05/7042 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 25 november 2005, kenmerk 05/4800 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 6 september 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juli 2007. Appellante is daarbij niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellante heeft aan de Svb in september 2004 doorgegeven dat twee van haar vier kinderen, [G.], geboren in 1995 en [J.], geboren in 1997, naar Portugal zijn verhuisd en heeft naar aanleiding hiervan verzocht om aangepaste kinderbijslag. Zij heeft [H.] gemachtigd om al hetgeen te ondernemen dat noodzakelijk is om het recht op kinderbijslag geldend te maken. In dat kader heeft hij van zijn bankrekening in het vierde kwartaal van 2004 een onderhoudsbijdrage voor de kinderen aan de verzorger in Portugal betaald ter hoogte van € 2.200,--. Bij besluit van 9 maart 2005 heeft de Svb aan appellante medegedeeld dat zij over het vierde kwartaal van 2004 geen aanspraak heeft op kinderbijslag, omdat zij haar kinderen niet in belangrijke mate heeft onderhouden. De Svb stelt zich op het standpunt dat de door [H.] overgemaakte bijdrage niet beschouwd kan worden als bijdrage van appellante in het onderhoud van haar kinderen.
Namens appellante heeft [H.] bezwaar gemaakt. Bij besluit van 21 juni 2005 (hierna: het bestreden besluit) heeft de Svb zijn besluit van 9 maart 2005 gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
De Raad overweegt het volgende.
Tussen partijen is in geschil of appellante in het vierde kwartaal van 2004 in belangrijke mate heeft bijgedragen in het onderhoud van [G.] en [J.].
Volgens vaste jurisprudentie dient de verzekerde, wanneer er geen sprake meer is van één huishouden, op een voor de Svb eenvoudig te controleren wijze aan te tonen of aannemelijk te maken dat hij aan de onderhoudseis heeft voldaan. Appellante is hierin ook naar de mening van de Raad niet geslaagd.
De Raad oordeelt dat niet kan worden vastgesteld dat het ten behoeve van het onderhoud van de kinderen betaalde bedrag ad € 2.200,-- afkomstig is van appellante, nu de betaling is geschied van de bankrekening en door [H.]. Daarmee is niet voldaan aan het vereiste dat appellante haar kinderen in belangrijke mate heeft onderhouden. De aan
[H.] verleende machtiging kan hier niet aan afdoen.
Naar het oordeel van de Raad is derhalve niet op eenvoudig te controleren wijze aangetoond dat appellante zelf in belangrijke mate in het onderhoud van haar kinderen heeft bijgedragen. Hetgeen overigens door appellante is gesteld kan aan dit oordeel niet afdoen.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat aan appellante terecht kinderbijslag over het vierde kwartaal van 2004 is geweigerd. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.H. Polderman-Eelderink als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 september 2007.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) A.H. Polderman-Eelderink.
PR