De zaak in het kort

De vader van klaagsters is in maart 2019 overleden. Bij testament heeft hij zijn twee dochters (klaagsters) onterfd. Namens de partner van erflater, enig erfgenaam in deze nalatenschap, neemt de notaris contact op met klaagsters om hen te informeren over hun positie als legitimaris. Klaagsters verwijten de notaris dat hij hen daarbij onjuist en onvolledig heeft geïnformeerd. De notaris heeft hen daarnaast op oneigenlijke wijze onder druk gezet en hun rechten als legitimarissen onvoldoende gewaarborgd.

2 Het geding in hoger beroep

2.1.

Klaagsters hebben op 28 oktober 2021 een beroepschrift – met een bijlage – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 29 september 2021 (ECLI:NL:TNORARL: 2021:52). Op 6 januari 2022 hebben zij de gronden van het beroep aangevuld.

2.2.

De notaris heeft op 9 maart 2022 een verweerschrift bij het hof ingediend.

2.3.

Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.

2.4.

De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 29 september 2022. Klaagsters, vergezeld van hun gemachtigde, en de notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnota’s.

3 Feiten

3.1.

Op 31 maart 2019 is de vader van klaagsters, de heer [naam 1] (hierna: erflater), overleden. Voor het overlijden was er al een aantal jaar geen contact meer tussen klaagsters en erflater.

3.2.

Erflater heeft een testament laten opstellen waarin mevrouw [naam 2] (hierna: de erfgenaam), met wie hij een relatie had, benoemd is tot enig erfgenaam. Klaagsters zijn daarbij onterfd.

3.3.

De notaris heeft op 1 augustus 2019 een brief gestuurd aan klaagster sub 1 om haar op de hoogte te stellen van het overlijden van erflater en om namens de erfgenaam de contactgegevens van klaagster sub 2 op te vragen.

3.4.

Klaagsters hebben zich gewend tot notaris mr. [naam 3] (hierna: de adviseur) die namens hen contact heeft opgenomen met de notaris. In de brief van

13 augustus 2019 schrijft de adviseur, voor zover relevant:

(…) Uit uw brief blijkt niet wat uw rol is bij de afwikkeling van de nalatenschap van [erflater]: notaris die bij de afwikkeling is betrokken of boedelnotaris. Graag verzoek ik u daarover duidelijkheid te verschaffen.

(…)

Namens [klaagster sub 1] en [klaagster sub 2] verzoek ik u informatie te verstrekken over hun juridische positie in verband met de nalatenschap van hun vader. Er is, zoals u mogelijk weet, gedurende ruime tijd geen contact geweest tussen [erflater] en zijn beide dochters. Zij hebben dan ook geen informatie over de nalatenschap van hun vader die voor hen van belang zou kunnen zijn.

Graag verzoek ik u correspondentie voor [klaagster sub 1] en [klaagster sub 2] uitsluitend aan mij te richten.

[klaagster sub 1] en [klaagster sub 2] vinden het belangrijk dat de verdere contacten over de afwikkeling van de nalatenschap van hun vader uitsluitend via u en via mij verlopen.

3.5.

Mevrouw [naam 4] , medewerkster op het kantoor van de notaris (hierna: de medewerkster) heeft op 21 augustus 2019 per e-mail een reactie verstuurd naar de adviseur waarin, voor zover van belang, het volgende is geschreven:

Wij zijn door de erfgename van [erflater] benaderd om een verklaring van erfrecht op te stellen. Dit is momenteel nog een lopend dossier op ons kantoor.

Uit het testament blijkt dat hij zijn dochters en hun eventuele afstammelingen heeft uitgesloten als erfgenamen in zijn nalatenschap.

De reden dat ik heb gevraagd om contactgegevens (…) is dus enerzijds om hen op de hoogte te brengen van het overlijden van hun vader.

Anderzijds wil ik hen wijzen op hun rechten met betrekking tot hun legitieme portie.

De zoon van de erfgename is advocaat en heeft ons benaderd met de vraag om het verdere contact te verzorgen.

3.6.

Op 17 september 2019 heeft de notaris een brief gestuurd aan klaagster sub 1 waarin een toelichting wordt gegeven op het testament en de legitieme portie. Hierbij heeft de notaris gewezen op de navolgende, in het testament opgenomen bepaling:

Als een onterfde afstammeling een beroep doet op zijn legitieme portie bepaal ik dat deze zijn vordering uitsluitend kan inroepen tegen mijn partner. Op hetgeen mijn partner verkrijgt, zal als eerste worden ingekort, dit in afwijking van artikel 4:87 Burgerlijk Wetboek.

Ik bepaal dat de legitieme portie van een onterfde afstammeling met de daarover verschuldigde rente, bij toepassing van artikel 4:82 Burgerlijk Wetboek, pas opeisbaar zal zijn bij overlijden van mijn partner.

3.7.

Bij brief van 11 maart 2020 heeft de notaris aan de adviseur, voor zover relevant, het volgende geschreven:

(…) Eerder is al aangegeven dat wij graag van hen beiden vernemen of zij aanspraak wensen te maken op hun legitieme portie. Helaas hebben wij tot op heden geen reactie van u of van hen mogen ontvangen.

Aangezien de enige erfgename in de nalatenschap wil overgaan tot het volledig afwikkelen van de nalatenschap van overledene, stellen wij de legitimarissen bij deze een redelijke termijn om hun wensen kenbaar te maken. Deze redelijke termijn zal, gezien het tijdsbestek dat inmiddels al verstreken is zonder reactie van uw of hun kant, binnen aanzienlijke tijd aflopen.

Graag vernemen wij uiterlijk 31 maart a.s. van u of de legitimarissen aanspraak wensen te maken op hun legitieme portie.

(…)

Houdt u er rekening mee dat overledene in zijn testament heeft bepaald dat de legitieme portie pas opeisbaar is bij het overlijden van de enige erfgename, zonder dat daarover rente aan de legitimarissen verschuldigd is.

3.8.

Tussen de adviseur en de notaris is contact geweest over de gestelde termijn. In eerste instantie zou de termijn van 31 maart 2020 komen te vervallen. Op 30 maart 2020 heeft de medewerkster aan de adviseur, voor zover relevant, het volgende meegedeeld:

(…) Bij deze wil ik u laten weten dat de erfgenaam vasthoudt aan de termijn zoals deze is gesteld, wat betekent dat wij graag uiterlijk morgen 31-03-2020 vernemen of de legitimarissen aanspraak willen maken op hun legitieme portie.

Wat betreft de omvang van de nalatenschap kan ik u het volgende laten weten: de nalatenschap van overledene bestaat enkel uit een positief banksaldo. De legitieme portie van uw cliënten zal neerkomen op een paar duizend euro per persoon. Verder zijn er geen bijzonderheden van toepassing op deze nalatenschap. (…)

3.9.

Klaagsters hebben bij e-mail van 31 maart 2020 een voorwaardelijk beroep gedaan op hun legitieme portie. Daarna is er nog uitgebreid gecorrespondeerd tussen de adviseur en de notaris. De adviseur heeft bij e-mail van 6 mei 2020 meegedeeld dat het belangrijk is dat vastgehouden wordt aan de eerder gemaakte afspraak dat de correspondentie tussen de erfgenaam en de klaagsters verloopt via de notaris en de adviseur.

4 De klacht

De klacht van klaagsters valt uiteen in de volgende onderdelen:

  1. de notaris heeft onvoldoende gewaarborgd dat aan de wettelijke rechten van de legitimarissen werd voldaan;

  2. de notaris heeft klaagsters herhaaldelijk onvolledig en zelfs onjuist geïnformeerd;

  3. de notaris heeft klaagsters op oneigenlijke wijze onder druk gezet.

5 Beoordeling

5.1.

De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagsters tegen de notaris deels gegrond verklaard. Aan de notaris is de maatregel van een waarschuwing opgelegd en hij is in de kosten veroordeeld.

Verantwoordelijke (kandidaat-)notaris

5.2.

De notaris brengt in hoger beroep naar voren dat de opgeworpen klachten hem (deels) niet kunnen worden toegerekend omdat deze (deels) betrekking hebben op het handelen van de medewerkster, die volgens de notaris aan zijn kantoor is verbonden als kandidaat-notaris. Klaagsters stellen dat de medewerkster niet als kandidaat-notaris werkzaam is omdat zij, blijkens een door hen overgelegd afschrift uit de ledenadministratie van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna: de KNB), na 31 januari 2017 niet meer als kandidaat-notaris bij de KNB staat ingeschreven.

5.3.

De vraag of de medewerkster al dan niet voldoet aan de in artikel 1 aanhef sub c Wet op het notarisambt (hierna: Wna) gestelde vereisten om als kandidaat-notaris te worden aangemerkt, kan buiten beschouwing blijven. Zoals hierna zal blijken, is namelijk alleen klachtonderdeel 2 gegrond op basis van enkel brieven van de notaris.

Incidenteel appel

5.4.

De notaris wenst de beslissing van de kamer bij wijze van incidenteel appel aan het hof ter beoordeling voor te leggen voor zover de kamer daarbij heeft geoordeeld dat de notaris onduidelijkheid heeft laten ontstaan over zijn rol bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflater en de aan dat oordeel verbonden opgelegde maatregel en kostenveroordeling. Aangezien op de voet van artikel 107 lid 4 Wna de zaak opnieuw in volle omvang wordt behandeld, zal het hof de bezwaren van de notaris tegen dit oordeel daarbij betrekken. Het hof komt dan ook niet toe aan de behandeling van het incidenteel appel.

Klachtonderdeel 1

5.5.

Klaagsters voeren aan dat de notaris heeft nagelaten hen adequaat te informeren over hun positie. Tegenover klaagsters heeft hij zich gepresenteerd als betrokken notaris en in die hoedanigheid had hij ervoor moeten waken dat de wettelijke rechten van klaagsters gewaarborgd waren.

5.6.

De notaris stelt dat hij van de erfgenaam uitsluitend de opdracht had gekregen een verklaring van erfrecht op te stellen en de gegevens van klaagster sub 2 te achterhalen. Voor het overige had hij slechts een beperkte rol. Op verzoek van de adviseur is hij vervolgens opgetreden als contactpersoon namens de erfgenaam. Klaagsters werden bijgestaan door hun eigen ter zake kundige adviseur. Hun positie als legitimaris was daarmee voldoende gewaarborgd.

5.7.

Het hof is van oordeel dat klaagsters hun klacht op dit punt onvoldoende hebben onderbouwd. De notaris heeft klaagsters schriftelijk geïnformeerd over hun positie en heeft ze daarbij op hun rechten gewezen. Meer behoefde van de notaris in het kader van zijn beperkte opdracht niet te worden verwacht. Dit geldt temeer nu klaagsters werden bijgestaan door een notaris als hun adviseur. Dat de notaris onduidelijkheid over zijn rol bij de afwikkeling van de nalatenschap heeft laten ontstaan, is, gelet op de bijstand van hun adviseur vanaf de aanvang van het contact met de notaris en zijn verzoek aan de notaris om als contactpersoon voor de erfgenaam op te treden, niet het geval. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel 2

5.8.

Klaagsters voeren aan dat de notaris hen bij herhaling onjuist heeft geïnformeerd. Zo heeft de notaris hen bij brieven van zijn hand van respectievelijk 17 september 2019 en 11 maart 2020 laten weten dat de opeisbaarheid van hun legitieme portie was uitgesteld met toepassing van artikel 4:82 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) tot het overlijden van de erfgenaam, terwijl later bleek dat aan de eisen van artikel 4:82 BW niet was voldaan. De medewerkster heeft in haar e-mailbericht van 30 maart 2020 aan klaagsters daarnaast onjuiste mededelingen gedaan over de hoogte van de legitieme portie van klaagsters. Ten onrechte is er geen rekening gehouden met een eerdere door erflater gedane schenking aan de zoon van de erfgename van € 100.000,- welke notabene door de notaris zelf door middel van een akte van kwijtschelding is verleden, aldus klaagsters.

5.9.

De notaris stelt dat hij ter zake de opeisbaarheid van de legitieme portie slechts het testament citeert. Het is dan aan klaagsters en hun adviseur om na te gaan of deze bepaling in de onderhavige zaak effect sorteert. Hun adviseur heeft dit ook gedaan en klaagsters zijn daarover geïnformeerd. Met betrekking tot de informatie over de omvang van de legitieme portie stelt de notaris in eerste aanleg dat hij verantwoordelijkheid neemt voor de inhoud van het hiervoor genoemde e-mailbericht van 30 maart 2020. In hoger beroep neemt hij afstand van dit verweer; niet hij maar zijn kandidaat-notaris is tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor de inhoud van dit bericht, aldus de notaris. Voor zover de betreffende e-mail wél aan de notaris kan worden toegerekend, voert de notaris aan dat hij in verband met zijn geheimhoudingsplicht geen mededelingen had mogen doen over de eerdere schenking van erflater.

5.10.

Het hof oordeelt als volgt. Weliswaar bevat het testament een bepaling zoals neergelegd in artikel 4:82 BW en is het citaat woordelijk juist, maar in dit geval sorteert deze bepaling geen effect omdat geen sprake is geweest van een gemeenschappelijke huishouding en een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst. Doordat de notaris in zijn brief van 17 september 2019 klaagster sub 1 wijst op deze bepaling, zonder dat hij daarbij enig voorbehoud heeft gemaakt, heeft hij klaagsters op het verkeerde been gezet. Het had op de weg van de notaris gelegen om klaagsters te wijzen op de in artikel 4:82 BW gestelde voorwaarden. Klaagsters hadden er immers belang bij dat zij vóór het maken van hun keuze om al dan niet hun legitieme portie in te roepen juist en volledig waren geïnformeerd over het eventuele effect van deze bepaling. Door dit na te laten heeft de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klachtonderdeel 2 is daarom gegrond.

Klachtonderdeel 3

5.11.

Klaagsters stellen dat de notaris hen op onjuiste gronden en zonder afdoende informatie onder druk heeft gezet om een beslissing te nemen ten aanzien van hun aanspraak op hun legitieme portie. Zelfs na herhaald en gemotiveerd verzoek om uitstel van de gestelde termijn heeft de notaris deze termijn onverkort gehandhaafd. De notaris heeft zich verweerd door te wijzen op zijn rol als contactpersoon; deze termijn werd door de erfgenaam gesteld en niet door hem. Dit geldt ook voor de verstrekte informatie aan klaagsters. Ook deze informatie was niet van hem afkomstig, maar van de (zoon van de) erfgenaam, aldus klaagsters.

5.12.

Het hof stelt vast dat de adviseur per e-mailbericht van 21 augustus 2019 al op de hoogte is gesteld van het feit dat klaagsters in het testament van hun vader zijn uitgesloten als erfgenamen. In dat bericht is ook melding gemaakt van hun positie als legitimaris. Onder deze omstandigheden is, mede gelet op de verdere correspondentie tussen de adviseur en de medewerkster, de per brief van 11 maart 2020 gestelde termijn (vgl. rov. 3.7) niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dat klaagsters zich desondanks onder druk voelden gezet kan de notaris niet worden aangerekend. Klachtonderdeel 3 is daarmee ongegrond.

Conclusie en maatregel

5.13.

Uit het voorgaande volgt dat klachtonderdeel 2 gegrond is en de klacht-onderdelen 1 en 3 ongegrond. Het gegronde klachtonderdeel is voor het hof aanleiding een maatregel op te leggen. Wat betreft de op te leggen maatregel overweegt het hof het volgende. Het had op de weg van de notaris gelegen klaagsters vollediger te informeren in zijn brief van 17 september 2019 aan klaagster sub 1. Door dit na te laten heeft de notaris gehandeld in strijd met zijn notariële zorgplicht die is neergelegd in artikel 17 lid 1 Wna. Mede in aanmerking genomen het feit dat klaagsters werden bijgestaan door een deskundig adviseur zal worden volstaan met een waarschuwing.

Geen kostenveroordeling in hoger beroep

5.14.

Per 1 januari 2021 is de Richtlijn kostenveroordeling notaris- en gerechts-deurwaarderskamer Gerechtshof Amsterdam 2021 (Staatscourant 2020, nr. 67513) in werking getreden.

5.15.

Ingevolge het bepaalde in artikel 103b lid 1 Wna in verbinding met artikel 107 lid 3 Wna en voormelde richtlijn kan het hof de notaris veroordelen in de kosten van klaagsters en (een deel van) de kosten van de behandeling van de zaak bij het hof, indien de klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard en een maatregel wordt opgelegd.

5.16.

Nu het hoger beroep van klaagsters leidt tot oplegging van dezelfde maatregel, wordt de notaris niet veroordeeld tot vergoeding van de kosten van klaagsters en de kosten van de klachtbehandeling in hoger beroep. De kostenveroordeling van de kamer blijft wel in stand.

5.17.

Omdat het hof de klacht gegrond verklaart, dient de notaris op grond van de artikelen 99 lid 5 in verbinding met 107 lid 3 Wna wél het door klaagsters aan het hof betaalde griffierecht van € 50,- aan hen te vergoeden. Klaagsters dienen hiervoor een rekeningnummer aan de notaris op te geven. Na opgave van dit rekeningnummer dient de notaris binnen vier weken het griffierecht te voldoen.

6 Beslissing

Het hof:

- vernietigt de bestreden beslissing voor zover betreffend de (on)gegrondheid van de klachtonderdelen;

en, opnieuw beslissende:

- verklaart klachtonderdeel 1 en 3 ongegrond;

- verklaart klachtonderdeel 2 gegrond;

- bevestigt de bestreden beslissing waar het betreft de door de kamer opgelegde maatregel en de uitgesproken kostenveroordeling;

- veroordeelt de notaris tot betaling aan klaagsters van het door hen betaalde griffierecht van € 50,- binnen vier weken na opgave van het rekeningnummer door klaagsters.

Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J.W.M. Tromp en

J.L.G.M. Mertens en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2022 door de rolraadsheer.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.