Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2022:407

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
31-01-2022
21-02-2022
21/3996 t/m 21/3998
Belastingrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Rechtspraak.nl
FutD 2022-0659

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 21/3996 tot en met 21/3998

uitspraak van 31 januari 2022

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonend in [woonplaats] (Polen),

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende de hierna vermelde naheffingsaanslagen omzetbelasting (hierna: de naheffingsaanslagen) opgelegd. Gelijktijdig zijn beschikkingen gegeven waarbij boeten zijn opgelegd of rente in rekening is gebracht tot de hierna vermelde bedragen:

Aanslagnummer

Periode

Dagtekening

Belasting

Rente

Boete

[aanslagnummer] F02.3502

2013

24 maart 2018

€ 6.777

€ 1.140

€ 3.363

[aanslagnummer] F02.4502

2014

24 maart 2018

€ 36.617

€ 4.788

€ 18.088

[aanslagnummer] F02.5503

2015

24 maart 2018

€ 8.988

€ 815

€ 3.180

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 4 oktober 2019 het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft bij brief van 8 november 2019, ontvangen bij rechtbank Gelderland op 14 november 2019, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 174.

1.5.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (de rechtbank) heeft partijen op 27 september 2021 schriftelijk geïnformeerd dat de rechtbank Gelderland de onderhavige zaken heeft verwezen naar de rechtbank.

1.7.

Belanghebbende heeft op 23 november 2021 en 26 november 2021 nadere stukken ingediend. Een afschrift van deze stukken is aan de inspecteur verzonden.

1.8.

De inspecteur heeft op 7 december 2021 een pleitnota overgelegd. Een afschrift daarvan is aan belanghebbende gestuurd.

1.9.

De zitting heeft op 10 december 2021 plaatsgevonden in Breda. Daar zijn verschenen belanghebbende, zijn echtgenote, mr. M. Lewandowski en [bijstand] , en namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] , [inspecteur 4] en [inspecteur 5] . Tevens was aanwezig H.M. Broos-Kania (tolk).

Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de onderhavige zaken en de zaken met nummers 19/4118 tot en met 19/4135, 21/3995, 21/3999 en 21/4000.

1.10.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de andere partij.

1.11.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Met ingang van [inschrijvingsdatum] 2004 staat [eenmanszaak] (hierna: de eenmanszaak) ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (hierna: KvK). De activiteiten bestaan uit ‘interieurbouw en timmerbedrijf’. Belanghebbende staat bij de KvK geregistreerd als eigenaar van de eenmanszaak en beschikt over een btw-nummer.

2.2.

Belanghebbende stond in de onderhavige jaren in Polen ingeschreven op het adres [adres 1] . In de Basisregistratie personen (hierna: BRP) stond belanghebbende achtereenvolgend ingeschreven op de volgende adressen:

Adres

Van

Tot

[adres 2]

[datum] -2005

[datum] -2006

[adres 3]

[datum] -2006

[datum] -2011

[adres 1] (Polen)

[datum] -2011

[datum] -2012

[adres 4]

[datum] -2012

[datum] -2016

[adres 5]

[datum] -2016

[datum] -2019

[adres 6]

[datum] -2019

[datum] -2019

[adres 7] (Slowakije)

[datum] -2019

2.3.

Belanghebbende heeft aanvankelijk geen aangiften omzetbelasting ingediend. In 2016 heeft belanghebbende suppletieaangiften ingediend die zijn gedagtekend 27 mei 2015 (2013), 2 oktober 2015 (2014) respectievelijk 3 maart 2016 (2015). De suppletieaangiften zijn gedaan naar te betalen bedragen aan omzetbelasting van € 4.280 (2013), € 7.467 (2014) respectievelijk € 26.357 (2015).

2.4.

Op 17 november 2016 is een boekenonderzoek aangekondigd. Doel van het boekenonderzoek was onder meer de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015. Dat boekenonderzoek is gestart met een inleidend gesprek waarbij naast belanghebbende ook [toenmalig adviseur] , de toenmalige adviseur van belanghebbende, en [heer Z] aanwezig waren. [heer Z] is een neef van belanghebbende en is opgetreden als woordvoerder.

2.5.

In het kader van het boekenonderzoek zijn door de inspecteur derdenonderzoeken ingesteld bij twee opdrachtgevers: [opdrachtgever 1] en [opdrachtgever 2] Op 29 maart 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden met [heer X] , verbonden aan [opdrachtgever 1] . Het verslag van dit gesprek vermeldt onder andere:

“- [heer X] is in contact gekomen met [heer Z] via zijn dochter;

(…)

- [heer Z] had aangegeven wel bereid te zijn werkzaamheden te verrichten middels zijn bedrijf voor [heer X] ;

- [heer X] heeft een offerte gekregen van [heer Z] (een kopie verstrekt) waarin sprake was van een aanneemsom van € 63.954 exclusief omzetbelasting en materiaal.;

(…)

- De Poolse arbeidskrachten hadden voorzieningen op het werk zodat ze konden blijven overnachten; (…)

- Hiervoor werd de uurprijs aangepast van € 15 per uur naar € 14,25 per uur;

- [heer Z] schrijft dat ze al 7 jaar op deze manier werken zonder dat er een bouwopzichter bij nodig was;

(…)

- Volgens [heer X] waren de heren [heer Z] en [heer Y] ( [eenmanszaak] ) voorgesteld als partners, aanwezig bij de bespreking van de offerte en aanvaarding van de opdracht;

- Volgens [heer X] was [heer Z] de feitelijke opdrachtnemer voor een bedrag van € 75.000;

(…)

- Alle afspraken waren gedaan met [heer Z] en dat was ook degene die de arbeidskrachten aanstuurde op de bouw en leiding of toezicht had en bijstuurde daar waar nodig.

(…)

Volgens [heer X] gedroeg [heer Z] zich als werkgever die zijn arbeidskrachten aanstuurde daar waar nodig. Met [belanghebbende] heeft hij verder geen contact gehad alles liep via [heer Z] .”

Het verslag van het gesprek met vertegenwoordigers van [opdrachtgever 2] op 12 april 2017 vermeldt onder meer het volgende:

“- Alle contacten liepen via [heer Z] die zich presenteerde als eigenaar van de onderneming;

(…)

- Met [heer Z] waren afspraken gemaakt over een te betalen uurloon;

- Tijdens het werk is vrijwel altijd een medewerker van [opdrachtgever 2] aanwezig;

- Deze medewerker heeft toezicht op de werkzaamheden en geeft instructies aan [heer Z] die daarop de medewerkers instrueert;

- [heer Z] werkt volgens [mevrouw] niet zelf mee op de bouw, geeft alleen aanwijzingen aan de werknemers;

(…)

- Indien er problemen zijn op het werk is [heer Z] aanspreekpunt, beide medewerkers weten niet over een andere ondernemer, het is het bedrijf van [heer Z] waarmee zaken worden gedaan.

(…)

Volgens [opdrachtgever 2] zijn het werknemers van [heer Z] doch [opdrachtgever 2] heeft daarna niet geïnformeerd.”.

2.6.

Op 24 mei 2017 heeft de inspecteur een gesprek gehad met belanghebbende. Bij dat gesprek was een Poolse tolk aanwezig, omdat belanghebbende de Nederlandse taal niet beheerst. Ook [heer Z] en [toenmalig adviseur] waren bij dat gesprek aanwezig. Het verslag van het gesprek van 24 mei 2017 vermeldt onder andere het volgende:

“Vraag 2

Welke werkzaamheden voert uzelf uit binnen de onderneming?

Antwoord [belanghebbende]

Ik heb toezicht op de bouwen en lever materialen op de bouw. Ik heb geen tijd om zelf mee te werken.

Vraag 3

Hoe verwerft u uw opdrachten in Nederland

Antwoord [belanghebbende]

Ik moet het hebben van mond tot mond reclame. Met klanten communiceer ik in de Duitse taal als het om de bouwwerkzaamheden gaat.

Vraag 4

Maakt u reclame voor uw werkzaamheden in Nederland? Zo ja op welke manier?

Antwoord [belanghebbende]

Mijn reclame is de goede uitvoering van de werkzaamheden. Daardoor krijg ik nieuwe klanten. Ik

heb een eigen website (aangegeven door [heer Z] ) namelijk www. [website] .com

Aanvankelijk wist hij niet dat hij een website had.

(…)

Vraag 9

Verricht uzelf alle werkzaamheden alleen?

Antwoord van [belanghebbende]

Alle werkzaamheden voor mijn onderneming voer ik zelf uit.

(…)

Vraag 12

Wie voert voor u de dagelijkse administratie?

Antwoord [belanghebbende]

Dagelijkse administratie wordt door [belanghebbende] uitbesteed aan [heer Z] . (…) De facturen worden gemaakt door [heer Z] . Er is sprake van een aanneemsom. Indien de heer [belanghebbende] verkeerd heeft gecalculeerd dan krijgt hij te weinig betaald voor de uitgevoerde werkzaamheden. (…) [belanghebbende] geeft aan [heer Z] door wat gefactureerd moet worden.

(…)

Vraag 15

Heeft u een eigen (zakelijk/prive) bankrekening(en) in Nederland? Nummer(s)

Antwoord [belanghebbende]

Ik heb maar één bankrekening. Dit is zowel zakelijk als privé. Het nummer van deze bankrekening ken ik niet uit het hoofd.

Vraag 16

Heeft u een eigen pasje van de bankrekening en bent u de enige die beschikt over een pasje voor uw bankrekening?

Antwoord [belanghebbende]

Ik heb zelf een bankpasje, maar die heb ik niet bij me. Niemand anders heeft een bankpasje van mijn rekening.

(…)

Vraag 18

Hoe komt u aan de buitenlandse arbeidskrachten die de werkzaamheden verrichten samen met u?

Antwoord [belanghebbende]

Ik neem telefonisch contact op met deze personen of ik ga langs in Polen. Aldaar heb ik een groep mensen waarop ik een beroep kan doen voor het uitvoeren van werkzaamheden in Nederland.

Vraag 19

Indien u gebruik maakt van buitenlandse arbeidskrachten hoe wordt bepaalt wat zij mogen factureren?

Antwoord [belanghebbende]

Met de arbeidskrachten wordt op basis van een uurprijs afgerekend ik denk tussen de € 20 en € 23. Elk uur van de Poolse ondernemers wordt betaald. Nadat [heer Z] had aangegeven dat [belanghebbende] zich had vergist werd de uurprijs bijgesteld na € 15 per uur onder de restrictie dat het mede afhankelijk was van leeftijd, ervaring etc.

(…)

Vraag 21

Indien een klant niet betaalt hoe wordt geregeld dat hij betaald?

Antwoord [belanghebbende]

Komt niet voor volgens [belanghebbende] . Doet er alles aan dat de klant wel betaalt. Alle klanten hebben alles betaald. Bij nader inzien, aangegeven door [heer Z] , komt het wel eens voor en wordt dit doorgegeven aan [heer Z] die dan ve[r]der zorgt voor incasso maatregelen

(…)

Vraag 25

Maakt u een urenregistratie op van de verrichte uren werk? Indien ja kunt u deze overleggen?

Antwoord [belanghebbende]

Ik houd geen urenregistratie bij van mij gewerkte uren. Deze kan ik niet in rekening brengen bij de klant. (…) Als [belanghebbende] in Polen is voor zaken gaan de werkzaamheden in Nederland gewoon door. [belanghebbende] geeft aan dat hij de arbeidskrachten voldoende heeft geïnformeerd zodat ze zonder leiding verder kunnen werken.

(…)

Vraag 28

Hoe legt u contact met uw buitenlandse arbeidskrachten?

Antwoord [belanghebbende]

Zodra er geen werk meer is gaan de Poolse ondernemers terug naar Polen. Ik neem telefonisch contact op indien er weer arbeidskrachten noodzakelijk zijn. Ik heb een bellerslijst met namen van arbeidskrachten die in staat zijn de werkzaamheden te verrichten.

Opmerkingen:

Omdat [belanghebbende] aangaf de Duitse taal machtig te zijn hebben wij enkele vragen gesteld in het Duits. Het leverde geen reactie op van [belanghebbende] . Kennelijk kon hij de taal niet verstaan. Daarnaast weet [belanghebbende] betrekkelijk weinig over zijn onderneming.”.

2.7.

Van de bevindingen van het boekenonderzoek is een rapport opgemaakt met datum 20 februari 2018 (hierna: het rapport). In dat rapport staat onder andere:

2.2. Bedrijfsactiviteiten

(…)

Er zijn 30 á 40 opdrachtgevers per jaar.

(…)

Afspraken met opdrachtgevers worden gemaakt door [heer Z] . [heer Z] is een soort communicatiemanager van de heer [belanghebbende] . Alle gesprekken met potentiële opdrachtgevers zouden worden gevoerd door [heer Z] die daarbij optrad in opdracht van, voor rekening en risico van en namens [eenmanszaak] . Hij helpt met de sturing van de werkzaamheden, neemt de telefoon aan en geeft de vragen en wensen van de opdrachtgevers door aan de heer [belanghebbende] . [heer Z] omschrijft zijn werkzaamheden als tolk en communicatiemanager.

[heer Z] geeft volgens eigen verklaring advies aan klanten van de heer [belanghebbende] c.q. “ [eenmanszaak] ” die werkzaamheden willen laten uitvoeren. (…) Daarnaast voert [heer Z] ook zelf bouwwerkzaamheden uit als een soort meewerkend voorman binnen de onderneming [eenmanszaak] . Hij voert daarnaast geen werkzaamheden uit voor andere opdrachtgevers dan [eenmanszaak] .

De heer [belanghebbende] en belanghebbende [heer Z] gaan samen naar de klant om een opdracht te bespreken. De heer [belanghebbende] maakt een offerte in het Pools. Deze wordt door [heer Z] vertaald in het Nederlands en daarna overhandigd aan de klant. Er is echter geen enkele offerte bewaard gebleven in de administratie. Noch in het Pools noch in het Nederlands.

Volgens [heer Z] wordt er een prijs per opdracht afgesproken met de opdrachtgever. Volgens hem is het uurtarief € 23. Dit blijkt echter niet uit de uitgeschreven facturen. De facturen en de contracten worden door hem opgemaakt. De facturen zijn gebaseerd op de aanneemsom. De heer [belanghebbende] geeft wekelijks aan [heer Z] door wat er gefactureerd moet worden. In principe betalen de klanten de voor het werk overeengekomen prijs. Bij problemen omtrent de betaling verzorgt [heer Z] de incassomaatregelen.

(…)

De heer [belanghebbende] beschikt over een eigen computer die hij echter niet zou gebruiken voor zijn onderneming. Hij geeft alle info door aan [heer Z] . De heer [belanghebbende] besteedt de dagelijkse administratie uit aan [heer Z] . Deze zet de bankafschriften en de inkoop- en verkoopfacturen in ordners en brengt deze naar de adviseur welke de gegevens verwerkt in een boekhoudprogramma. Primaire vastleggingen worden niet bewaard. (…)

De van de opdrachtgevers verkregen klussen worden uitgevoerd door zijn medewerkers (zoals aangegeven op zijn website). Dit zijn Poolse arbeidskrachten die allen werkzaam zouden zijn als ZZP’ers. De buitenlandse arbeidskrachten worden telefonisch benaderd of ter plekke (in Polen). Zij hebben geen VAR overgelegd. Er wordt gedurende 5 dagen per week gewerkt. Met de arbeidskrachten wordt afgerekend op basis van een uurtarief van € 15, een en ander afhankelijk van leeftijd, ervaring etc. (…)

Door ons werd bij twee opdrachtgevers een derdenonderzoek ingesteld en daarbij is ons gebleken dat hetgeen [heer Z] verklaart juist is. De derden hebben ons bevestigd dat [heer Z] alle zaken met betrekking tot de werkzaamheden regelt, maar wel uiteindelijk alles in opdracht van, voor rekening en risico van en namens de heer [belanghebbende] c.q. [eenmanszaak] .

(…)

In de controlejaren heeft de heer [belanghebbende] volgens zijn verklaring geen personeel in dienst gehad. De heer [belanghebbende] heeft gebruik gemaakt van de diensten van meer dan twintig Poolse arbeidskrachten. De werkzaamheden van deze Poolse arbeidskrachten zijn noch door de heer [belanghebbende] , noch door de heer [toenmalig adviseur] als adviseur, beoordeeld op de aspecten van de loonheffingen en zijn ook niet ter beoordeling voorgelegd aan de Belastingdienst. Volgens [heer Z] beschikken de Poolse arbeidskrachten wel over een A1 verklaring (Poolse sociale wetgeving zou van toepassing blijven tijdens het uitvoeren van werkzaamheden in Nederland), welke ze altijd bij zich zouden hebben. De heer [belanghebbende] heeft daarvan geen kopieën in zijn administratie, ook [heer Z] beschikt niet over deze papieren. In de systemen die ons over de afgegeven A1 ter beschikking staan komen de betrokken Poolse arbeidskrachten niet voor met een afgegeven A1 verklaring met uitzondering van (…).

2.3.

Werkwijze

(…)

In de controlejaren is geen kasadministratie bijgehouden. [heer Z] doet alle contante en

bancaire betalingen van [eenmanszaak] . [heer Z] heeft toegang tot de bankrekening

van de heer [belanghebbende] .

(…)

2.7

Administratieve organisatie en interne beheersing

De dagelijkse administratie wordt door de heer [belanghebbende] uitbesteed aan [heer Z] . [heer Z] zet de bankafschriften en de inkoop- en verkoopfacturen in ordners en brengt die eens per kwartaal naar de adviseur, de heer [toenmalig adviseur] . (…)

De heer [belanghebbende] heeft geen agenda of werkplanning overgelegd. Er is ook geen urenadministratie of kilometeradministratie overgelegd. Offertes worden meestal mondeling gemaakt en de uitgeschreven offertes en/of overeenkomsten zijn niet bewaard gebleven c.q. overgelegd. Verder is geen kasboek bijgehouden, terwijl er in de controlejaren wel contante inkomsten en uitgaven zijn geweest.

(…)

Wij hebben op basis van de aan ons tijdens het boekenonderzoek verstrekte facturen geconstateerd dat in het jaar 2014 de door [eenmanszaak] inkomende/ontvangen facturen niet overeenkomen met de door [heer Z] uitgeschreven facturen voor de door hem verrichtte werkzaamheden in opdracht van [eenmanszaak] . (…)

In de controlejaren zijn de contante betalingen en ontvangsten niet bijgehouden. (…)

Tijdens het inleidende gesprek hebben we vragen gesteld over de administratie. Er is geen aansluiting tussen de digitale administratie en de ingediende aangifte inkomstenbelasting en omzetbelasting.

We hebben de voorafgaande journaalposten opgevraagd. Verder zijn vragen gesteld over de balansposten debiteuren, crediteuren en tussenrekeningen (…) hebben we vragen gesteld en betalingsbewijzen opgevraagd over de boekingen “Inkoop facturen nog te ontvangen” in de jaarrekening 2013. Tevens hebben we de verzekeringspolissen en de huurovereenkomst opgevraagd. Tot op heden hebben wij geen duidelijke antwoorden ontvangen van de heer [belanghebbende] of zijn adviseur. Er is niet duidelijk geworden welke facturen zijn betaald en welke niet. In de digitale administratie zijn tussenrekeningen opgenomen die niet zijn verklaard door de adviseur. Daarom constateren we dat de administratie niet op redelijke termijn controleerbaar is.

Over de controlejaren werden volgens belastingplichtige geen agenda’s, urenadministratie, werkplanning, cliëntenadministratie, verkoop- en debiteurenadministratie bijgehouden.

(…)

4 Fiscale Winst- en Verliesrekening

4.1

Opbrengstverantwoording

In de jaarrekening 2014 is € 141.212 opgenomen met de omschrijving "Stortingen en inkomsten".

Op 19 juli 2017 hebben wij een brief gestuurd naar de heer [belanghebbende] . We hebben hem in de

gelegenheid gesteld om deze storting te verklaren en te onderbouwen met bewijsstukken. Op

14 augustus 2017 hebben wij een e-mailbericht ontvangen van de heer [toenmalig adviseur] waarin staat dat dit

bedrag het resultaat zou zijn van een opgelopen debiteurenstand en een vooruitbetaling aan [heer Z]

. Er wordt iets beweerd dat niet onderbouwd is met bewijsstukken. Omdat de

herkomst van deze storting niet is verklaard gaan wij de opbrengsten van het jaar 2014 daarmee

verhogen en daarbij zullen wij tevens rekening houden met de verschuldigde omzetbelasting.

Correctie:

Meer opbrengsten € 116.704

Meer omzetbelasting € 24.507

4.2

Extra omzet 21%

[eenmanszaak] koopt de materialen in bij diverse bouwmarkten o.a. Bouwmaat, Gamma,

Warmteservice, Hubo en Karwei.

Als er materiaalkosten of brandstofkosten in rekening zijn gebracht dan staat dat op de uitgaande

facturen. Voor de brandstofkosten staat er een bedrag vermeld. Wat de materiaalkosten betreft

wordt meestal vermeld "Zie bonnen Bouwmaat". Er is geen lijst of specificatie waaruit blijkt welke

materialen en voor welk bedrag per klus in rekening is gebracht. Indien de facturen per bank zijn

betaald, boekt de medewerker het factuurbedrag (de gedane werkzaamheden) onder omzet 6% of

21% en het overgebleven bedrag wordt geboekt op de grootboekrekening omzet 21%. Dit

vertegenwoordigt dan materiaal en/of brandstof.

In de controle jaren werden de contante ontvangsten en uitgaven niet bijgehouden. [eenmanszaak]

heeft zoals eerder vermeld geen kasboek of kasadministratie.

Wij hebben geconstateerd dat bij de contant afgerekende werkzaamheden de daarin begrepen

doorberekende materialen niet zijn verwerkt als omzet. Deze conclusie trekken wij op basis van de

kostenpost inkoop materialen geboekt op grootboekrekening 7000. De omzet 21% moet minimaal

het bedrag van inkoop materialen zijn. Dit is echter niet het geval.

2013

2014

2015

Omzet 21% volgens administratie

€ 32.608

€ 40.919

€ 88.251

Facturen met dienstverlening 21%

€ 3.002 -/-

€ 690 -/-

€ 33.903 -/-

Omzet materialen 21%

€ 29.606

€ 40.229

€ 54.348

Inkoop materialen

€ 61.160

€ 95.274

€ 81.515

Verschil (meer omzet 21%)

€ 31.554

€ 55.045

€ 27.167

Bij de berekening van de omzet over het jaar 2015 hebben wij rekening gehouden met het feit dat

de tijdelijke verlaging van het omzetbelastingtarief omtrent verbouw-, renovatie en

herstelwerkzaamheden tot 1 juli 2015 gold. Na deze datum vallen bijna alle werkzaamheden onder

het algemene tarief (21%).

We verhogen de opbrengsten van [eenmanszaak] met de volgende bedragen:

2013

2014

2015

Extra omzet 21%

€ 31.554

€ 55.045

€ 27.167

Meer omzetbelasting

€ 6.626

€ 11.559

€ 5.705

Meer privé-onttrekkingen

€ 38.180

€ 66.604

€ 32.872

4.3

Resumé opbrengstcorrecties

Wij hebben de niet aangegeven opbrengsten voor de controlejaren 2013 tot en met 2015 als volgt

berekend:

2013

2014

2015

Correctie punt "4.1 Opbrengst verantwoording"

€ 0

€ 116.704

€ 0

Correctie punt "4.2 Extra omzet 21%"

€ 31.554

€ 55.045

€ 27.167

Totaal opbrengst correcties

€ 31.554

€ 171.749

€ 27.167

4.4

Juistheid van de kosten

De uitgaven die gemaakt zijn ten behoeve van de activiteiten zijn aftrekbaar. De heer [belanghebbende] moet

deze kosten met behulp van facturen en betalingsbewijzen aantonen. Uit de administratie van de

jaren 2013 tot en met 2015 blijkt dat niet van alle in aftrek genomen kosten de facturen of bonnen

bewaard zijn gebleven. We plaatsen hierbij de volgende opmerkingen.

(…)

4.4.2

Telefoon- en internetkosten

In de jaren 2013 tot en met 2015 zijn verschillende bedragen geboekt op deze grootboekrekening.

Niet alle bonnen en of facturen zijn aanwezig in de administratie. In 2014 is een bedrag van

€ 200 exclusief btw geboekt op deze grootboekrekening in verband met een aankoop bij [ B.V. 1]

Op de factuur staat de naam van [heer Z] .

Daarnaast zijn er ook boekingen gedaan met de omschrijving " [B.V. 2] prepaid services", [B.V. 3]

geen bon" en "alles media". Omdat de facturen ontbreken accepteren wij deze kosten

niet. De correcties voor de jaren 2013 tot en met 2015 zijn als volgt:

2013

2014

2015

Minder telefoonkosten

€ 169

€ 1.249

€ 830

Meer omzetbelasting

€ 25

€ 129

€ 0

Meer privé-onttrekkingen

€ 194

€ 1.378

€ 830

4.4.3

Administratiekosten

In het jaar 2013 zijn kosten geboekt met de omschrijving "adviseur [adviseur] ". Het gaat om een

bedrag van € 495 exclusief btw. De facturen ontbreken in de administratie. Wij hebben deze

facturen opgevraagd maar tot op heden niet ontvangen. Wij accepteren deze kosten niet.

In de geboekte administratie van het jaar 2015 is een bedrag van € 3.255 exclusief btw geboekt

als administratiekosten. Uit de ontvangen facturen blijkt dat € 2.300 betrekking heeft op de jaren

2013 en 2014 (€ 1.500 respectievelijk € 800). Deze bedragen zijn echter in de jaarrekeningen

2013 en 2014 als kosten opgenomen. De voorbelasting is in die jaren niet in aftrek genomen. Dit

houdt in dat de administratiekosten van het jaar 2015 € 955 bedragen. Het restant moet afgeboekt

worden op de balansposten "Nog te betalen accountantskosten". De juiste journaalpost is:

Administratiekosten 2015 € 955

Te verrekenen omzetbelasting € 684

Nog te betalen accountantskosten 2013 € 1.500

Nog te betalen accountantskosten 2014 € 800

Aan crediteuren/bank € 3.939

Bij het opmaken van de jaarrekening 2015 dient de heer [toenmalig adviseur] rekening te houden met

bovenstaande feiten. Dit leidt dan tot de volgende correctie voor het jaar 2015:

Nog te betalen accountantskosten (2013 en 2014) € 2.300

Aan administratiekosten (2015) € 2.300

Correctie:

Minder administratiekosten 2013 € 495

Meer omzetbelasting € 104

Meer privé-onttrekkingen € 599

(…)

4.4.5

Vervoerskosten

Tijdens het gesprek vertelde de heer [belanghebbende] dat hij meerdere privé auto's heeft. In de controle

jaren heeft de heer [belanghebbende] een Opel Vivaro met Pools kenteken [kenteken] gebruikt. Thans heeft

hij twee bestelbusjes en twee andere auto's ter beschikking in Nederland. De heer [belanghebbende] wist het

merk of kenteken van deze auto's niet. Voor zakelijke ritten kan er voor de inkomstenbelasting

€ 0,19 per kilometer op het resultaat in mindering worden gebracht. Omdat er sprake is van een

forfaitaire aftrek per kilometer, kunnen er geen overige autokosten zoals parkeergeld, stalling en

reparaties in mindering worden gebracht.

De heer [belanghebbende] heeft de gereden kilometers niet bijgehouden. Tijdens het gesprek op 24 mei 2017

hebben wij de heer [belanghebbende] en de heer [toenmalig adviseur] geïnformeerd dat wij de in de jaarrekeningen 2013 en

2014 opgenomen kilometervergoeding niet accepteren. De heer [belanghebbende] en de heer [toenmalig adviseur] zijn

akkoord gegaan met deze correcties. Dit geldt ook voor de jaren 2015 en 2016. De heer [toenmalig adviseur] mag

deze kosten niet opnemen in de nog in te dienen aangiften inkomstenbelasting.

Uit de administratie blijkt dat in de jaren 2013 tot en met 2015, naast de kilometervergoeding, ook

brandstofkosten en reparaties van de privé auto als kosten zijn opgenomen. Van sommige facturen

is de voorbelasting in aftrek genomen. Dit is onjuist. Wij zullen ook de in vooraftrek genomen

voorbelasting naheffen.

Resumé correcties vervoerskosten:

2013

2014

2015

Minder kilometervergoeding

€ 9.500

€ 11.400

-

Brandstofkosten

€ 341

-

€ 10.247

Minder ontheffing parkeergelden

€ 128

Reparatie auto

€ 134

€ 0

€ 977

Totale vervoerskosten

€ 10.103

€ 11.400

€ 11.224

Minder voorbelasting

€ 16

€ 388

€ 840

Meer privé-onttrekkingen

€ 10.119

€ 11.788

€ 12.064

(…)

4.4.8

Inkoop materialen

In de digitale administratie van de jaren 2014 en 2015 zijn kosten opgevoerd van ingekochte

materialen waarvan de facturen of bonnen ontbreken. Het is niet aannemelijk gemaakt dat deze

kosten daadwerkelijk door [eenmanszaak] zijn gemaakt. Wij gaan de inkoop materialen van de

jaren 2014 en 2015 verlagen met de volgende bedragen:

2014: € 2.742

2015: € 1.628

Daarnaast hebben wij ook een pro forma factuur aangetroffen van [B.V. 4] Dit

betreft een bedrag van € 906 exclusief btw. De dagtekening van de pro forma factuur is 20 februari

2015. Omdat een pro forma factuur geen officiële factuur is, accepteren wij deze kosten niet.

Resumé correctie inkoop materialen:

2014

2015

Minder inkoop materialen

€ 2.742

€ 2.534

Minder voorbelasting

€ 34

€ 530

Bij het opmaken van de jaarrekening 2015 dient de heer [toenmalig adviseur] rekening te houden met de kosten

correctie voor het jaar 2015.

(…)

6 Omzetbelasting

6.1

Aangifte

In de jaren 2013 tot en met 2015 zijn geen kwartaalaangiften omzetbelasting ingediend. De

jaarrekening 2013 is samengesteld door de heer [toenmalig adviseur] . De dagtekening van de jaarrekening is

13 juni 2014. De suppletieaangifte 2013 heeft de dagtekening 27 mei 2015 en die van het

jaar 2014 2 oktober 2015. De suppletieaangiften zijn echter pas in 2016 ingediend. De

suppletieaangifte van het jaar 2015 is eveneens in 2016 ingediend.

De heer [toenmalig adviseur] zorgt voor de samenstelling van de aangiften omzetbelasting. De aangiften worden

volgens de heer [toenmalig adviseur] opgemaakt aan de hand van de cijfers van de digitale boekhouding. De

suppletieaangiften omzetbelasting worden eveneens berekend door de heer [toenmalig adviseur] .

Gebleken is dat er in de jaren 2013 tot en met 2015 te weinig verschuldigde omzetbelasting is

aangegeven en dat er te veel voorbelasting is geclaimd.

Naar aanleiding van dit boekenonderzoek zullen er naheffingsaanslagen worden opgelegd.

De in dit rapport opgenomen bevindingen brengen ons tot de conclusie dat de heer [belanghebbende] over de

jaren 2013 tot en met 2015 niet de vereiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan.

6.2

Formele vereisten omzetbelasting

Volgens artikel 35 a Wet op de Omzetbelasting moeten op de facturen de volgende gegevens

worden vermeld:

- de datum van uitreiking van de factuur;

- een opeenvolgend nummer, met één of meer reeksen, waardoor de factuur eenduidig wordt

geïdentificeerd;

- het btw-identificatienummer waaronder de ondernemer de goederenleveringen of de diensten

heeft verricht;

- het btw-identificatienummer van de afnemer waaronder hij een goederenlevering of een dienst

heeft afgenomen waarvoor hij tot voldoening van de belasting is gehouden of waaronder hij een

goederenlevering als bedoeld in de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6, heeft

afgenomen;

- de volledige naam en het volledige adres van de ondernemer en zijn afnemer;

- de hoeveelheid en de aard van de geleverde goederen of de omvang en de aard van de verrichte

diensten;

- de datum waarop de goederenlevering of de dienst heeft plaatsgevonden of voltooid is of de

datum waarop de in artikel 34c, eerste lid, onderdelen d en e, bedoelde vooruitbetaling is

gedaan, voor zover die datum vastgesteld is en verschilt van de uitreikingsdatum van de factuur;

- de vergoeding voor eik tarief of elke vrijstelling, de eenheidsprijs, belasting niet inbegrepen,

evenals de eventuele vooruitbetalingskortingen, prijskortingen en -rabatten indien die niet in de

eenheidsprijs zijn begrepen;

- het toegepaste tarief van de belasting;

- het te betalen bedrag van de belasting, tenzij er een bijzondere regeling van toepassing is

waarvoor deze wet die vermelding uitsluit.

Bij de controle van de verkoopfacturen, hebben wij de volgende onjuistheden geconstateerd:

- het opeenvolgend nummer op de verkoopfacturen ontbreekt;

- de omschrijving van de gedane werkzaamheden is te summier;

- de volledige namen en het volledige adres van de opdrachtgevers ontbreken;

- de hoeveelheid en de omvang en de aard van verrichte diensten ontbreken;

- het btw-bedrag is onjuist berekend op een aantal facturen.

De btw-verlegd regelgeving wordt niet juist toegepast. Wij hebben facturen aangetroffen in de

administratie met de vermelding btw-verlegd. De opdrachtgevers zijn echter eindgebruikers. Dit

impliceert dat over deze werkzaamheden ten onrechte geen omzetbelasting is berekend.

Op de uitgeschreven facturen staat vermeld dat materialen zijn geleverd en soms wordt een

bedrag voor brandstofkosten vermeld. Over deze bedragen wordt geen btw berekend. Dit is

onjuist. De brandstofkosten en de geleverde materialen zijn onderdeel van de geleverde dienst.

Deze kosten vallen onder de maatstaf van heffing. De ondernemer is verplicht om de aangeschafte

materialen aan de afnemer in rekening te brengen. Deze diensten vallen onder het algemene

tarief.

Niet alle ontvangen facturen voldoen aan de factuurvereisten. We hebben gezien dat op de door

[heer Z] [bemiddeling] uitgeschreven facturen de naam en het btw-identificatienummer van [eenmanszaak] ontbreekt. Daarnaast hebben wij geconstateerd dat

niet alle Poolse arbeidskrachten een juist btw-identificatienummer hebben. Wij hebben meerdere

facturen aangetroffen van Poolse arbeidskrachten met hetzelfde btw-identificatienummer op de

factuur maar verschillende namen en adressen.

6.3

Verschuldigde omzetbelasting

6.3.1

Tarief

De werkzaamheden van [eenmanszaak] vallen onder verschillende tarieven. In de periode

1 maart 2013 tot en met 1 juli 2015 gold er een tijdelijke verlaging van het omzetbelastingtarief

omtrent verbouw-, renovatie en herstelwerkzaamheden. De in rekening gebrachte materialen en

brandstofkosten vielen onder het algemene tarief. Daarnaast paste de heer [belanghebbende] ten onrechte het

btw-verlegd en het nul tarief toe. Het schilderen van woningen ouder dan twee jaar valt sinds 2009

onder het lage tarief. Hieronder vallen ook het voorbereiden van het schilderwerk en de

voorbehandelingen.

6.3.2

Verleggingsregeling

De heer [belanghebbende] besteedt werk uit aan Poolse arbeidskrachten (zie ook onderdeel loonheffingen

hierna). Daarbij wordt de verleggingsregeling toegepast. Bij de verleggingsregeling betaalt degene

aan wie de levering wordt verricht of aan wie de dienst wordt verleend, de omzetbelasting. Dat

houdt in dat niet de Poolse arbeidskracht de omzetbelasting betaalt, maar de heer [belanghebbende] als

hoofdaannemer.

De hoofdaannemer moet deze belasting aangeven bij rubriek 2a van de aangifte omzetbelasting.

In diezelfde aangifte kan de hoofdaannemer deze belasting weer als voorbelasting aftrekken.

De heer [belanghebbende] heeft de omzet aangegeven bij rubriek 1e van de aangifte omzetbelasting. Maar dat

onderdeel is bestemd voor leveringen die belast zijn met 0%. We hebben de belastingplichtige er

op gewezen dat dit niet juist is.

De heer [belanghebbende] heeft gehandeld alsof de verleggingsregeling op een deel van de omzet van

toepassing is. Dit is niet juist, omdat er sprake is van een eindgebruiker. Zijn opdrachtgever mag

als ondernemer de door de heer [belanghebbende] in rekening gebrachte omzetbelasting wel in aftrek

brengen. Wij hebben daarom uit praktische overwegingen geen correctie aangebracht. Vanaf heden

moet de verleggingsregeling op de juiste wijze worden toegepast.

6.3.3

Creditfacturen

In het jaar 2015 zijn voor een bedrag van € 31.891 exclusief btw creditfacturen uitgeschreven en

verwerkt in de digitale administratie van [eenmanszaak] . Deze betreffen werkzaamheden belast

met het lage btw-tarief. De werkzaamheden hebben wel plaatsgevonden maar de opdrachtgever

heeft door een of andere reden het factuurbedrag niet betaald. Daarom heeft de heer [belanghebbende] samen

met zijn adviseur, de heer [toenmalig adviseur] naar een creatieve oplossing gezochten creditfacturen opgemaakt

voor hetzelfde bedrag. Uit de door ons uitgevoerde derdenonderzoeken blijkt dat deze facturen niet

zijn opgestuurd naar de opdrachtgever(s). Wij accepteren deze boekingen niet. De omzet en de

verschuldigde omzetbelasting van het jaar 2015 wordt verhoogd als volgt:

Meer omzet 6% € 31.891

Meer omzetbelasting € 1.913

Bij de nog op te maken jaarrekening van het jaar 2015 moet de heer [toenmalig adviseur] rekening houden met

deze correctie. Zie ook het onderdeel 5.6 "Resumé winstcorrectie 2015".

6.4

Voorbelasting

De voorbelasting wordt berekend volgens het factuurstelsel. Bij het controleren van de juistheid

van de in aftrek gebrachte voorbelasting hebben wij geconstateerd dat er ook voorbelasting wordt

afgetrokken over uitgaven die een privé karakter hebben zoals het aanschaffen van bedden bij de

Aldi. Daarnaast wordt onterecht voorbelasting afgetrokken van de brandstofbonnen. De

voorbelasting van privé-uitgaven is niet aftrekbaar.

Daarnaast hebben wij een aantal kassabonnen met een totaalbedrag boven € 100 inclusief

omzetbelasting in de administratie aangetroffen. Dit betreft de inkoop van een stofzuiger, een

hogedrukreiniger en andere materialen voor het bedrijf. Artikel 34d Wet Omzetbelasting zegt dat

het factuurbedrag van deze vereenvoudigde factuur niet hoger mag zijn dan € 100. Anders is de

voorbelasting zonder een volledige btw factuur niet aftrekbaar.

6.5

Recapitulatie voorbelasting

2013

2014

2015

Correctie 4.4.2 Telefoon- en internetkosten

€ 25

€ 129

€ 0

Correctie 4.4.3 Administratiekosten

€ 104

€ 0

€ 0

Correctie 4.4.5 Vervoerskosten

€ 16

€ 388

€ 840

Correctie 4.4.8 Inkoop materialen

€ 0

€ 34

€ 530

Totaal

€ 145

€ 551

€ 1.370

6.6

Berekening af te dragen omzetbelasting

2013

2014

2015

Omzet 21% jaarrekening/administratie

€ 32.645

€ 39.635

€ 241.117

Correctie 4.1 Opbrengstverantwoording (21%)

€ 0

€ 116.704

€ 0

Correctie 4.2 Extra omzet 21%

€ 31.554

€ 55.045

€ 27.167

Totaal omzet 21%

€ 64.199

€ 211.384

€ 268.284

Omzet 6% jaarrekening/administratie

€ 201.379

€ 294.553

€ 227.124

Correctie 6.3.3 Creditfacturen (6%)

€ 0

€ 0

€ 31.891

Totaal omzet 6%

€ 201.379

€ 294.553

€ 259.015

Omzet verlegd

€ 37.503

€ 874

€ 0

Totaal omzet

€ 303.081

€ 506.811

€ 527.299

Verschuldigde omzetbelasting 21%

€ 13.481

€ 44.390

€ 56.339

Verschuldigde omzetbelasting 6%

€ 12.082

€ 17.673

€ 15.541

Verschuldigde omzetbelasting privé gebruik diversen volgens de suppletie aangifte

€ 24

€ 24

€ 0

Af: Reeds afgedragen omzetbelasting

€ 4.280

€ 7.467

€ 26.357

Totaal verschuldigde omzetbelasting

€ 21.307

€ 54.620

€ 45.523

Voorbelasting volgens de suppletie aangifte

€ 14.675

€ 18.554

€ 37.905

Af: Voorbelasting (zie punt 6.5)

€ 145

€ 551

€ 1.370

Totaal voorbetasting

€ 14.530

€ 18.003

€ 36.535

Na te heffen omzetbelasting

€ 6.777

€ 36.617

€ 8.988

De na te heffen omzetbelasting over de jaren 2013 tot en met 2015 ten bedrage van € 52.382 mag

in het jaar van betaling niet ten laste van het resultaat worden gebracht.”.

2.8.

Belanghebbende heeft een door [arbeidskracht] afgelegde verklaring overgelegd met datum 16 november 2021. Daarin verklaart [arbeidskracht] :

“Sinds 2006 werkte ik in Nederland.

Aanvankelijk werkte ik onder een Nederlandse (ZZP) en daarna onder een Pools bedrijf

(eenmanszaak).

Nederlandse bedrijven zijn voor ons [voor mij en andere onderaannemers] opgericht door

[heer Z] . [heer Z] bemiddelde bij alle formaliteiten bij de KvK en de Belastingdienst in Nederland.

Eerst betaalde [heer Z] me contant, daarna maakte hij het geld over naar onze Poolse rekeningen. Ik heb nooit een Nederlandse bankrekening gehad.

De overboekingen zijn gedaan vanaf verschillende Nederlandse rekeningen - o.a. van

[belanghebbende] , [naam] .

[heer Z] stuurde text-berichten met werkinstructies, zoals waar te gaan, op welke opdrachten.

Op de bouwplaats heeft [heer Z] aangegeven welke werkzaamheden er moeten

gebeuren.

[belanghebbende] heeft vele malen met mij in Nederland gewerkt. We reisden vaak samen en logeerden

samen op bouwplaatsen.

[belanghebbende] werkte voornamelijk met ons [andere onderaannemers], wij voerden hetzelfde werk

uit.

Toen ik een Nederlands bedrijf had, kwam ik niet in aanraking met mijn administratie. Net

zoals [heer Z] mijn zaak registreerde, voerde hij waarschijnlijk de hele administratie, Ik heb in ieder geval nooit facturen uitgeschreven.

Toen ik een Pools bedrijf opende, instrueerde [heer Z] op welke factuur ik moest opmaken

en aan wie. Er waren geen dergelijke instructies van [belanghebbende] .

In het begin, toen ik een Nederlands bedrijf had, gebruikten ik en andere onderaannemers

van [heer Z] , auto’s met Nederlands kenteken. Ik weet niet op wie deze auto’s

geregistreerd waren, maar zeker niet op [belanghebbende] . [heer Z] stelde mij deze auto’s ter

beschikking (hij overhandigde de sleutels en vertelde waar ik heen moest). Later had ik mijn

eigen auto voor mijn Poolse bedrijf.

Noch ik, noch [belanghebbende] hebben met de opdrachtgevers gesproken. [heer Z] gaf instructies

over de uitvoering van het werk.

Bij de start van elke opdracht was [heer Z] samen met de opdrachtgever aanwezig.

Vervolgens gaf [heer Z] instructies wat te doen. Tijdens het werk kwam hij soms langs om

aan te geven wat er verbeterd of veranderd moest worden.

Aanvankelijk hadden we alle gereedschappen van [heer Z] . Later hadden sommigen van

ons hun eigen gereedschap, toen we ons Poolse bedrijf oprichtten. Maar toch gebruikte

ongeveer de helft van de onderaannemers gereedschappen van [heer Z] .

De administratie (documenten) werd naar het huis van [heer Z] gebracht. [heer Z] deed

de facturatie zelf, Nederlandse facturen heb ik nooit met eigen ogen gezien.

Vertrek voor opdrachten, retours en eerdere oproepingen dan afgesproken zijn door

[heer Z] bepaald.

Meestal waren het eerdere oproepingen om te werken, minder vaak zei hij dat het mogelijk is

om eerder te eindigen.

Vanuit mijn perspectief was [heer Z] de baas. De dingen die ik van [heer Z] hoorde, heb

ik nooit van [belanghebbende] gehoord.

(…)

De brieven van de Belastingdienst, de blauwe enveloppen, zijn aan [heer Z] gegeven en ik

weet niet wat hij ermee deed. Ik kende hun inhoud niet. [heer Z] heeft mij niet op de

hoogte gesteld van de inhoud van deze brieven. De laatste brief die kwam was waarschijnlijk

de informatie over de beëindigde procedure, het was ongeveer een halfjaar geleden, mijn

dochter vertaalde de inhoud via Google Translate. Deze laatste brief heb ik niet aan

[heer Z] geven omdat ik niet meer met hem samenwerkte. Ik heb deze brief niet bewaard.

Ik weet niet precies op welk adres mijn Nederlandse bedrijf stond ingeschreven, maar het

was waarschijnlijk het eerste adres van [heer Z] of zijn moeder. [heer Z] heeft dit adres

aan mij en anderen ter beschikking gesteld. Wij [de onderaannemers] waren niet echt op dat

adres aanwezig, we woonden er niet en bewaarden onze documenten daar niet. Van daaruit

hebben we [heer Z] ’s gereedschappen voor het werk opgehaald. We hadden geen vaste

woonplaats, we woonden op bouwplaatsen.

(…)

Ongeveer 4 jaar geleden merkte [heer Z] , in het bijzijn van mij en andere mensen, tijdens

een van de gesprekken op dat [belanghebbende] niet alles hoeft te weten wat [heer Z] doet, want als

er iets misgaat, dan “is [belanghebbende] zijn lanbouwgrond ontereikend” [d.w.z. als gevolg daarvan

zou [belanghebbende] zijn boerderij kunnen verliezen].”.

2.9.

Naar aanleiding van de bevindingen van het boekenonderzoek heeft de inspecteur de naheffingsaanslagen vastgesteld en de onder 1.1 vermelde beschikkingen gegeven. Voor de correcties met betrekking tot de omzet heeft de inspecteur over elke periode een boete opgelegd op grond van artikel 67f Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Voor de correcties aan de kostenkant (de voorbelasting) heeft de inspecteur over elke periode een boete opgelegd op grond van artikel 67c AWR.

2.10.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen door bezwaarschriften die zijn ingediend door zijn toenmalige gemachtigden verbonden aan [kantoor] (hierna: [kantoor] ).

2.11.

Op 16 april 2019 stond een hoorgesprek gepland waar niet alleen belanghebbendes bezwaar zou worden behandeld, maar ook het bezwaar dat door [heer Z] is gemaakt tegen aan hem opgelegde aanslagen en aan hem gegeven beschikkingen. Belanghebbende en zijn huidige gemachtigde zijn niet verschenen bij het hoorgesprek

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de volgende vragen.

I. Zijn de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geschonden?

II. Zijn de naheffingsaanslagen terecht en naar het juiste bedrag vastgesteld?

III. Mocht de inspecteur boeten opleggen en is de hoogte daarvan passend en geboden?

IV. Dient aan belanghebbende een schadevergoeding te worden toegekend?

V. Dient aan belanghebbende een integrale proceskostenvergoeding te worden toegekend?

3.2.

De inspecteur concludeert tot vernietiging van de boeten die op grond van artikel 67c AWR zijn opgelegd en voor het overige tot ongegrondverklaring van het beroep. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de naheffingsaanslagen, de rentebeschikkingen en de boetebeschikkingen. Verder concludeert belanghebbende tot een vergoeding van de werkelijke proceskosten en tot een schadevergoeding.

4 Beoordeling van het geschil

I. De schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur

4.1.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat sprake is van schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Volgens belanghebbende heeft de inspecteur onzorgvuldig gehandeld bij de totstandkoming van de primaire besluiten en de uitspraken op bezwaar. Zo is belanghebbende niet gehoord in de aanwezigheid van een beëdigd tolk, is de inhoud van verslagen niet vertaald naar het Pools en is belanghebbende geen gelegenheid geboden om te reageren op de bevindingen van de inspecteur. Voor zover bevindingen zijn gedeeld met [toenmalig adviseur] en/of [heer Z] volstaat dat volgens belanghebbende niet. [toenmalig adviseur] en [heer Z] hebben die informatie namelijk niet met belanghebbende gedeeld. Verder is volgens belanghebbende sprake van het negeren van bewijsmateriaal waaruit volgt dat niet belanghebbende, maar zijn neef [heer Z] de werkgever was van de Poolse arbeiders die werden betaald door de eenmanszaak.

4.2.1.

De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De klacht dat de inspecteur in de fase van het opleggen van de naheffingsaanslagen onzorgvuldig heeft gehandeld, en daarmee het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden, slaagt niet. Bij het inleidende gesprek was belanghebbende aanwezig samen met [heer Z] en zijn toenmalige gemachtigde [toenmalig adviseur] . [heer Z] is de neef van belanghebbende en is, in tegenstelling tot belanghebbende, wél de Nederlandse taal machtig. [heer Z] is tijdens dit gesprek gepresenteerd als “een soort communicatiemanager”. Tot de stukken van het geding behoort een door [toenmalig adviseur] overgelegde machtiging die is ondertekend door belanghebbende. Voor zover belanghebbende stelt dat [toenmalig adviseur] niet als zijn gemachtigde kan worden beschouwd, verwerpt de rechtbank die stelling omdat de inspecteur van die machtiging mocht uitgaan.

Op 24 mei 2017 heeft wederom een gesprek plaatsgevonden met belanghebbende. Bij dat gesprek was een tolk aanwezig. De inspecteur heeft verklaard dat uitsluitend belanghebbende was uitgenodigd voor dat gesprek, maar dat [heer Z] en [toenmalig adviseur] eveneens bij aanvang van het gesprek verschenen. Van dat gesprek is een verslag opgemaakt. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de inhoud van het verslag te twijfelen. Het enkele feit dat de aanwezige medewerker van de Belastingdienst die de Poolse taal machtig was kennelijk geen beëdigde tolk is, is naar het oordeel van de rechtbank zonder nadere onderbouwing onvoldoende om het verslag van dit gesprek te verwerpen. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat belanghebbende pas voor het eerst tijdens de zitting uitdrukkelijk heeft gesteld dat de inhoud van het verslag onjuist is. De rechtbank acht de versie van belanghebbende dat niet hij maar uitsluitend [heer Z] tijdens dat gesprek zou hebben verklaard, ongeloofwaardig. De inspecteur heeft tijdens de zitting verklaard dat hij graag met belanghebbende zelf in gesprek wilde over de bedrijfsvoering. Daarom was ook alleen belanghebbende uitgenodigd voor het gesprek. Toen [heer Z] en [toenmalig adviseur] verschenen heeft de inspecteur tegen hen gezegd dat zij wel aanwezig mochten zijn, maar dat men met belanghebbende wilde spreken. De rechtbank vindt deze lezing van de inspecteur aannemelijk, omdat de inspecteur iemand had geregeld die tijdens het gesprek kon vertalen. Ook is de stellingname van belanghebbende over wie heeft verklaard tegenstrijdig met het verslag van het gesprek van 24 mei 2017, terwijl in dat verslag wel degelijk onderscheid wordt gemaakt tussen wie wat heeft verklaard. In het verslag is vermeld dat [heer Z] enkele korte toevoegingen heeft gedaan op de verklaringen van belanghebbende. Het ligt dan niet in de rede dat uitsluitend [heer Z] heeft verklaard. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de inspecteur niet verplicht was om het verslag van het gesprek van 24 mei 2017 in de Poolse taal op te stellen. Belanghebbende beschikte immers over een gemachtigde die de Nederlandse taal machtig is. Dat deze gemachtigde belanghebbende niet goed heeft vertegenwoordigd en ingelicht, zoals belanghebbende stelt, ligt in de risicosfeer van belanghebbende en kan de inspecteur niet worden aangerekend.

4.2.2.

Ten aanzien van het hoorgesprek tijdens de bezwaarfase overweegt de rechtbank als volgt. Niet in geschil is dat belanghebbende is uitgenodigd voor een hoorgesprek. Belanghebbende en zijn huidige gemachtigde zijn daags voor het hoorgesprek nog aangemeld door [kantoor] , die toen nog rechtsgeldig optraden als gemachtigde van belanghebbende. Belanghebbende en zijn huidige gemachtigde zijn tijdens dat hoorgesprek echter niet verschenen. Belanghebbende voelde zich niet fit genoeg en de huidige gemachtigde was op basis van door [kantoor] verstrekte informatie in de veronderstelling dat mogelijk een vaststellingsovereenkomst zou worden gesloten, iets wat de huidige gemachtigde niet wilde belemmeren. Tijdens het hoorgesprek is belanghebbende rechtsgeldig vertegenwoordigd en de inhoud van het hoorverslag is geaccordeerd door [kantoor] . Ook hier geldt naar het oordeel van de rechtbank dat het niet of onjuist inlichten van belanghebbende door de toenmalige gemachtigde niet voor rekening en risico van de inspecteur komt. Dat belanghebbende en zijn huidige gemachtigde hebben afgezien van deelname aan het hoorgesprek kan de inspecteur evenmin worden aangerekend.

4.3.

Gelet op het overwogene onder 4.2 is de rechtbank van oordeel dat van schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geen sprake is.

II. Zijn de naheffingsaanslagen terecht en naar het juiste bedrag vastgesteld?

4.4.

De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslagen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd. Volgens de inspecteur is het belanghebbende die zelfstandig de eenmanszaak drijft. De inspecteur verwijst ter onderbouwing naar de inschrijving bij de Kamer van Koophandel, het btw-nummer waarover belanghebbende beschikt en de bevindingen van het boekenonderzoek, waaronder de derdenonderzoeken. Dat [heer Z] optrad als communicatiemanager, leidt volgens de inspecteur niet tot de conclusie dat [heer Z] zelfstandig de eenmanszaak drijft.

4.5.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij heeft gewerkt in loondienst, althans als ondergeschikte voor [heer Z] . Belanghebbende is daarom van mening dat de naheffingsaanslagen ten onrechte aan hem zijn opgelegd.

4.6.

Ieder die zelfstandig een bedrijf uitoefent is ondernemer voor de omzetbelasting.1 De voorwaarde dat de economische activiteit zelfstandig moet worden verricht, sluit loontrekkenden en andere personen van de belastingheffing uit, voor zover zij met hun werkgever een arbeidsovereenkomst hebben aangegaan of enige andere juridische band hebben waaruit een verhouding van ondergeschiktheid ontstaat ten aanzien van de arbeids- en bezoldigingsvoorwaarden en de verantwoordelijkheid van de werkgever.2 Om vast te stellen of een economische activiteit zelfstandig wordt verricht, moet worden nagegaan of de betrokken persoon zijn activiteiten in eigen naam, voor eigen rekening en onder zijn eigen verantwoordelijkheid verricht en of hij het aan die activiteiten verbonden economische risico draagt.3

4.7.

Het is de eenmanszaak van belanghebbende die de opdrachten tot het uitvoeren van bouwwerkzaamheden heeft aangenomen en ook daadwerkelijk heeft verricht. Dat volgt uit de bevindingen van de derdenonderzoeken en de aangetroffen facturen. De inspecteur is bij het opleggen van de naheffingsaanslagen daarbij aangesloten en heeft de naheffingsaanslagen opgelegd aan belanghebbende. Dat is naar het oordeel van de rechtbank terecht. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de werkelijkheid afwijkt van wat op papier staat. Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat niet hij, maar [heer Z] de bouwwerkzaamheden zelfstandig verrichtte. [heer Z] heeft veelvuldig verklaard dat hij als een communicatiemanager voor belanghebbende optrad. De rechtbank ziet te weinig aanknopingspunten om die lezing, die door belanghebbende wordt betwist, te verwerpen. Tijdens de zitting is door de gemachtigde van belanghebbende een visitekaartje getoond, dat ook onderdeel is van het procesdossier. Op dat visitekaartje staat dat ‘ [website] ’ onderdeel uitmaakt van [eenmanszaak] . Volgens het visitekaartje verricht [heer Z] ‘Bouwadvies en bemiddeling’. Die omschrijving komt overeen met de verklaringen van [heer Z] over zijn rol als communicatiemanager. In beroep heeft belanghebbende een andersluidende verklaring van [heer Z] overgelegd, maar die verklaring wordt door de rechtbank verworpen. De inspecteur betwist de juistheid van die verklaring en belanghebbende maakt daar tegenover niet aannemelijk dat de inhoud van die verklaring een weergave is van wat [heer Z] zelf heeft verklaard. De verklaring is namelijk niet door [heer Z] zelf, maar door de gemachtigde van belanghebbende opgesteld naar aanleiding van een gesprek met [heer Z] . Ook heeft [heer Z] de verklaring niet ondertekend. De verklaring van [arbeidskracht] , één van de Poolse arbeiders, is eveneens door de inspecteur betwist en naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende specifiek wat betreft de periode waarop de verklaring ziet. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat belanghebbende degene was die de onderneming van [eenmanszaak] dreef. Daarbij heeft belanghebbende gebruik gemaakt van de diensten van [heer Z] die zelfstandig optrad als adviseur, bemiddelaar en communicatiemanager. Dat [heer Z] in contact stond met externe partijen en niet belanghebbende maakt het voorgaande niet anders. Belanghebbende is immers de Nederlandse taal niet machtig, zodat rechtstreekse communicatie met Nederlandstalige klanten om die reden niet mogelijk is. De omstandigheid dat [heer Z] verantwoordelijk was voor de communicatie leidt naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer tot de conclusie dat [heer Z] die verklaringen anders dan namens belanghebbende heeft gedaan. Bovendien heeft [heer X] tijdens het derdenonderzoek verklaard dat zowel belanghebbende als [heer Z] aanwezig waren bij de bespreking van de offerte en de aanvaarding van de opdracht. Dat staat haaks op de verklaring die belanghebbende tijdens de zitting heeft afgelegd, inhoudende dat hij nooit bij besprekingen van offertes en opdrachten aanwezig was. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van [heer X] en is daarom van oordeel dat de verklaring van belanghebbende ongeloofwaardig is.

De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat belanghebbende tijdens de zitting een aantal verklaringen heeft afgelegd die de rechtbank ongeloofwaardig acht. Zo heeft belanghebbende tijdens de zitting van de rechtbank verklaard dat hij zijn toenmalige gemachtigde [toenmalig adviseur] niet kende. [toenmalig adviseur] beschikte echter over een door belanghebbende ondertekende volmacht. Zelfs als de rechtbank ervan uitgaat dat belanghebbende op verzoek van [heer Z] allerlei papieren ondertekende waarvan belanghebbende de inhoud niet begreep, zoals door belanghebbende is verklaard, dan is het nog steeds zeer opmerkelijk dat belanghebbende stelt [toenmalig adviseur] niet te kennen. [toenmalig adviseur] was namelijk zowel bij het inleidende gesprek als bij het gesprek van 24 mei 2017 aanwezig. Ook heeft belanghebbende tijdens de zitting verklaard dat niet hij maar [heer Z] buiten hem om de inschrijvingen bij de Kvk of de BRP heeft geregeld, een btw-nummer heeft aangevraagd en een bankrekening op zijn naam heeft geopend. De rechtbank vindt deze verklaringen van belanghebbende ongeloofwaardig. Een inschrijving bij de KvK of in de BRP, is niet mogelijk zonder dat iemand zich legitimeert. Het is naar het oordeel van de rechtbank eveneens onaannemelijk en ongeloofwaardig dat [heer Z] zonder medeweten of hulp van belanghebbende een bankrekening op belanghebbendes naam heeft geopend of een btw-nummer heeft aangevraagd, gelet op de veiligheidsprocedures die gehanteerd worden. Pas nadat de rechtbank dit aan belanghebbende heeft voorgehouden, heeft hij verklaard dat hij dit alles samen met [heer Z] heeft gedaan, dat het initiatief van [heer Z] uitging en dat hij zelf niet wist waar het allemaal om ging.

Tot slot overweegt de rechtbank dat de inspecteur bescheiden heeft aangetroffen van betalingen aan de Poolse arbeiders. Met betrekking tot belanghebbende zijn geen bescheiden aangetroffen. Indien belanghebbende slechts werkzaam was als ondergeschikte, zoals hij stelt, dan is het opmerkelijk dat geen facturen of betalingsbewijzen zijn aangetroffen die betrekking hebben op uitbetalingen aan belanghebbende, zoals bij de andere Poolse arbeiders dus wel het geval was. De enkele omstandigheid dat [heer Z] de beschikking heeft gehad over onroerend goed en meerdere auto’s is tegenover de betwisting van de inspecteur onvoldoende om te leiden tot de conclusie dat de opbrengst uit de onderneming aan [heer Z] ten goede is gekomen. Een reconstructie van de kasstromen zou daarover wel uitsluitsel kunnen geven. Beide partijen hebben echter tijdens de zitting verklaard dat een dergelijke reconstructie niet mogelijk is, omdat de daarvoor benodigde gegevens niet (meer) bestaan. Dat komt in dit geval voor rekening en risico van belanghebbende, die geen afdoende administratie heeft gevoerd en bewaard om een dergelijke reconstructie mogelijk te maken.

4.8.

De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende ondernemer voor de omzetbelasting is. De naheffingsaanslagen zijn daarom terecht aan belanghebbende opgelegd.

4.9.

De inspecteur heeft in het rapport4 gemotiveerd uiteen gezet dat de administratie van belanghebbende ernstige gebreken en tekortkomingen bevat. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur daaraan terecht de conclusie verbindt dat de administratie niet kan dienen als grondslag voor de winst- en omzetberekening. Een redelijke bewijslastverdeling brengt dan mee dat de inspecteur ter voldoening aan de op hem rustende bewijslast in eerste instantie kan volstaan met een gemotiveerde schatting van de winst respectievelijk de omzet, waarna belanghebbende aannemelijk dient te maken dat en waarom zijn winst respectievelijk omzet lager is dan door de inspecteur is berekend.5

4.10.

De inspecteur heeft de omzet gecorrigeerd met een storting waarvan de herkomst door belanghebbende niet (met stukken) is onderbouwd. Daarnaast is de omzet gecorrigeerd, omdat de inkoopkosten van de materialen niet zouden zijn doorberekend in de omzet. De inspecteur heeft dat afgeleid uit de post ‘inkoopkosten materialen’ die hoger was dan de post ‘omzet 21%’. Verder heeft de inspecteur inkoopkosten gecorrigeerd waarvan niet is onderbouwd dat deze zijn gemaakt (voor zakelijke doeleinden). De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur deze correcties gemotiveerd heeft geschat. Het ligt vervolgens op de weg van belanghebbende om aannemelijk te maken dat en waarom de correcties van de inspecteur onjuist zijn. Belanghebbende slaagt daarin niet. De individuele correcties worden niet of nauwelijks door belanghebbende betwist, laat staan dat belanghebbende onderbouwt dat en waarom de correcties onjuist zijn. Belanghebbende volstaat met de stelling dat hij als ondergeschikte heeft gewerkt. Zoals overwogen onder 4.7 volgt de rechtbank belanghebbende daarin niet.

4.11.

Volgens vaste jurisprudentie geldt dat bij inhoudelijke gebreken in een aangifte slechts dan kan worden aangenomen dat de vereiste aangifte niet is gedaan, indien aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast is vastgesteld dat sprake is van één of meer gebreken die ertoe leiden dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting.6 Tevens is vereist dat het bedrag van de belasting dat als gevolg van deze gebreken niet zou zijn geheven, op zichzelf beschouwd, aanzienlijk is.7 Inhoudelijke gebreken in een aangifte worden slechts in aanmerking genomen indien de belastingplichtige ten tijde van het doen van aangifte wist of zich ervan bewust moest zijn dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. Kennis en inzicht van personen aan wie een belastingplichtige het doen van aangifte overlaat of die de belastingplichtige anderszins behulpzaam zijn geweest bij de nakoming van zijn verplichting tot het doen van aangifte, moeten daarom in dit verband aan die belastingplichtige worden toegerekend.8 Ook dit moet worden vastgesteld aan de hand van de normale bewijsregels van stelplicht en bewijslast.9

4.12.

De omzetbelasting die belanghebbende volgens de gemotiveerde schatting van de inspecteur verschuldigd is, wijkt op zichzelf beschouwd en verhoudingsgewijs aanzienlijk af van de belasting die volgens belanghebbende, gelet op de ingediende suppletieaangiften, is verschuldigd. De rechtbank acht het aannemelijk dat belanghebbende ten tijde van het doen van aangifte wist of zich ervan bewust moest zijn dat een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. Daarbij rekent de rechtbank kennis en inzicht van [heer Z] en [toenmalig adviseur] aan belanghebbende toe. [toenmalig adviseur] was de persoon aan wie belanghebbende het doen van aangifte overliet en [heer Z] verzorgde de administratie en leverde deze aan bij [toenmalig adviseur] . Zowel [toenmalig adviseur] als [heer Z] moeten zich ervan bewust zijn geweest dat de administratie zodanige gebreken en tekortkomingen bevatte dat de (suppletie)aangiften omzetbelasting die aan de hand daarvan zijn gedaan, ook gebrekkig waren en zouden leiden tot een absoluut en relatief gezien aanzienlijk lager bedrag aan verschuldigde belasting.

4.13.

De omkering en verzwaring van de bewijslast laat onverlet dat de inspecteur gehouden is om bij het vaststellen van de naheffingsaanslagen uit te gaan van een redelijke schatting. Het vereiste van een redelijke schatting voorkomt dat een aanslag naar willekeur wordt vastgesteld.10 In dat kader rust op de inspecteur de taak om de schatting zodanig te onderbouwen met feitelijke stellingen dat die schatting de redelijkheidstoets kan doorstaan.11 Als de inspecteur daarin slaagt dan ligt het op de weg van belanghebbende, wanneer hij de schatting betwist, om daarvoor het verzwaarde tegenbewijs te leveren.

4.14.

De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur met het rapport inzichtelijk heeft gemaakt dat de naheffingsaanslagen berusten op een redelijke schatting.

4.15.

Belanghebbende heeft met wat hij heeft aangevoerd niet overtuigend aangetoond dat de naheffingsaanslagen naar onjuiste bedragen zijn vastgesteld. De naheffingsaanslagen blijven daarom in stand.

III. De vergrijpboeten

4.16.

De inspecteur heeft ten aanzien van de correcties die zien op de aftrek van voorbelasting verzuimboeten opgelegd op grond van artikel 67c AWR. Tijdens de zitting heeft de inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de verzuimboeten vernietigd moeten worden.12 De rechtbank zal deze boeten daarom vernietigen.

4.17.

De inspecteur heeft daarnaast vergrijpboeten opgelegd op grond van artikel 67f AWR. Grondslag van die vergrijpboeten zijn de correcties met betrekking tot de omzet. Volgens de inspecteur is het aan (voorwaardelijke) opzet van belanghebbende te wijten dat de verschuldigde omzetbelasting niet tijdig is betaald.

4.18.

Belanghebbende heeft meerdere keren verklaard dat [heer Z] naast de eerder genoemde taken ook de administratie voor belanghebbende verzorgde. [heer Z] heeft verklaard dat hij de door hem bijgehouden administratie naar [toenmalig adviseur] bracht. Die gang van zaken is door de inspecteur niet weersproken. Dat betekent dat de inspecteur niet kan volstaan met het aannemelijk maken van (voorwaardelijke) opzet door [toenmalig adviseur] of [heer Z] . Toerekening van (voorwaardelijke) opzet is immers niet mogelijk, tenzij belanghebbende niet de zorg heeft betracht die redelijkerwijs van hem kan worden gevergd bij de keuze van en de samenwerking met de door hem ingeschakelde derden.13 Niet alleen [toenmalig adviseur] is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als een door belanghebbende ingeschakelde derde, maar ook [heer Z] . [heer Z] treedt immers op en presenteert zichzelf als een zelfstandig adviseur, bemiddelaar en communicatiemanager. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat belanghebbende bij die samenwerking niet redelijkerwijs de zorg heeft betracht die van belanghebbende kan worden gevergd. Daarmee is van (voorwaardelijke) opzet bij belanghebbende zelf naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De vergrijpboeten worden vernietigd.

IV. Schadevergoeding

4.19.

Belanghebbende heeft verzocht om een schadevergoeding van € 25.000. De ontvanger heeft naar aanleiding van de opgelegde naheffingsaanslagen beslag gelegd op een Opel Vivaro van belanghebbende in het kader van versnelde invordering. Belanghebbende stelt door deze beslaglegging schade te hebben geleden voor een bedrag van € 25.000.

4.20.

De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af. Van onrechtmatig handelen door de inspecteur is geen sprake, alleen al omdat de naheffingsaanslagen in stand blijven. Ook heeft belanghebbende tegenover de betwisting door de inspecteur niet met bewijsmiddelen onderbouwd dat de door hem geleden schade € 25.000 bedraagt. Voor zover belanghebbende verzoekt om een langere termijn voor de onderbouwing van de door hem gestelde schade, wijst de rechtbank dit verzoek af. Belanghebbende heeft gedurende de procedure voldoende gelegenheid gehad om de hoogte van de door hem gestelde schade te onderbouwen.

V. Integrale proceskostenvergoeding

4.21.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor toekenning van een integrale proceskostenvergoeding. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van onzorgvuldig handelen of handelen tegen beter weten in door de inspecteur. De afwijzing van het verzoek om een integrale proceskostenvergoeding behoeft geen nadere motivering.14

5 Griffierecht en proceskosten

5.1.

De inspecteur dient aan belanghebbende het betaalde griffierecht van € 174 te vergoeden, omdat het beroep gegrond is.

5.2.

De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.

5.3.

De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige zaken samenhangen15 met de zaken van belanghebbende met de nummers 19/4118 tot en met 19/4135, 21/3995, 21/3999 en 21/4000. Die zaken hebben betrekking op naheffingsaanslagen loonheffingen respectievelijk (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende zijn opgelegd. Deze beroepen zijn (nagenoeg) gelijktijdig behandeld. Ook de beroepen in die zaken zijn gegrond. Uit oogpunt van eenvoud verdeelt de rechtbank de toe te kennen kostenvergoeding niet over alle uitspraken. De kostenvergoeding waar belanghebbende op basis van alle beroepen voor in aanmerking komt, wordt door de rechtbank volledig in de uitspraak in de zaken met nummers 19/4118 tot en met 19/4135 toegekend.

6 Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond, maar alleen voor de boetebeschikkingen;

- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar, maar alleen voor de boetebeschikkingen;

- vernietigt de boetebeschikkingen die zijn gegeven bij alle onderhavige naheffingsaanslagen;

- bepaalt dat de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht van € 174 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. van der Vegt, voorzitter, mr. drs. P.C. van der Vegt en mr. H.J. Cosijn, rechters, in aanwezigheid van mr. E.J.M. Bohnen, griffier, op 31 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch. De rechters die deze uitspraak hebben gedaan, zijn normaal gesproken als raadsheer werkzaam bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Zij zijn in 2021 als rechter-plaatsvervanger gedetacheerd bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Een eventueel hoger beroep moet worden ingediend bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, maar zal worden behandeld door raadsheren van het gerechtshof Den Haag, dat als nevenzittingsplaats van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch is aangewezen.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

1 Artikel 7 Wet op de omzetbelasting 1968.

2 Artikel 10 Btw-richtlijn.

3 HvJ EU 29 september 2015, Gmina Wroclaw, ECLI:EU:C:2015:635 en HvJ EU 12 oktober 2016, Christine Nigl e.a., ECLI:EU:C:2016:764.

4 Zie bijvoorbeeld onderdeel 2.7 van het rapport dat is opgenomen in onderdeel 2.7 van deze uitspraak.

5 Hoge Raad 9 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1086 en Hoge Raad 10 augustus 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB3112.

6 Hoge Raad 23 april 1986, ECLI:NL:HR:1986:AW8043.

7 Hoge Raad 20 mei 1987, ECLI:NL:HR:1987:AW7660, BNB 1987/208.

8 Hoge Raad 22 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV0663.

9 Hoge Raad 11 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE3220.

10 Hoge Raad 31 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX7184.

11 Hoge Raad 27 januari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV0401.

12 Blz. 5 van het proces-verbaal van de zitting.

13 Hoge Raad 13 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2586 en Hoge Raad 28 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:254.

14 Hoge Raad 5 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:4.

15 Artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.