De procedure bij de Centrale Grondkamer
1. Verpachter is bij beroepschrift, dat de Centrale Grondkamer op 9 juli 2021 heeft ontvangen, in beroep gekomen van genoemde beschikking van de grondkamer Oost. Hij heeft de Centrale Grondkamer verzocht de beslissing van de grondkamer te herzien.
2. Bij brief van 16 juli 2021 heeft de griffier van de Centrale Grondkamer aan verpachter informatie opgevraagd, onder meer over de vraag of het beroep op tijd is ingesteld en of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
3. Bij brief van 29 juli 2021, ingekomen bij de Centrale Grondkamer op 12 augustus 2021, heeft verpachter informatie gegeven en verzocht de zaak administratief af te handelen.
4. Bij brief van 9 september 2021 heeft de griffier van de Centrale Grondkamer pachter in de gelegenheid gesteld binnen een maand een verweerschrift in te dienen en hem verzocht zich er in het verweerschrift over uit te laten of het beroep op tijd is ingesteld en of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
5. De Centrale Grondkamer heeft geen reactie van pachter ontvangen.
De beoordeling in hoger beroep
1. Verpachter heeft niet op tijd hoger beroep ingesteld. Hij is daarom niet-ontvankelijk in dat beroep. Aan beoordeling van wat verpachter in het beroepschrift heeft meegedeeld komt de Centrale Grondkamer niet toe. De Centrale Grondkamer legt hierna uit waarom.
2. Op grond van artikel 36 lid 1 van de Uitvoeringswet grondkamers staat, behoudens het in lid 3 van dat artikel bepaalde (dat hier niet van belang is), aan partijen, belanghebbenden, en aan de verzoeker binnen een maand, nadat de beschikking aan hen is verzonden, beroep open bij de Centrale Grondkamer. Artikel 37 lid 1 van de Uitvoeringswet grondkamers bepaalt dat het beroep wordt ingesteld door indiening van een beroepschrift bij de Centrale Grondkamer.
3. Op grond van artikel 28 lid 2 Uitvoeringsbesluit pacht geschiedt de verzending van beschikkingen van de grondkamer aan degenen die daarvan op grond van artikel 36 lid 1 van de Uitvoeringswet grondkamers beroep kunnen instellen bij aangetekende brief.
4. Aan de orde is de vraag of verpachter op tijd beroep heeft ingesteld.
5. De beschikking van de grondkamer is volgens de tekst daarvan op 8 juni 2021 aan (de gemachtigde van) verpachter verzonden. Bij de brief van 29 juli 2021 heeft verpachter meegedeeld dat de beschikking van de grondkamer bij aangetekende brief is ontvangen. Verpachter had dus binnen een maand, nadat de beschikking aan hem is verzonden op 8 juni 2021, beroep moeten instellen bij de Centrale Grondkamer. Dat heeft verpachter niet gedaan. Verpachter heeft namelijk op 9 juli 2021 beroep ingesteld, terwijl hij uiterlijk op 8 juli 2021 beroep had moeten instellen. Daarmee is hij in beginsel niet-ontvankelijk in het beroep. Het beroep kan alleen dan toch ontvankelijk zijn en inhoudelijk worden beoordeeld als de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
6. Verpachter heeft geen feiten gesteld die kunnen leiden tot het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Die feiten zijn de Centrale Grondkamer verder ook niet gebleken. In dit verband merkt de Centrale Grondkamer nog het volgende op.
7. Verpachter heeft bij zijn beroepschrift een brief van de secretaris van de grondkamer van 29 juni 2021 gevoegd. Uit die brief volgt dat de secretaris van de grondkamer verpachter, in reactie op diens brief van 23 juni 2021 aan de grondkamer, erop heeft gewezen dat hij binnen een maand na de verzenddatum van 8 juni 2021 hoger beroep kan instellen bij de Centrale Grondkamer. Verpachter was zich er, gezien diens brief van 23 juni 2021, kennelijk ook van bewust dat er een beroepstermijn liep. In die laatste brief schrijft verpachter namelijk “Uw nadere reactie zo mogelijk voor of per 05-07-21 i.v.m. beroep Centrale grondkamer, wordt door ons met belangstelling tegemoet gezien.”. Die brief van 23 juni 2021 heeft de Centrale Grondkamer gelezen in het dossier van de grondkamer (dat zij heeft ontvangen op grond van artikel 39 van de Uitvoeringswet grondkamers). Een afschrift van die brieven van 29 juni 2021 en 23 juni 2021 heeft de grondkamer per e-mail van 29 juni 2021 naar verpachter en in cc naar de Centrale Grondkamer gemaild.
8. De conclusie is dat verpachter niet op tijd beroep heeft ingesteld. Verpachter is daarom niet-ontvankelijk in zijn beroep. Aan beoordeling van wat verpachter in het beroepschrift heeft meegedeeld komt de Centrale Grondkamer daarom niet toe.
Beslissing
De Centrale Grondkamer, beschikkende in hoger beroep:
verklaart verpachter niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven op 24 februari 2022 door mr. Th.C.M. Willemse, H.L. Wattel en
R.W.E. van Leuken en de deskundige leden mr. ing. H.J. Vinke en ir. J.H. Jurrius, in tegenwoordigheid van mr. M. Vriend als griffier.