Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2022:408

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
31-01-2022
21-02-2022
21/3999 en 21/4000
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2023:3805, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Belastingrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Rechtspraak.nl
V-N Vandaag 2022/468
V-N 2022/16.2.1
Viditax (FutD) 2022022103
FutD 2022-0659

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 21/3999 en 21/4000

uitspraak van 31 januari 2022

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonend in [woonplaats] (Polen),

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2013 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 112.747. Gelijktijdig zijn beschikkingen gegeven waarbij een boete van € 6.557 is opgelegd en € 7.600 aan rente in rekening is gebracht.

1.1.2.

De inspecteur heeft aan belanghebbende de aanslag IB/PVV 2014 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 216.640. Gelijktijdig zijn beschikkingen gegeven waarbij een boete van € 51.658 is opgelegd en € 7.324 aan rente in rekening is gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de hiervoor vermelde aanslagen en beschikkingen bezwaar gemaakt.

1.3.1.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 november 2019 het bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 gegrond verklaard. De inspecteur heeft de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 verminderd, de beschikking belastingrente evenredig verminderd en de vergrijpboete gehandhaafd.

1.3.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 november 2019 het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2014 gegrond verklaard. De inspecteur heeft de aanslag IB/PVV 2014, de beschikking belastingrente en de vergrijpboete verminderd.

1.4.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van 27 november 2019 en 29 november 2019. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 48.

1.5.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (de rechtbank) heeft partijen op 27 september 2021 schriftelijk geïnformeerd dat de rechtbank Gelderland de onderhavige zaken heeft verwezen naar de rechtbank.

1.7.

Belanghebbende heeft op 23 november 2021 en 26 november 2021 nadere stukken ingediend. Een afschrift van deze stukken is aan de inspecteur verzonden.

1.8.

De inspecteur heeft op 7 december 2021 een pleitnota overgelegd. Een afschrift daarvan is aan belanghebbende gestuurd.

1.9.

De zitting heeft op 10 december 2021 plaatsgevonden in Breda. Daar zijn verschenen belanghebbende, zijn echtgenote, mr. M. Lewandowski en [bijstand] , en namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] , [inspecteur 4] en [inspecteur 5] . Tevens was aanwezig H.M. Broos-Kania (tolk).

Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de onderhavige zaken en de zaken met nummers 19/4118 tot en met 19/4135 en 21/3995 tot en met 21/3998.

1.10.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de andere partij.

1.11.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Met ingang van [inschrijvingsdatum ] 2004 staat [eenmanszaak] (hierna: de eenmanszaak) ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (hierna: KvK). De activiteiten bestaan uit ‘interieurbouw en timmerbedrijf’. Belanghebbende staat bij de KvK geregistreerd als eigenaar van de eenmanszaak.

2.2.

Belanghebbende stond in de onderhavige jaren in Polen ingeschreven op het adres [adres 1] . In de Basisregistratie personen (hierna: BRP) stond belanghebbende achtereenvolgend ingeschreven op de volgende adressen:

Adres

Van

Tot

[adres 2]

[datum] -2005

[datum] -2006

[adres 3]

[datum] -2006

[datum] -2011

[adres 1] (Polen)

[datum] -2011

[datum] -2012

[adres 4]

[datum] -2012

[datum] -2016

[adres 5]

[datum] -2016

[datum] -2019

[adres 6]

[datum] -2019

[datum] -2019

[adres 7] (Slowakije)

[datum] -2019

2.3.

De inspecteur heeft op 29 juni 2016 de aanslag IB/PVV 2013 vastgesteld. Hij is daarbij afgeweken van de ingediende aangifte. De inspecteur heeft de door belanghebbende geclaimde startersaftrek niet geaccepteerd. De aanslag IB/PVV 2013 is vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.209.

2.4.

Op 17 november 2016 is een boekenonderzoek aangekondigd. Dat boekenonderzoek is gestart met een inleidend gesprek waarbij naast belanghebbende ook [toenmalig adviseur] , de toenmalige adviseur van belanghebbende, en [heer Z] aanwezig waren. [heer Z] is een neef van belanghebbende en is opgetreden als woordvoerder. Doel van het boekenonderzoek was onder meer de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2013 tot en met 2015.

2.5.

Belanghebbende heeft op 21 november 2016 aangifte IB/PVV 2014 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.845. Het belastbare inkomen uit werk en woning bestaat geheel uit winst uit onderneming.

2.6.

In het kader van het boekenonderzoek zijn door de inspecteur derdenonderzoeken ingesteld bij twee opdrachtgevers: [opdrachtgever 1] en [opdrachtgever 2] Op 29 maart 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden met [heer X] , verbonden aan [opdrachtgever 1] . Het verslag van dit gesprek vermeldt onder andere:

“- [heer X] is in contact gekomen met [heer Z] via zijn dochter;

(…)

- [heer Z] had aangegeven wel bereid te zijn werkzaamheden te verrichten middels zijn bedrijf voor [heer X] ;

- [heer X] heeft een offerte gekregen van [heer Z] (een kopie verstrekt) waarin sprake was van een aanneemsom van € 63.954 exclusief omzetbelasting en materiaal.;

(…)

- De Poolse arbeidskrachten hadden voorzieningen op het werk zodat ze konden blijven overnachten; (…)

- Hiervoor werd de uurprijs aangepast van € 15 per uur naar € 14,25 per uur;

- [heer Z] schrijft dat ze al 7 jaar op deze manier werken zonder dat er een bouwopzichter bij nodig was;

(…)

- Volgens [heer X] waren de heren [heer Z] en [heer Y] ( [eenmanszaak] ) voorgesteld als partners, aanwezig bij de bespreking van de offerte en aanvaarding van de opdracht;

- Volgens [heer X] was [heer Z] de feitelijke opdrachtnemer voor een bedrag van € 75.000;

(…)

- Alle afspraken waren gedaan met [heer Z] en dat was ook degene die de arbeidskrachten aanstuurde op de bouw en leiding of toezicht had en bijstuurde daar waar nodig.

(…)

Volgens [heer X] gedroeg [heer Z] zich als werkgever die zijn arbeidskrachten aanstuurde daar waar nodig. Met [belanghebbende] heeft hij verder geen contact gehad alles liep via [heer Z] .”

Het verslag van het gesprek met vertegenwoordigers van [opdrachtgever 2] op 12 april 2017 vermeldt onder meer het volgende:

“- Alle contacten liepen via [heer Z] die zich presenteerde als eigenaar van de onderneming;

(…)

- Met [heer Z] waren afspraken gemaakt over een te betalen uurloon;

- Tijdens het werk is vrijwel altijd een medewerker van [opdrachtgever 2] aanwezig;

- Deze medewerker heeft toezicht op de werkzaamheden en geeft instructies aan [heer Z] die daarop de medewerkers instrueert;

- [heer Z] werkt volgens [mevrouw ] niet zelf mee op de bouw, geeft alleen aanwijzingen aan de werknemers;

(…)

- Indien er problemen zijn op het werk is [heer Z] aanspreekpunt, beide medewerkers weten niet over een andere ondernemer, het is het bedrijf van [heer Z] waarmee zaken worden gedaan.

(…)

Volgens [opdrachtgever 2] zijn het werknemers van [heer Z] doch [opdrachtgever 2] heeft daarna niet geïnformeerd.”.

2.7.

Op 24 mei 2017 heeft de inspecteur een gesprek gehad met belanghebbende. Bij dat gesprek was een Poolse tolk aanwezig, omdat belanghebbende de Nederlandse taal niet beheerst. Ook [heer Z] en [toenmalig adviseur] waren bij dat gesprek aanwezig. Het verslag van het gesprek van 24 mei 2017 vermeldt onder andere het volgende:

“Vraag 2

Welke werkzaamheden voert uzelf uit binnen de onderneming?

Antwoord [belanghebbende]

Ik heb toezicht op de bouwen en lever materialen op de bouw. Ik heb geen tijd om zelf mee te werken.

Vraag 3

Hoe verwerft u uw opdrachten in Nederland

Antwoord [belanghebbende]

Ik moet het hebben van mond tot mond reclame. Met klanten communiceer ik in de Duitse taal als het om de bouwwerkzaamheden gaat.

Vraag 4

Maakt u reclame voor uw werkzaamheden in Nederland? Zo ja op welke manier?

Antwoord [belanghebbende]

Mijn reclame is de goede uitvoering van de werkzaamheden. Daardoor krijg ik nieuwe klanten. Ik

heb een eigen website (aangegeven door [heer Z] ) namelijk www. [website] .com

Aanvankelijk wist hij niet dat hij een website had.

(…)

Vraag 9

Verricht uzelf alle werkzaamheden alleen?

Antwoord van [belanghebbende]

Alle werkzaamheden voor mijn onderneming voer ik zelf uit.

(…)

Vraag 12

Wie voert voor u de dagelijkse administratie?

Antwoord [belanghebbende]

Dagelijkse administratie wordt door [belanghebbende] uitbesteed aan [heer Z] . (…) De facturen worden gemaakt door [heer Z] . (…) Er is sprake van een aanneemsom. Indien de heer [belanghebbende] verkeerd heeft gecalculeerd dan krijgt hij te weinig betaald voor de uitgevoerde werkzaamheden. (…) [belanghebbende] geeft aan [heer Z] door wat gefactureerd moet worden.

Vraag 15

Heeft u een eigen (zakelijk/prive) bankrekening(en) in Nederland? Nummer(s)

Antwoord [belanghebbende]

Ik heb maar één bankrekening. Dit is zowel zakelijk als privé. Het nummer van deze bankrekening ken ik niet uit het hoofd.

Vraag 16

Heeft u een eigen pasje van de bankrekening en bent u de enige die beschikt over een pasje voor uw bankrekening?

Antwoord [belanghebbende]

Ik heb zelf een bankpasje, maar die heb ik niet bij me. Niemand anders heeft een bankpasje van mijn rekening.

(…)

Vraag 18

Hoe komt u aan de buitenlandse arbeidskrachten die de werkzaamheden verrichten samen met u?

Antwoord [belanghebbende]

Ik neem telefonisch contact op met deze personen of ik ga langs in Polen. Aldaar heb ik een groep mensen waarop ik een beroep kan doen voor het uitvoeren van werkzaamheden in Nederland.

Vraag 19

Indien u gebruik maakt van buitenlandse arbeidskrachten hoe wordt bepaalt wat zij mogen factureren?

Antwoord [belanghebbende]

Met de arbeidskrachten wordt op basis van een uurprijs afgerekend ik denk tussen de € 20 en € 23. Elk uur van de Poolse ondernemers wordt betaald. Nadat [heer Z] had aangegeven dat [belanghebbende] zich had vergist werd de uurprijs bijgesteld na € 15 per uur onder de restrictie dat het mede afhankelijk was van leeftijd, ervaring etc.

(…)

Vraag 21

Indien een klant niet betaalt hoe wordt geregeld dat hij betaald?

Antwoord [belanghebbende]

Komt niet voor volgens [belanghebbende] . Doet er alles aan dat de klant wel betaalt. Alle klanten hebben alles betaald. Bij nader inzien, aangegeven door [heer Z] , komt het wel eens voor en wordt dit doorgegeven aan [heer Z] die dan ve[r]der zorgt voor incasso maatregelen

(…)

Vraag 25

Maakt u een urenregistratie op van de verrichte uren werk? Indien ja kunt u deze overleggen?

Antwoord [belanghebbende]

Ik houd geen urenregistratie bij van mij gewerkte uren. Deze kan ik niet in rekening brengen bij de klant. (…) Als [belanghebbende] in Polen is voor zaken gaan de werkzaamheden in Nederland gewoon door. [belanghebbende] geeft aan dat hij de arbeidskrachten voldoende heeft geïnformeerd zodat ze zonder leiding verder kunnen werken.

(…)

Vraag 28

Hoe legt u contact met uw buitenlandse arbeidskrachten?

Antwoord [belanghebbende]

Zodra er geen werk meer is gaan de Poolse ondernemers terug naar Polen. Ik neem telefonisch contact op indien er weer arbeidskrachten noodzakelijk zijn. Ik heb een bellerslijst met namen van arbeidskrachten die in staat zijn de werkzaamheden te verrichten.

Opmerkingen:

Omdat [belanghebbende] aangaf de Duitse taal machtig te zijn hebben wij enkele vragen gesteld in het Duits. Het leverde geen reactie op van [belanghebbende] . Kennelijk kon hij de taal niet verstaan. Daarnaast weet [belanghebbende] betrekkelijk weinig over zijn onderneming.”.

2.8.

De inspecteur heeft de aanslag IB/PVV 2014 op 21 december 2017 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 216.640. Gelijktijdig zijn beschikkingen gegeven waarbij een boete van € 51.658 is opgelegd en € 7.324 aan rente in rekening is gebracht.

2.9.

Van de bevindingen van het boekenonderzoek is een rapport opgemaakt met datum 20 februari 2018 (hierna: het rapport). In dat rapport staat onder andere:

2.2. Bedrijfsactiviteiten

(…)

Er zijn 30 á 40 opdrachtgevers per jaar.

(…)

Afspraken met opdrachtgevers worden gemaakt door [heer Z] . [heer Z] is een soort communicatiemanager van de heer [belanghebbende] . Alle gesprekken met potentiële opdrachtgevers zouden worden gevoerd door [heer Z] die daarbij optrad in opdracht van, voor rekening en risico van en namens [eenmanszaak] . Hij helpt met de sturing van de werkzaamheden, neemt de telefoon aan en geeft de vragen en wensen van de opdrachtgevers door aan de heer [belanghebbende] . [heer Z] omschrijft zijn werkzaamheden als tolk en communicatiemanager.

[heer Z] geeft volgens eigen verklaring advies aan klanten van de heer [belanghebbende] c.q. “ [eenmanszaak] ” die werkzaamheden willen laten uitvoeren. (…) Daarnaast voert [heer Z] ook zelf bouwwerkzaamheden uit als een soort meewerkend voorman binnen de onderneming [eenmanszaak] . Hij voert daarnaast geen werkzaamheden uit voor andere opdrachtgevers dan [eenmanszaak] .

De heer [belanghebbende] en belanghebbende [heer Z] gaan samen naar de klant om een opdracht te bespreken. De heer [belanghebbende] maakt een offerte in het Pools. Deze wordt door [heer Z] vertaald in het Nederlands en daarna overhandigd aan de klant. Er is echter geen enkele offerte bewaard gebleven in de administratie. Noch in het Pools noch in het Nederlands.

Volgens [heer Z] wordt er een prijs per opdracht afgesproken met de opdrachtgever. Volgens hem is het uurtarief € 23. Dit blijkt echter niet uit de uitgeschreven facturen. De facturen en de contracten worden door hem opgemaakt. De facturen zijn gebaseerd op de aanneemsom. De heer [belanghebbende] geeft wekelijks aan [heer Z] door wat er gefactureerd moet worden. In principe betalen de klanten de voor het werk overeengekomen prijs. Bij problemen omtrent de betaling verzorgt [heer Z] de incassomaatregelen.

(…)

De heer [belanghebbende] beschikt over een eigen computer die hij echter niet zou gebruiken voor zijn onderneming. Hij geeft alle info door aan [heer Z] . De heer [belanghebbende] besteedt de dagelijkse administratie uit aan [heer Z] . Deze zet de bankafschriften en de inkoop- en verkoopfacturen in ordners en brengt deze naar de adviseur welke de gegevens verwerkt in een boekhoudprogramma. Primaire vastleggingen worden niet bewaard. (…)

De van de opdrachtgevers verkregen klussen worden uitgevoerd door zijn medewerkers (zoals aangegeven op zijn website). Dit zijn Poolse arbeidskrachten die allen werkzaam zouden zijn als ZZP’ers. De buitenlandse arbeidskrachten worden telefonisch benaderd of ter plekke (in Polen). Zij hebben geen VAR overgelegd. Er wordt gedurende 5 dagen per week gewerkt. Met de arbeidskrachten wordt afgerekend op basis van een uurtarief van € 15, een en ander afhankelijk van leeftijd, ervaring etc. (…)

Door ons werd bij twee opdrachtgevers een derdenonderzoek ingesteld en daarbij is ons gebleken dat hetgeen [heer Z] verklaart juist is. De derden hebben ons bevestigd dat [heer Z] alle zaken met betrekking tot de werkzaamheden regelt, maar wel uiteindelijk alles in opdracht van, voor rekening en risico van en namens de heer [belanghebbende] c.q. [eenmanszaak] .

(…)

2.3.

Werkwijze

(…)

In de jaren 2013, 2014 en 2015 werden de Poolse arbeidskrachten contant betaald door de heer

[heer Z] . Daarvoor kreeg hij geld overgemaakt op zijn privé rekening van [eenmanszaak] .

Volgens [heer Z] werd hier voor gekozen omdat hij een hogere limiet had voor opnames

van zijn bankrekening zodat hij wekelijks op de betaaldag betalingen kon verrichten aan de Poolse

arbeidskrachten. Ondanks het feit dat wij gevraagd hebben welke betaaldag wordt bedoeld,

hebben wij daarop geen antwoord gekregen. Buiten de facturen op naam van de Poolse

arbeidskrachten (en steeds opgemaakt door [heer Z] , zie ook hierna), aanwezig in de

administratie van [eenmanszaak] , is geen administratie bijgehouden van de betalingen aan de

Poolse arbeidskrachten. In de gecontroleerde periode zijn deze contante betalingen in de

jaarstukken verantwoord voor een totaalbedrag van € 390.910. Er zijn betreffende de diverse

jaren de volgende bedragen verantwoord: € 78.800 (2013), € 123.615 (2014) en € 188.495

(2015). De facturen werden ook niet afgetekend voor akkoord dat het geldbedrag betaald was aan

de betreffende Poolse arbeidskracht. Er is geen kasboek aanwezig.

(…)

[heer Z] maakt de facturen op voor de Poolse arbeidskrachten. De Poolse

arbeidskrachten zijn de Nederlandse taal niet machtig en krijgen daarom een voorbeeld van [heer Z]

hoe ze een factuur op moeten maken, welke hij dan vervolgens opmaakt. Op de

door [heer Z] opgemaakte facturen van de Poolse arbeidskrachten staat het afgesproken

bedrag dat moet worden betaald door [eenmanszaak] . [heer Z] doet de betalingen.

De heer [toenmalig adviseur] , adviseur, vertelde dat in de controlejaren [heer Z] geld opnam van de

rekening van [eenmanszaak] om de Poolse arbeidskrachten te betalen. Dit vond de heer [toenmalig adviseur]

vreemd.

In de controlejaren is geen kasadministratie bijgehouden. [heer Z] doet alle contante en

bancaire betalingen van [eenmanszaak] . [heer Z] heeft toegang tot de bankrekening

van de heer [belanghebbende] .

(…)

2.7

Administratieve organisatie en interne beheersing

De dagelijkse administratie wordt door de heer [belanghebbende] uitbesteed aan [heer Z] . De heer

[heer Z] zet de bankafschriften en de inkoop-en verkoopfacturen in ordners en brengt die eens

per kwartaal naar de adviseur, de heer [toenmalig adviseur] . De administratie wordt door een medewerker van de

heer [toenmalig adviseur] in het boekhoudprogramma ingeklopt. De administratie bestaat uit de uitgeschreven

facturen, de kostenfacturen en de bankafschriften.

De heer [belanghebbende] heeft geen agenda of werkplanning overgelegd. Er is ook geen urenadministratie of

kilometeradministratie overgelegd. Offertes worden meestal mondeling gemaakt en de

uitgeschreven offertes en/of overeenkomsten zijn niet bewaard gebleven c.q. overgelegd. Verder is

er geen kasboek bijgehouden, terwijl er in de controlejaren wel contante inkomsten en uitgaven

zijn geweest.

De papierenadministratie wordt in ordners bewaard.

De administratieve organisatie en interne beheersing, die er zou moeten zijn bij een (bouw)bedrijf

als [eenmanszaak] , is niet op orde.

(…)

De administratie is niet ingericht naar de eisen van het bedrijf en voldoet daarmee niet aan artikel

52 lid 1 AWR.

(…)

2.8

Bewaarplicht (artikel 52, lid 4 Algemene wet inzake rijksbelastingen)

De belastingplichtige heeft niet voldaan aan de bewaarplicht. De primaire gegevens zijn niet

bewaard door de heer [belanghebbende] . Uit voorgaande kan worden vastgesteld dat o.a. de volgende

onderdelen van de administratie niet zijn bewaard:

- de opgemaakte offertes;

- de overeenkomsten met opdrachtgevers;

- het e-mailverkeer;

- de formulieren met de namen van de klanten en de uitgevoerde opdrachten.

(…)

3 Fiscale Balans

3.1

Vlottende activa

3.1.1

Debiteuren

Volgens de jaarrekening 2013 is er sprake van een balanspositie debiteuren per 31 december 2013

van € 12.503. In de digitale boekhouding is het debiteurensaldo op dezelfde datum € 39.830. Uit

de jaarrekening van dat jaar blijkt dat bij het opmaken van de jaarrekening een extracomptabele

afboeking van € 27.327 heeft plaatsgevonden met de omschrijving "Oninbare debiteuren". (…)

Daarnaast heeft de heer [toenmalig adviseur] per brief verklaard dat er geen enkel schriftelijk stuk is waaruit de

oninbaarheid van deze vordering zou kunnen blijken. Wij accepteren deze afboeking niet. (…).

Correctie:

Hoger debiteurensaldo op 31 december 2013 € 27.327

Minder verkoopkosten 2013 (meer winst) € 27.327

4 Fiscale Winst- en Verliesrekening

4.1

Opbrengstverantwoording

In de jaarrekening 2014 is € 141.212 opgenomen met de omschrijving "Stortingen en inkomsten".

Op 19 juli 2017 hebben wij een brief gestuurd naar de heer [belanghebbende] . We hebben hem in de

gelegenheid gesteld om deze storting te verklaren en te onderbouwen met bewijsstukken. (…) Omdat de herkomst van deze storting niet is verklaard gaan wij de opbrengsten van het jaar 2014 daarmee

verhogen en daarbij zullen wij tevens rekening houden met de verschuldigde omzetbelasting.

Correctie:

Meer opbrengsten € 116.704

Meer omzetbelasting € 24.507

4.2

Extra omzet 21%

[eenmanszaak] koopt de materialen in bij diverse bouwmarkten o.a. Bouwmaat, Gamma,

Warmteservice, Hubo en Karwei.

Als er materiaalkosten of brandstofkosten in rekening zijn gebracht dan staat dat op de uitgaande

facturen. Voor de brandstofkosten staat er een bedrag vermeld. Wat de materiaalkosten betreft

wordt meestal vermeld "Zie bonnen Bouwmaat". Er is geen lijst of specificatie waaruit blijkt welke

materialen en voor welk bedrag per klus in rekening is gebracht. (…)

In de controle jaren werden de contante ontvangsten en uitgaven niet bijgehouden. [eenmanszaak]

heeft zoals eerder vermeld geen kasboek of kasadministratie.

Wij hebben geconstateerd dat bij de contant afgerekende werkzaamheden de daarin begrepen

doorberekende materialen niet zijn verwerkt als omzet. Deze conclusie trekken wij op basis van de

kostenpost inkoop materialen geboekt op grootboekrekening 7000. De omzet 21% moet minimaal

het bedrag van inkoop materialen zijn. Dit is echter niet het geval.

2013

2014

2015

Omzet 21% volgens administratie

€ 32.608

€ 40.919

€ 88.251

Facturen met dienstverlening 21%

€ 3.002 -/-

€ 690 -/-

€ 33.903 -/-

Omzet materialen 21%

€ 29.606

€ 40.229

€ 54.348

Inkoop materialen

€ 61.160

€ 95.274

€ 81.515

Verschil (meer omzet 21%)

€ 31.554

€ 55.045

€ 27.167

(….)

We verhogen de opbrengsten van [eenmanszaak] met de volgende bedragen:

2013

2014

2015

Extra omzet 21%

€ 31.554

€ 55.045

€ 27.167

Meer omzetbelasting

€ 6.626

€ 11.559

€ 5.705

Meer privé-onttrekkingen

€ 38.180

€ 66.604

€ 32.872

4.3

Resumé opbrengstcorrecties

Wij hebben de niet aangegeven opbrengsten voor de controlejaren 2013 tot en met 2015 als volgt

berekend:

2013

2014

2015

Correctie punt "4.1 Opbrengst verantwoording"

€ 0

€ 116.704

€ 0

Correctie punt "4.2 Extra omzet 21%"

€ 31.554

€ 55.045

€ 27.167

Totaal opbrengst correcties

€ 31.554

€ 171.749

€ 27.167

4.4

Juistheid van de kosten

De uitgaven die gemaakt zijn ten behoeve van de activiteiten zijn aftrekbaar. De heer [belanghebbende] moet

deze kosten met behulp van facturen en betalingsbewijzen aantonen. Uit de administratie van de

jaren 2013 tot en met 2015 blijkt dat niet van alle in aftrek genomen kosten de facturen of bonnen

bewaard zijn gebleven.

(…) .

4.4.9

Meer werk derden

Bij de beoordeling van de bankafschriften van de heer [belanghebbende] hebben wij geconstateerd dat in de

jaren 2013 tot en met 2015 regelmatig bedragen worden overgeboekt door [eenmanszaak] op

de privé bankrekening van [heer Z] . Op 27 juni 2017 hebben wij een brief verstuurd

naar [heer Z] . Daarin hebben wij gevraagd waar het geld vandaan komt en met welk

doel deze bedragen op zijn privé bankrekening zijn gestort. Op 4 juli 2017 heeft [heer Z]

gereageerd op onze brief. Daarin wordt vermeld dat de overboekingen zijn bedoeld om de Poolse

arbeidskrachten van [eenmanszaak] per week op de betaaldag uit te betalen. Deze verklaring

komt niet overeen met die van de heer [belanghebbende] . Tijdens het interview met een tolk, vertelde de heer

[belanghebbende] dat hij zelf alles regelt vanaf de eerste gesprekken met de klanten tot het uitbetalen van de

Poolse arbeidskrachten. De bankzaken zouden eveneens door hem zelf geregeld worden.

(…). Er werden geen nieuwe zaken toegevoegd noch werden er bewijsstukken geleverd.

Uit de jaarstukken van [eenmanszaak] blijkt dat de uitbetaalde bedragen aan de Poolse

arbeidskrachten lager zijn. Zie het overzicht met vastgestelde verschillen in de gecontroleerde

periode:

2013

2014

2015

Overboekingen van [eenmanszaak]

€ 98.020

€ 217.962

€ 314.686

Uitbetalingen Poolse vaklieden( jaarrekening [eenmanszaak]

)

€ 78.800

€ 123.615

€ 188.495

Verschil

€ 19.220

€ 94.347

€ 126.191

Deze verschillen zijn op de tussenrekening [heer Z] geboekt en via het memoriaal verwerkt

waarbij onduidelijk is gebleven hoe deze verder in de boekhouding zijn verwerkt. Daarom zullen wij

de geconstateerde verschillen niet als kosten accepteren. Overigens is het niet aannemelijk dat

dergelijke kosten zijn gemaakt zonder dat er omzet tegenover staat.

4.5

Recapitulatie winstcorrecties

2013

2014

2015

Correctie 3.1.1 Debiteuren

€ 27.327

€ 0

€ 0

Correctie 4.1 Opbrengstverantwoording

€ 0

€ 116.704

€ 0

Correctie 4.2 Extra omzet 21%

€ 31.554

€ 55.045

€ 27.167

Correctie 4.4.1 Kleine aanschaf materialen

€ 200

€ 0

€ 0

Correctie 4.4.2 Telefoon- en internetkosten

€ 169

€ 1.249

€ 830

Correctie 4.4.3 Administratiekosten

€ 495

€ 0

€ 2.300

Correctie 4.4.4 Verzekeringen algemeen

€ 858

€ 1.307

€ 1.275

Correctie 4.4.5 Vervoerskosten

€ 10.103

€ 11.400

€ 11.224

Correctie 4.4.6 Huurkosten

€ 0

€ 0

€ 11.166

Correctie 4.4.7 Inkoopwaarde van de omzet

€ 47.362

€ 47.362

€ 0

Correctie 4.4.8 Inkoop materialen

€ 0

€ 2.742

€ 2.534

Totale winstcorrecties

€ 118.068

€ 235.809

€ 56.496

5 Inkomstenbelasting

(…)

5.2

Winst uit onderneming

Voor een toelichting op de winstcorrecties van de jaren 2013 en 2014 willen wij volstaan met een

verwijzing naar het onderdeel 4.5 van dit rapport.

Inkomenscorrectie: 2013: meer winst uit onderneming € 118.068

2014: id. € 235.809

(….)

5.4

Winstcorrecties

Correcties: 2013 2014

- winst uit onderneming € 118.068 € 235.809

- MKB-winstvrijstelling € 16.530-/- € 33.014 -/-

Totale correcties belastbare winst € 101.538 € 202.795

(….)”

2.10.

De inspecteur heeft op 14 april 2018 de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 112.747. Gelijktijdig zijn beschikkingen gegeven waarbij een boete van € 6.557 is opgelegd en € 7.600 aan rente in rekening is gebracht.

2.11.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 27 november 2019 en 29 november 2019 de bezwaren gegrond verklaard en de correctie wegens meerwerk derden teruggenomen. De inspecteur heeft de navorderingsaanslagen IB/PVV 2013 en 2014 verminderd. Hij heeft de vergrijpboete over 2013 gehandhaafd en die over 2014 verminderd.

2.12.

Belanghebbende heeft een door [arbeidskracht] afgelegde verklaring overgelegd met datum 16 november 2021. Daarin verklaart [arbeidskracht] :

“Sinds 2006 werkte ik in Nederland.

Aanvankelijk werkte ik onder een Nederlandse (ZZP) en daarna onder een Pools bedrijf

(eenmanszaak).

Nederlandse bedrijven zijn voor ons [voor mij en andere onderaannemers] opgericht door

[heer Z] . [heer Z] bemiddelde bij alle formaliteiten bij de KvK en de Belastingdienst in Nederland.

Eerst betaalde [heer Z] me contant, daarna maakte hij het geld over naar onze Poolse rekeningen. Ik heb nooit een Nederlandse bankrekening gehad.

De overboekingen zijn gedaan vanaf verschillende Nederlandse rekeningen - o.a. van

[belanghebbende] , [naam ] .

[heer Z] stuurde text-berichten met werkinstructies, zoals waar te gaan, op welke opdrachten.

Op de bouwplaats heeft [heer Z] aangegeven welke werkzaamheden er moeten

gebeuren.

[belanghebbende] heeft vele malen met mij in Nederland gewerkt. We reisden vaak samen en logeerden

samen op bouwplaatsen.

[belanghebbende] werkte voornamelijk met ons [andere onderaannemers], wij voerden hetzelfde werk uit.

Toen ik een Nederlands bedrijf had, kwam ik niet in aanraking met mijn administratie. Net

zoals [heer Z] mijn zaak registreerde, voerde hij waarschijnlijk de hele administratie, Ik heb in ieder geval nooit facturen uitgeschreven.

Toen ik een Pools bedrijf opende, instrueerde [heer Z] op welke factuur ik moest opmaken

en aan wie. Er waren geen dergelijke instructies van [belanghebbende] .

In het begin, toen ik een Nederlands bedrijf had, gebruikten ik en andere onderaannemers

van [heer Z] , auto’s met Nederlands kenteken. Ik weet niet op wie deze auto’s

geregistreerd waren, maar zeker niet op [belanghebbende] . [heer Z] stelde mij deze auto’s ter

beschikking (hij overhandigde de sleutels en vertelde waar ik heen moest). Later had ik mijn

eigen auto voor mijn Poolse bedrijf.

Noch ik, noch [belanghebbende] hebben met de opdrachtgevers gesproken. [heer Z] gaf instructies

over de uitvoering van het werk.

Bij de start van elke opdracht was [heer Z] samen met de opdrachtgever aanwezig.

Vervolgens gaf [heer Z] instructies wat te doen. Tijdens het werk kwam hij soms langs om

aan te geven wat er verbeterd of veranderd moest worden.

Aanvankelijk hadden we alle gereedschappen van [heer Z] . Later hadden sommigen van

ons hun eigen gereedschap, toen we ons Poolse bedrijf oprichtten. Maar toch gebruikte

ongeveer de helft van de onderaannemers gereedschappen van [heer Z] .

De administratie (documenten) werd naar het huis van [heer Z] gebracht. [heer Z] deed

de facturatie zelf, Nederlandse facturen heb ik nooit met eigen ogen gezien.

Vertrek voor opdrachten, retours en eerdere oproepingen dan afgesproken zijn door

[heer Z] bepaald.

Meestal waren het eerdere oproepingen om te werken, minder vaak zei hij dat het mogelijk is

om eerder te eindigen.

Vanuit mijn perspectief was [heer Z] de baas. De dingen die ik van [heer Z] hoorde, heb

ik nooit van [belanghebbende] gehoord.

(…)

De brieven van de Belastingdienst, de blauwe enveloppen, zijn aan [heer Z] gegeven en ik

weet niet wat hij ermee deed. Ik kende hun inhoud niet. [heer Z] heeft mij niet op de

hoogte gesteld van de inhoud van deze brieven. De laatste brief die kwam was waarschijnlijk

de informatie over de beëindigde procedure, het was ongeveer een halfjaar geleden, mijn

dochter vertaalde de inhoud via Google Translate. Deze laatste brief heb ik niet aan

[heer Z] geven omdat ik niet meer met hem samenwerkte. Ik heb deze brief niet bewaard.

Ik weet niet precies op welk adres mijn Nederlandse bedrijf stond ingeschreven, maar het

was waarschijnlijk het eerste adres van [heer Z] of zijn moeder. [heer Z] heeft dit adres

aan mij en anderen ter beschikking gesteld. Wij [de onderaannemers] waren niet echt op dat

adres aanwezig, we woonden er niet en bewaarden onze documenten daar niet. Van daaruit

hebben we [heer Z] ’s gereedschappen voor het werk opgehaald. We hadden geen vaste

woonplaats, we woonden op bouwplaatsen.

(…)

Ongeveer 4 jaar geleden merkte [heer Z] , in het bijzijn van mij en andere mensen, tijdens

een van de gesprekken op dat [belanghebbende] niet alles hoeft te weten wat [heer Z] doet, want als

er iets misgaat, dan “is [belanghebbende] zijn lanbouwgrond ontereikend” [d.w.z. als gevolg daarvan

zou [belanghebbende] zijn boerderij kunnen verliezen].”.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de volgende vragen.

I. Zijn de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geschonden?

II. Bevindt de woonplaats van belanghebbende zich in 2013 en 2014 in Nederland?

III. Zo ja, is het inkomen van belanghebbende winst uit onderneming of loon uit een dienstbetrekking?

IV. Mocht de inspecteur boeten opleggen en is de hoogte daarvan passend en geboden?

V. Dient aan belanghebbende een schadevergoeding te worden toegekend?

VI. Dient aan belanghebbende een integrale proceskostenvergoeding te worden toegekend?

3.2.

De inspecteur heeft zijn standpunt dat sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast ter zitting laten varen. De rechtbank zal hem hierin volgen.

3.3.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de aanslagen. Verder concludeert belanghebbende tot een vergoeding van de werkelijke proceskosten en tot een schadevergoeding.

4 Beoordeling van het geschil

I. Algemene beginselen van behoorlijk bestuur

4.1.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat sprake is van schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Volgens belanghebbende heeft de inspecteur onzorgvuldig gehandeld bij de totstandkoming van de primaire besluiten en de uitspraken op bezwaar. Zo is belanghebbende niet gehoord in de aanwezigheid van een beëdigd tolk, is de inhoud van verslagen niet vertaald naar het Pools en is belanghebbende geen gelegenheid geboden om te reageren op de bevindingen van de inspecteur. Voor zover bevindingen zijn gedeeld met [toenmalig adviseur] en/of [heer Z] volstaat dat volgens belanghebbende niet. [toenmalig adviseur] en [heer Z] hebben die informatie namelijk niet met belanghebbende gedeeld. Verder is volgens belanghebbende sprake van het negeren van bewijsmateriaal waaruit volgt dat niet belanghebbende, maar zijn neef [heer Z] de werkgever was van de Poolse arbeiders die werden betaald door de eenmanszaak.

4.2.1.

De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De klacht dat de inspecteur in de fase van het opleggen van de naheffingsaanslagen onzorgvuldig heeft gehandeld, en daarmee het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden, slaagt niet. Bij het inleidende gesprek was belanghebbende aanwezig samen met [heer Z] en zijn toenmalige gemachtigde [toenmalig adviseur] . [heer Z] is de neef van belanghebbende en is, in tegenstelling tot belanghebbende, wél de Nederlandse taal machtig. [heer Z] is tijdens dit gesprek gepresenteerd als “een soort communicatiemanager”. Tot de stukken van het geding behoort een door [toenmalig adviseur] overgelegde machtiging die is ondertekend door belanghebbende. Voor zover belanghebbende stelt dat [toenmalig adviseur] niet als zijn gemachtigde kan worden beschouwd, verwerpt de rechtbank die stelling omdat de inspecteur van die machtiging mocht uitgaan.

Op 24 mei 2017 heeft wederom een gesprek plaatsgevonden met belanghebbende. Bij dat gesprek was een tolk aanwezig. De inspecteur heeft verklaard dat uitsluitend belanghebbende was uitgenodigd voor dat gesprek, maar dat [heer Z] en [toenmalig adviseur] eveneens bij aanvang van het gesprek verschenen. Van dat gesprek is een verslag opgemaakt. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de inhoud van het verslag te twijfelen. Het enkele feit dat de aanwezige medewerker van de Belastingdienst die de Poolse taal machtig was kennelijk geen beëdigde tolk is, is naar het oordeel van de rechtbank zonder nadere onderbouwing onvoldoende om het verslag van dit gesprek te verwerpen. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat belanghebbende pas voor het eerst tijdens de zitting uitdrukkelijk heeft gesteld dat de inhoud van het verslag onjuist is. De rechtbank acht de versie van belanghebbende dat niet hij maar uitsluitend [heer Z] tijdens dat gesprek zou hebben verklaard, ongeloofwaardig. De inspecteur heeft tijdens de zitting verklaard dat hij graag met belanghebbende zelf in gesprek wilde over de bedrijfsvoering. Daarom was ook alleen belanghebbende uitgenodigd voor het gesprek. Toen [heer Z] en [toenmalig adviseur] verschenen heeft de inspecteur tegen hen gezegd dat zij wel aanwezig mochten zijn, maar dat men met belanghebbende wilde spreken. De rechtbank vindt deze lezing van de inspecteur aannemelijk, omdat de inspecteur iemand had geregeld die tijdens het gesprek kon vertalen. Ook is de stellingname van belanghebbende over wie heeft verklaard tegenstrijdig met het verslag van het gesprek van 24 mei 2017, terwijl in dat verslag wel degelijk onderscheid wordt gemaakt tussen wie wat heeft verklaard. In het verslag is vermeld dat [heer Z] enkele korte toevoegingen heeft gedaan op de verklaringen van belanghebbende. Het ligt dan niet in de rede dat uitsluitend [heer Z] heeft verklaard. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de inspecteur niet verplicht was om het verslag van het gesprek van 24 mei 2017 in de Poolse taal op te stellen. Belanghebbende beschikte immers over een gemachtigde die de Nederlandse taal machtig is. Dat deze gemachtigde belanghebbende niet goed heeft vertegenwoordigd en ingelicht, zoals belanghebbende stelt, ligt in de risicosfeer van belanghebbende en kan de inspecteur niet worden aangerekend.

4.2.2.

Ten aanzien van het hoorgesprek tijdens de bezwaarfase overweegt de rechtbank als volgt. Niet in geschil is dat belanghebbende is uitgenodigd voor een hoorgesprek. Belanghebbende en zijn huidige gemachtigde zijn daags voor het hoorgesprek nog aangemeld door [kantoor], die toen nog rechtsgeldig optraden als gemachtigde van belanghebbende. Belanghebbende en zijn huidige gemachtigde zijn tijdens dat hoorgesprek echter niet verschenen. Belanghebbende voelde zich niet fit genoeg en de huidige gemachtigde was op basis van door [kantoor] verstrekte informatie in de veronderstelling dat mogelijk een vaststellingsovereenkomst zou worden gesloten, iets wat de huidige gemachtigde niet wilde belemmeren. Tijdens het hoorgesprek is belanghebbende rechtsgeldig vertegenwoordigd en de inhoud van het hoorverslag is geaccordeerd door [kantoor]. Ook hier geldt naar het oordeel van de rechtbank dat het niet of onjuist inlichten van belanghebbende door de toenmalige gemachtigde niet voor rekening en risico van de inspecteur komt. Dat belanghebbende en zijn huidige gemachtigde hebben afgezien van deelname aan het hoorgesprek kan de inspecteur evenmin worden aangerekend.

4.3.

Gelet op het overwogene onder 4.2 is de rechtbank van oordeel dat van schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geen sprake is.

II. Woonplaats

4.4.

Belanghebbende stelt dat hij in 2013 en 2014 niet in Nederland woonachtig was, maar dat hij in Polen bij zijn vrouw en kinderen woonde. Hij is in Polen ingeschreven en stelt geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland te hebben. De inschrijving in de BRP is slechts zijn postadres. Belanghebbende stelt dat hij in Nederland bijverdiende naast zijn landbouwbedrijf in Polen en slechts ten behoeve van enkele afzonderlijke projecten in Nederland was en dan op de bouwplaatsen verbleef. De inspecteur bestrijdt dit en neemt het standpunt in dat belanghebbende in Nederland woonachtig was. Hij wijst op de verschillende adressen waarop belanghebbende in de loop der jaren in Nederland ingeschreven is geweest. Verder geeft hij aan dat de eenmanszaak op naam van belanghebbende is ingeschreven in de KvK en dat de eenmanszaak in de onderhavige jaren dertig á veertig opdrachtgevers in Nederland heeft gehad, waarvoor belanghebbende in Nederland was.

4.5.

Naar de omstandigheden wordt beoordeeld waar iemand woont1. De bepaling van de fiscale woonplaats moet aan de hand van de feitelijke omstandigheden worden bepaald. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat belanghebbende in de onderhavige jaren inwoner was van Nederland. Belanghebbende is met ingang van [datum] 2012 immers weer ingeschreven als inwoner van Nederland, terwijl belanghebbende daarvoor, van [datum] 2011 tot [datum] 2012 was ingeschreven als inwoner van Polen. Belanghebbende heeft zijn stelling dat de inschrijving van belanghebbende slechts een weergave is van zijn postadres, niet nader onderbouwd. De rechtbank acht dat ook niet aannemelijk gelet op de hernieuwde inschrijving in Nederland. Uit het controlerapport2 volgt dat de eenmanszaak van belanghebbende tussen de dertig á veertig opdrachtgevers per jaar had. De duur van de opdrachten is niet in alle gevallen duidelijk, maar uit de derdenonderzoeken volgt dat er opdrachten waren die meerdere weken of zelfs maanden duurden. Deze onderneming wordt naar het oordeel van de rechtbank voor rekening en risico van belanghebbende gedreven, zie hierna in 4.8. De rechtbank acht het om die reden niet aannemelijk dat belanghebbende voornamelijk bij zijn vrouw en in Polen verbleef en slechts incidenteel in Nederland om bij te verdienen naast zijn landbouwbedrijf in Polen zoals hij zelf stelt. Belanghebbende heeft ter onderbouwing van deze stelling slechts overzichten met dagen van verblijf in Polen overgelegd en gewezen op zijn inschrijving in het bevolkingsregister in [woonplaats] . Die bescheiden zien op de periode december 2015 tot en met 2016 en niet op 2013 en 2014. Bovendien geven die gegevens geen uitsluitsel over de verblijfplaats van belanghebbende op de dagen waar hij niet aantoonbaar in Nederland of in Polen verbleef. Belanghebbende maakt met deze bescheiden niet aannemelijk dat hij slechts incidenteel in Nederland verbleef. Met de enkele stelling dat zijn vrouw en kinderen in Polen wonen, maakt belanghebbende niet aannemelijk dat ook hij daar woonde. Belanghebbende stelt verder dat hij in Polen was ingeschreven en dat hij in Nederland op bouwplaatsen sliep. Deze stellingen maakt het voorgaande evenmin anders. Belanghebbende stond ook in Nederland ingeschreven als inwoner. De rechtbank acht aannemelijk dat hij gedurende zijn inschrijving in Nederland voornamelijk in Nederland verbleef in verband met zijn werkzaamheden waarvoor hij hier kennelijk aanwezig moest zijn. De rechtbank acht daarbij aannemelijk dat hij dan ofwel op het adres waarop hij was ingeschreven ofwel op de bouwplaatsen verbleef.

Bovendien merkt de rechtbank op dat de eenmanszaak in Nederland wordt gedreven en in Nederland wordt geleid. Voor zover belanghebbende stelt dat, uitgaande van belanghebbendes woonplaats in Polen, geen sprake zou zijn van een vaste inrichting in Nederland, kan de rechtbank die overigens niet nader onderbouwde stelling niet volgen. De rechtbank vermag niet in te zien waarom in Nederland geen vaste inrichting aanwezig zou zijn, omdat alle activiteiten in verband met de onderneming vanuit Nederland worden verricht. Er is geen enkele aannemelijke activiteit die in verband met de onderhavige onderneming vanuit Polen zou zijn verricht. Gelet op wat hierna zal worden overwogen en veronderstellenderwijs uitgaande van het wonen van belanghebbende in Polen, valt niet in te zien dat geen sprake zou zijn van winst uit een Nederlandse onderneming die in Nederland is belast.3 Dit betekent dat ook in het geval dat belanghebbende geacht moet worden in Polen te wonen, de winst uit onderneming in Nederland belast is.

III. Is sprake van winst uit onderneming of van loon uit een dienstbetrekking?

4.6.

Belastbare winst uit onderneming is de winst die een belastingplichtige als ondernemer geniet uit een of meer ondernemingen. De ondernemer is degene voor wiens rekening de onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende de onderneming.

4.7.

Tussen partijen is niet in geschil dat de eenmanszaak een onderneming dreef. Partijen houdt verdeeld voor wiens rekening die onderneming werd gedreven. De inspecteur betoogt dat belanghebbende de onderneming voor eigen rekening en risico dreef omdat hij van [inschrijvingsdatum ] 2004 tot [einddatum] 2018 bij de KvK was ingeschreven als eenmanszaak handelend onder de naam [eenmanszaak] . [heer Z] heeft in opdracht van belanghebbende namens de eenmanszaak opgetreden als bemiddelaar en woordvoerder.

Belanghebbende bestrijdt dit en stelt dat de eenmanszaak in werkelijkheid werd gedreven door [heer Z] en dat hij slechts als werknemer in opdracht van [heer Z] werkt. Alle administratieve handelingen, zoals de inschrijving in de KvK en het aanvragen van een bankrekening, werden door [heer Z] gedaan, belanghebbende zette zijn handtekening maar wist niet wat hij tekende.

4.8.

Naar het oordeel van de rechtbank wordt de eenmanszaak voor rekening en risico van belanghebbende gedreven. De inspecteur is bij het opleggen van de (navordering-)aanslagen aangesloten bij inschrijving van belanghebbende in de KvK en heeft de (navorderings)aanslagen opgelegd aan belanghebbende. Dat is naar het oordeel van de rechtbank terecht. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de werkelijkheid afwijkt van wat op papier staat, namelijk dat niet hij, maar [heer Z] de onderneming dreef. [heer Z] heeft veelvuldig verklaard dat hij als een communicatiemanager voor belanghebbende optrad. De rechtbank ziet te weinig aanknopingspunten om die lezing, die door belanghebbende wordt betwist, te verwerpen. Tijdens de zitting is door de gemachtigde van belanghebbende een visitekaartje getoond, dat ook onderdeel is van het procesdossier. Op dat visitekaartje staat dat ‘ [website] ’ onderdeel uitmaakt van [eenmanszaak] . Volgens het visitekaartje verricht [heer Z] ‘Bouwadvies en bemiddeling’. Die omschrijving komt overeen met de verklaringen van [heer Z] over zijn rol als communicatiemanager. In beroep heeft belanghebbende een andersluidende verklaring van [heer Z] overgelegd, maar die verklaring wordt door de rechtbank verworpen. De inspecteur betwist de juistheid van die verklaring en belanghebbende maakt daar tegenover niet aannemelijk dat de inhoud van die verklaring een weergave is van wat [heer Z] zelf heeft verklaard. De verklaring is namelijk niet door [heer Z] zelf, maar door de gemachtigde van belanghebbende opgesteld naar aanleiding van een gesprek met [heer Z] . Ook heeft [heer Z] de verklaring niet ondertekend. De verklaring van [arbeidskracht] , één van de Poolse arbeiders, is eveneens door de inspecteur betwist en naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende specifiek wat betreft de periode waarop de verklaring ziet. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat belanghebbende degene was die de onderneming van [eenmanszaak] dreef. Daarbij heeft belanghebbende gebruik gemaakt van de diensten van [heer Z] die zelfstandig optrad als adviseur, bemiddelaar en communicatiemanager. Dat [heer Z] in contact stond met externe partijen en niet belanghebbende maakt het voorgaande niet anders. Belanghebbende is immers de Nederlandse taal niet machtig, zodat rechtstreekse communicatie met Nederlandstalige klanten om die reden niet mogelijk is. De omstandigheid dat [heer Z] verantwoordelijk was voor de communicatie leidt naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer tot de conclusie dat [heer Z] die verklaringen anders dan namens belanghebbende heeft gedaan. Bovendien heeft [heer X] tijdens het derdenonderzoek verklaard dat zowel belanghebbende als [heer Z] aanwezig waren bij de bespreking van de offerte en de aanvaarding van de opdracht. Dat staat haaks op de verklaring die belanghebbende tijdens de zitting heeft afgelegd, inhoudende dat hij nooit bij besprekingen van offertes en opdrachten aanwezig was. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van [heer X] en is daarom van oordeel dat de verklaring van belanghebbende ongeloofwaardig is.

De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat belanghebbende tijdens de zitting een aantal verklaringen heeft afgelegd die de rechtbank ongeloofwaardig acht. Zo heeft belanghebbende tijdens de zitting van de rechtbank verklaard dat hij zijn toenmalige gemachtigde [toenmalig adviseur] niet kende. [toenmalig adviseur] beschikte echter over een door belanghebbende ondertekende volmacht. Zelfs als de rechtbank ervan uitgaat dat belanghebbende op verzoek van [heer Z] allerlei papieren ondertekende waarvan belanghebbende de inhoud niet begreep, zoals door belanghebbende is verklaard, dan is het nog steeds zeer opmerkelijk dat belanghebbende stelt [toenmalig adviseur] niet te kennen. [toenmalig adviseur] was namelijk zowel bij het inleidende gesprek als bij het gesprek van 24 mei 2017 aanwezig. Ook heeft belanghebbende tijdens de zitting verklaard dat niet hij maar [heer Z] buiten hem om de inschrijvingen bij de Kvk of de BRP heeft geregeld, een btw-nummer heeft aangevraagd en een bankrekening op zijn naam heeft geopend. De rechtbank vindt deze verklaringen van belanghebbende ongeloofwaardig. Een inschrijving bij de KvK of in de BRP, is niet mogelijk zonder dat iemand zich legitimeert. Het is naar het oordeel van de rechtbank eveneens onaannemelijk en ongeloofwaardig dat [heer Z] zonder medeweten of hulp van belanghebbende een bankrekening op belanghebbendes naam heeft geopend of een btw-nummer heeft aangevraagd, gelet op de veiligheidsprocedures die gehanteerd worden. Pas nadat de rechtbank dit aan belanghebbende heeft voorgehouden, heeft hij verklaard dat hij dit alles samen met [heer Z] heeft gedaan, dat het initiatief van [heer Z] uitging en dat hij zelf niet wist waar het allemaal om ging.

Tot slot overweegt de rechtbank dat de inspecteur bescheiden heeft aangetroffen van betalingen aan de Poolse arbeiders. Met betrekking tot belanghebbende zijn geen bescheiden aangetroffen. Indien belanghebbende slechts werkzaam was als arbeider, zoals hij stelt, dan is het opmerkelijk dat geen facturen of betalingsbewijzen zijn aangetroffen die betrekking hebben op uitbetalingen aan belanghebbende, zoals bij de andere Poolse arbeiders dus wel het geval was. De enkele omstandigheid dat [heer Z] de beschikking heeft gehad over onroerend goed en meerdere auto’s is tegenover de betwisting van de inspecteur onvoldoende om te leiden tot de conclusie dat de opbrengst uit de onderneming aan [heer Z] ten goede is gekomen. Een reconstructie van de kasstromen zou daarover wel uitsluitsel kunnen geven. Beide partijen hebben echter tijdens de zitting verklaard dat een dergelijke reconstructie niet mogelijk is, omdat de daarvoor benodigde gegevens niet (meer) bestaan. Dat komt in dit geval voor rekening en risico van belanghebbende, die immers geen afdoende administratie heeft gevoerd en bewaard om een dergelijke reconstructie mogelijk te maken.

4.9.

Dit betekent dat belanghebbende winst uit onderneming uit de eenmanszaak heeft genoten. De rechtbank komt daarom toe aan een beoordeling van de correcties die de inspecteur op basis van het controlerapport heeft toegepast. Belanghebbende heeft deze correcties in zijn bezwaarschrift bestreden maar heeft in beroep deze correcties niet verder bestreden. De rechtbank zal daarom de correcties volgen. De rechtbank constateert daarbij dat de (navorderings-)aanslagen na de uitspraak op bezwaar eerder te laag dan te hoog zijn. De inspecteur is in de uitspraak op bezwaar aan het bezwaar van belanghebbende tegemoetgekomen en heeft de winst uit onderneming verminderd met € 19.220 (2013) dan wel € 94.347 (2014) omdat hij deze bedragen die als correcties meerwerk derden in 4.4.9. van het controlerapport worden genoemd, beschouwt als loon uit dienstbetrekking voor [heer Z] . De rechtbank constateert echter dat deze bedragen niet zijn begrepen in de recapitulatie van de winstcorrecties en daarom niet waren gecorrigeerd.

IV. De vergrijpboeten

4.10.

De inspecteur heeft vergrijpboeten opgelegd op grond van artikel 67d respectievelijk artikel 67e AWR. Volgens de inspecteur heeft belanghebbende (voorwaardelijk) opzettelijk een onjuiste aangifte gedaan. Subsidiair stelt de inspecteur dat sprake is van grove schuld.

4.11.

Belanghebbende heeft meerdere keren verklaard dat [heer Z] naast de eerder genoemde taken ook de administratie voor belanghebbende verzorgde. [heer Z] heeft verklaard dat hij de door hem bijgehouden administratie naar [toenmalig adviseur] bracht. Die gang van zaken is door de inspecteur niet weersproken. Dat betekent dat de inspecteur niet kan volstaan met het aannemelijk maken van opzet of grove schuld door [toenmalig adviseur] of [heer Z] . Toerekening van opzet of grove schuld is immers niet mogelijk, tenzij belanghebbende niet de zorg heeft betracht die redelijkerwijs van hem kan worden gevergd bij de keuze van en de samenwerking met de door hem ingeschakelde derden.4 Niet alleen [toenmalig adviseur] is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als een door belanghebbende ingeschakelde derde, maar ook [heer Z] . [heer Z] treedt immers op en presenteert zichzelf als een zelfstandig adviseur, bemiddelaar en communicatiemanager. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat belanghebbende bij die samenwerking niet redelijkerwijs de zorg heeft betracht die van belanghebbende kan worden gevergd. Daarmee is van (voorwaardelijk) opzet of grove schuld bij belanghebbende zelf naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De vergrijpboeten worden vernietigd.

V. Schadevergoeding

4.12.

Belanghebbende heeft verzocht om een schadevergoeding van € 25.000. De ontvanger heeft naar aanleiding van de opgelegde naheffingsaanslagen beslag gelegd op een Opel Vivaro van belanghebbende in het kader van versnelde invordering. Belanghebbende stelt door deze beslaglegging schade te hebben geleden voor een bedrag van € 25.000.

4.13.

De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af. Van onrechtmatig handelen door de inspecteur is geen sprake, alleen al omdat de naheffingsaanslagen voor een groot deel in stand blijven. Ook heeft belanghebbende tegenover de betwisting door de inspecteur niet met bewijsmiddelen onderbouwd dat de door hem geleden schade € 25.000 bedraagt. Voor zover belanghebbende verzoekt om een langere termijn voor de onderbouwing van de door hem gestelde schade, wijst de rechtbank dit verzoek af. Belanghebbende heeft gedurende de procedure voldoende gelegenheid gehad om de hoogte van de door hem gestelde schade te onderbouwen.

VI. Integrale proceskostenvergoeding

4.14.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor toekenning van een integrale proceskostenvergoeding. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van onzorgvuldig handelen of handelen tegen beter weten in door de inspecteur. De afwijzing van het verzoek om een integrale proceskostenvergoeding behoeft geen nadere motivering.5

5 Griffierecht en proceskosten

5.1.

De inspecteur dient aan belanghebbende het betaalde griffierecht van € 48 te vergoeden, omdat de beroepen gegrond zijn.

5.2.

De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.

5.3.

De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige zaken samenhangen6 met de zaken van belanghebbende met de nummers 19/4118 tot en met 19/4135 en 21/3995 tot en met 21/3998. Die zaken hebben betrekking op naheffingsaanslagen omzetbelasting en loonheffingen respectievelijk de aanslag IB/PVV 2016 die aan belanghebbende zijn opgelegd. Deze beroepen zijn (nagenoeg) gelijktijdig behandeld. Ook de beroepen in die zaken zijn gegrond. Uit oogpunt van eenvoud verdeelt de rechtbank de toe te kennen kostenvergoeding niet over alle uitspraken. De kostenvergoeding waar belanghebbende op basis van alle beroepen voor in aanmerking komt, wordt door de rechtbank volledig in de uitspraak in de zaken met nummers 19/4118 tot en met 19/4135 toegekend.

6 Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond, maar alleen voor de boetebeschikkingen;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar maar alleen voor de boetebeschikkingen;

- vernietigt de boetebeschikkingen;

- bepaalt dat de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht van € 48vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. van der Vegt, voorzitter, mr. drs. P.C. van der Vegt en mr. H.J. Cosijn, rechters, in aanwezigheid van mr. E.J.M. Bohnen, griffier, op 31 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch. De rechters die deze uitspraak hebben gedaan, zijn normaal gesproken als raadsheer werkzaam bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Zij zijn in 2021 als rechter-plaatsvervanger gedetacheerd bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Een eventueel hoger beroep moet worden ingediend bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, maar zal worden behandeld door raadsheren van het gerechtshof Den Haag, dat als nevenzittingsplaats van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch is aangewezen.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

1 Artikel 4, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR)

2 Bladzijde 5 van het rapport, opgenomen onder 2.10 van deze uitspraak.

3 Zie artikel 7.2, lid 2, onder a, van de Wet op de inkomstenbelasting 2001.

4 Hoge Raad 13 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2586 en Hoge Raad 28 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:254.

5 Hoge Raad 5 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:4.

6 Artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.