2.2.
In de AB1937 is - voor zover van belang - het volgende bepaald:
6 De herziening der pachtsommen geschiedt door deskundigen, die daarbij rekening zullen houden met de wijziging der bepalingen, opgenomen in de kennisgeving, bedoeld in het 3de lid van dit artikel; de deskundigen zullen van hun bevindingen een gemotiveerd proces-verbaal aan het Gemeentebestuur inzenden.
7 De nieuwe pachtsommen worden vastgesteld op het bedrag, door de deskundigen als resultaat der herziening te bepalen.
8 Het bedrag der pachtsom, voor den eerstvolgenden termijn vastgesteld, wordt zoo spoedig mogelijk ter kennis gebracht van den erfpachter en van de hypotheekhouders op het erfpachtsrecht en de opstallen, aan het door deze ingevolge art. 1231 jo. art. 1234 van het Burgerlijk Wetboek gekozen domicilie.
1. Binnen 6 maanden na dagteekening der kennisgeving, bedoeld in het 8ste lid van art. 6, worden de wijzigingen in de pachtsom en in de bepalingen, gelijk deze voor den eerstvolgenden termijn zullen gelden, hij akte, te verlijden ten overstaan van een van gemeentewege, na overleg met de wederpartij, aan te wijzen notaris, geconstateerd.
2 Tot het opmaken dezer akte zal de erfpachter medewerking verleenen; de kosten dier akte zullen voor de helft door hem, voor de andere helft door de Gemeente worden gedragen.
1. De erfpachter is bevoegd, de nog niet verschenen erfpachtstermijnen over een tijdvak van 75, onderscheidenlijk 50 jaren, als bedoeld in art. 6, geheel of gedeeltelijk af te koopen, met dien verstande, dat een canon van ten minste € 0,45 per jaar voor ieder erfpachtrecht verschuldigd blijft. (...)
2 De afkoopsom wordt door Burgemeester en Wethouders in overleg met den erfpachter bepaald op zoodanig bedrag als noodig is om de Gemeente schadeloos te stellen wegens derving van de canon.”
2.8.
Bij brief van 6 december 2011 heeft de deskundigencommissie het definitieve
deskundigenrapport aan partijen doen toekomen (hierna: het deskundigenrapport). Ten
aanzien van de e-mailwisseling met [appellanten] heeft de deskundigencommissie hierin het volgende opgenomen:
“Op 27 september 2011 heeft P.J. Besselaar telefonisch contact gehad met erfpachter, mevrouw [adres 1] . Daarbij kwamen zij tot de conclusie dat er een geschil is ontstaan tussen de erfpachter en de deskundigencommissie welke uitsluitend terug te brengen is op vormgebreken. Inhoudelijk zijn de zaken duidelijk. Mede op grond van de gevoerde correspondentie zal de erfpachter zich in ieder geval blijven verzetten tegen de ingenomen stelling, dat er een hogere canon vastgesteld dient te worden bij
toepassing van de AB1937 ten opzichte van de AB2000. Dit geschil zal zonodig voorgelegd worden aan de Rechter.”
2.10.
Ten aanzien van de berekening van de erfpachtcanon staat het volgende in het
deskundigenrapport vermeld:
“BEREKENING CANON
De aanvangscanon wordt door deskundigen per 16 september 2012 vastgesteld op:
Bij toepassing van de jaarlijkse indexering volgens artikel 7 van de Algemene Bepalingen voor voortdurende erfpacht 2000:
3,29% van € 184.500,00 zijnde:
Bij toepassing van een vaste canon voor 10 jaar volgens artikel 8 van de Algemene Bepalingen voor
voortdurende erfpacht 2000:
3,57% van € 184.500,00 zijnde:
Bij toepassing van een vaste canon voor 25 jaar volgens artikel 9 van de Algemene Bepalingen voor voortdurende erfpacht 2000:
Gelijk aan de getaxeerde grondwaarde , zijnde:
€ 184,500,00
Een uitgebreide berekening van deze bedragen is als bijlage opgenomen. (...)
Indien de Algemene Bepalingen voor voortdurende erfpacht 1937 van toepassing blijven, geldt het volgende:
De herziening van de pachtsom (canon) per 16 september 2012, volgens artikel 6 van de Algemene Bepalingen, is gebaseerd op de staat en omstandigheden van het bouwblok in het jaar voorafgaande aan het laatste jaar van het tijdvak dus van 16 september 2010 tot en met 15 september 2011.
De aanvangscanon wordt door deskundigen per 16 september 2012 vastgesteld op:
4,03% van € 184.500,00 zijnde:
€ 7.435,35 per jaar (...)“
2.16.
In de periode van maart 2014 tot en met augustus 2015 heeft verder overleg
plaatsgevonden tussen partijen. Bij e-mail van 25 augustus 2015 heeft de Gemeente
[appellanten] als volgt bericht:
“(...) De rechten van erfpacht ter zake van [adres 2] en [adres 3] onderscheiden zich van het recht van erfpacht ter zake [adres 1] . Hoewel bij de uitgifte in erfpacht van deze rechten de Algemene Bepalingen 1937 daarop van toepassing zijn verklaard, zijn op deze rechten nadien andere algemene bepalingen van toepassing geworden. Wat betreft [adres 2] is die verandering tot stand gekomen bij de splitsing in appartementsrechten in 202,
waarbij de Algemene Bepalingen 1994 van toepassing zijn verklaard. Ten aanzien van [adres 3] zijn de Algemene Bepalingen 1994 bij de splitsing in appartementsrechten in 2004 van toepassing verklaard.
Dat bij de splitsing de meest recente Algemene Bepalingen van toepassing worden verklaard is vast beleid van de gemeente. Aan deze e-mail is een kopie gehecht van het beleid dat van toepassing was ten tijde van de splitsing van de voormelde rechten van erfpacht (vastgesteld bij besluit van 12 januari 1999). Tevens aangehecht is een kopie van het huidige beleid (vastgesteld bij besluit van 6 september 2011). Het staat de gemeente niet Vrij om daar ten gunste van u van af te wijken. De gemeente is er via de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het gelijkheidsbeginsel,
toe gehouden om te handelen overeenkomstig het gevoerde beleid.
Bij de splitsingen van de rechten van erfpacht ter zake van [adres 2] en [adres 3] was voorts de door de gemeente gehanteerde overgangsregeling tussen de Algemene Bepalingen 1994 en de Algemene Bepalingen 2000 van belang. Op de voet van deze overgangsregeling zijn op splitsingsverzoeken die vóór 1januari 2001 zijn ingediend nog de Algemene Bepalingen van 1994 van toepassing verklaard (bij de splitsing). Op verzoeken tot splitsing die na 1 januari 2001 zijn ingediend zijn de Algemene Bepalingen van 2000 van toepassing verklaard. Als bijlage aan deze email is een kopie gehecht van het besluit van de gemeenteraad van
15 november 2000 met de daarin opgenomen overgangsregeling (besluit IV onder a).
Daar de verzoeken ten aanzien van het recht van erfpacht van [adres 2] en [adres 3] vóór 1 januari 2001 zijn ingediend, zijn de Algemene Bepalingen van 1994 van toepassing zijn verklaard. Dat het nog tot 2000, respectievelijk 2004 heeft geduurd voordat de verzochte splitsingen zijn uitgevoerd heeft te maken gehad met het grote aantal verzoeken dat voor 1 januari 2001 is ingediend en met de soms trage uitvoering die met aan de splitsing heeft gegeven.
(…)”
Voorts heeft de Gemeente in deze periode [appellanten] opnieuw aangeboden een nieuwe deskundigencommissie te benoemen, welk aanbod zij heeft herhaald op 11 december 2015. [appellanten] hebben dit aanbod bij e-mail van 11 maart 2016 afgeslagen.