2.2.
Samengevat komen de vaststaande, het hof bindende feiten neer op het volgende.
( i) [X] is enig bestuurder en enig aandeelhouder van [X] Beheer. [X] Beheer was statutair bestuurder van The Hilt NV (hierna: The Hilt) en eigenaar van 51,4% van de aandelen in deze vennootschap. De overige aandeelhouders waren [Y] BV, [X] Beheer BV en [A]. Naast [X] Beheer waren tot 1 januari 2011 [Y] BV en tot 1 juni 2011 [B] (hierna [B]) statutair bestuurder van The Hilt.
(ii) The Hilt was enig aandeelhouder en bestuurder van The Hilt Retail BV (hierna: The Hilt Retail). The Hilt Retail ontwierp, produceerde en verkocht kinderkleding. [B] was de algemeen directeur, en belast met de lopende en de financiële zaken.
(iii) The Hilt en The Hilt Retail (hierna samen ook: de onderneming) hadden sinds 1994 een zakelijke relatie met ING. ING had de onderneming een kredietfaciliteit verleend, die naast uit een zogenaamd “stamkrediet” onder meer bestond uit een “seizoensfaciliteit”, op grond waarvan de onderneming kon beschikken over extra krediet in tijden waarin voorraad moest worden aangekocht. Op basis van door de onderneming verstrekte liquiditeitsoverzichten en kwartaalcijfers beoordeelde ING vier keer per jaar of de kredietfaciliteit nog voldeed.
(iv) In 2009 hebben de aandeelhouders van The Hilt zich persoonlijk borg gesteld tot zekerheid van de voldoening van vorderingen die ING op de onderneming had of zou krijgen.
( v) In 2010 maakte de onderneming al enige jaren verlies. In de loop van 2010 is de financiële situatie van de onderneming verder verslechterd.
(vi) In februari 2010 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen ING en de onderneming, die daarbij werd vertegenwoordigd door onder meer [B] en [X]. Er is gesproken over aanpassing van de financieringsstructuur van de onderneming en borgstellingen door de aandeelhouders van The Hilt. Afgesproken is dat de borgtochten zouden komen te vervallen zodra een openstaande vordering op[A] was geïncasseerd. Deze vordering is geïncasseerd op 20 juli 2010.
(vii) Op 19 februari 2010 heeft [C] (hierna: [C]) van ING aan [B] per e-mail een voorstel gedaan voor aanpassing van de financieringsstructuur van de onderneming. [B] heeft bij e-mail van dezelfde dag geantwoord. In een e-mail van 16 maart 2010 van [C] aan [B] heeft ING een aangepast voorstel tot herfinanciering gedaan. [B] heeft geantwoord door een e-mail van 17 maart 2010, waarin hij op twee punten om opheldering vraagt.
(viii) Vervolgens is het krediet uitgebreid met € 1.200.000. De kredietfaciliteit van de onderneming kwam daarmee op € 9.113.250. In de desbetreffende overeenkomst (hierna: kredietovereenkomst I) zijn zekerheden bedongen, onder meer bestaande uit borgstellingen van € 75.000 door [X] Beheer, [X] Beheer BV en [Y] BV, die vervallen zodra het stamkrediet van de onderneming kleiner of gelijk is aan € 1.300.000. Namens [X] Beheer is deze kredietovereenkomst I “voor gezien” getekend. Op 26 april 2010 is namens [X] Beheer een overeenkomst van borgtocht getekend, waarin staat dat zij zich borg stelt voor The Hilt en The Hilt Retail tot een bedrag van ten hoogste € 75.000 voor de voldoening van alles wat The Hilt en The Hilt Retail aan ING schuldig zijn of worden (borgtochtovereenkomst I).
(ix) Omstreeks maart/april 2011 kwam ING voor de vraag te staan of zij de kredietverlening aan de onderneming in de huidige vorm zou continueren. ING heeft[D] (hierna: [D]) opdracht gegeven tot het uitvoeren van een quickscan van de financiële situatie en de organisatie van de onderneming.
( x) Op 15 april 2011 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [X], [Y], [B] en [D]. In verband met het feit dat zich een serieuze partij, Varova, had gemeld die wilde participeren in de onderneming, heeft ING in die bespreking aangeboden de financiering onder voorwaarden voort te zetten. [X] diende door een investering uit privévermogen het financieringstekort van de onderneming à € 270.000 aan te vullen en omdat [X] dat geld niet direct kon vrijmaken, zou ING een overbruggingskrediet ter grootte van het door [X] te investeren bedrag verstrekken. ING zou de seizoensfaciliteit van € 500.000 vrijgeven onder de voorwaarde dat [X] zich als (middellijk) bestuurder en aandeelhouder persoonlijk borg zou stellen voor de verplichtingen van de onderneming jegens ING tot een maximumbedrag van € 270.000. Tot zekerheid voor de nakoming van zijn verplichtingen uit de borgtochtovereenkomst zou [X] een deposito bij de ING à € 270.000 in pand geven.
(xi) Het overbruggingskrediet en de seizoensfaciliteit zijn vastgelegd in een kredietovereenkomst van 20 mei 2011 tussen de onderneming en ING (kredietovereenkomst II).
(xii) [X] heeft op 20 mei 2011 een borgtochtovereenkomst getekend, waarin staat dat hij zich borg stelt tot een bedrag van ten hoogste € 270.000, tot zekerheid voor de voldoening van alles wat The Hilt en The Hilt Retail aan ING schuldig zijn of worden (borgtochtovereenkomst II). Deze overeenkomst is niet mede ondertekend door de echtgenote van [X]. Over de ondertekening door de echtgenote van [X] en de zekerheidsverstrekking ter zake van de verplichtingen uit borgtocht hebben [X] en ING gecorrespondeerd. Dit heeft niet geleid tot medeondertekening door de echtgenote van [X]. Evenmin heeft [X] zekerheid verstrekt.
(xiii) Varova heeft uiteindelijk niet in de onderneming geparticipeerd. Dat is in juni 2011 duidelijk geworden. Bij brief van 24 juni 2011 heeft ING de kredietovereenkomsten met de onderneming met onmiddellijke ingang opgezegd en haar openstaande vorderingen opgeëist.
(xiv) The Hilt en The Hilt Retail zijn op 19 juli 2011 gefailleerd.
(xv) ING heeft [X] Beheer en [X] bij brief van 6 september 2011 aangesproken op hun verplichtingen uit de respectieve borgtochtovereenkomsten en hen gesommeerd tot betaling binnen veertien dagen van € 75.000 respectievelijk € 270.000. Omdat [X] Beheer en [X] niet betaalden, heeft ING hen in rechte betrokken.
(xvi) De echtgenote van [X] heeft bij brief van 21 december 2011 een vernietigingsverklaring uitgebracht ter zake van borgtochtovereenkomst II.
(xvii) De rechtbank heeft de vorderingen van ING toegewezen. Het verweer van [X] Beheer dat borgtochtovereenkomst I is komen te vervallen als gevolg van het feit dat de vordering op[A] is geïncasseerd en de voorwaarde met betrekking tot het terugbrengen van het stamkrediet niet met haar is overeengekomen omdat [B] [X] Beheer bij het maken van die afspraak niet heeft kunnen vertegenwoordigen, is verworpen. Ook het verweer van [X] dat borgtochtovereenkomst II als gevolg van de vernietiging door zijn echtgenote is komen te vervallen, is verworpen. Hetzelfde geldt voor het verweer dat ING zonder redelijke grond en met veronachtzaming van de gerechtvaardigde belangen van de onderneming het krediet heeft opgezegd, waarna de onderneming is gefailleerd en voor het verweer dat ING eerst andere zekerheden had moeten uitwinnen. Deze laatste verweren zijn in dit hoger beroep niet meer aan de orde.