4.0.
In het geschrift met de uitspraken op bezwaar is vermeld dat de informatiebeschikkingen zijn afgegeven omdat niet is voldaan aan de informatieverplichting van artikel 47 en de administratie- en bewaarplicht van artikel 52 van de AWR. De informatiebeschikkingen vermelden evenwel alleen het niet-voldoen aan verplichtingen op grond van artikel 52 van de AWR. Nu bij uitspraak op bezwaar een informatiebeschikking niet kan worden uitgebreid naar een andere grond, gaat de rechtbank ervan uit dat de vermelding van artikel 47 van de AWR op een misverstand berust.
4.1.
Belanghebbenden zijn elk afzonderlijk administratieplichtig in de zin van artikel 52 van de AWR. Artikel 52a, eerste lid, van de AWR bepaalt, voor zover hier van belang, dat indien met betrekking tot een op te leggen aanslag, navorderingsaanslag of naheffingsaanslag of een te nemen beschikking niet of niet volledig wordt voldaan aan de verplichtingen ingevolge artikel 52, de inspecteur dit vast kan stellen bij voor bezwaar vatbare beschikking (informatiebeschikking).
4.2.
Artikel 52, eerste lid, van de AWR bepaalt, voor zover hier van belang, dat administratieplichtigen gehouden zijn van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf, naar de eisen van dat bedrijf, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen hieruit duidelijk blijken. Op grond van artikel 52, zesde lid, van de AWR dient de administratie zodanig te zijn ingericht en te worden gevoerd en de gegevensdragers dienen zodanig te worden bewaard, dat controle daarvan door de inspecteur binnen een redelijke termijn mogelijk is. Daartoe verleent de administratieplichtige de benodigde medewerking met inbegrip van het verschaffen van het benodigde inzicht in de opzet en de werking van de administratie.
4.3.
In dat kader is het van belang vast te stellen of belanghebbenden hebben voldaan aan de verplichtingen ingevolge artikel 52 van de AWR. De rechtbank stelt daarbij voorop dat sprake is van twee informatiebeschikkingen, voor elke belanghebbende één. Omdat de informatiebeschikkingen zien op verschillende jaren en verschillende belastingmiddelen, moet voor elk belastingmiddel en bovendien zo nodig – in elk geval voor de vennootschapsbelasting – voor elk jaar worden beoordeeld of terecht een informatiebeschikking is genomen. Anders dan waarvan partijen (mogelijk) uitgaan, vindt daarbij geen toets plaats per – zie 2.4 en 2.5 – constatering die ten grondslag is gelegd aan de informatiebeschikking. Het gaat om het totaalbeeld.
4.4.1.
De eisen die aan een administratie worden gesteld zijn onder meer afhankelijk van de aard, omvang en complexiteit van de onderneming. Belanghebbenden hebben in dit verband verklaard dat de jaaromzet van [belanghebbende 1] ongeveer € 350.000 bedraagt, dat de jaaromzet van [belanghebbende 2] tussen de € 500.000 en € 600.000 ligt, dat [belanghebbende 1] één medewerkster in vaste dienst heeft, dat [belanghebbende 2] negen medewerk(st)ers in vaste dienst heeft, dat tijdens een evenement tussen de 10 à 15 mensen voor [belanghebbende 1] werken en 25 à 30 mensen voor [belanghebbende 2] en dat het evenement jaarlijks 15.000 à 20.000 betalende bezoekers heeft. Anders dan belanghebbenden mogelijk menen, mogen aan de administraties van ondernemingen met een dergelijke omvang de nodige eisen worden gesteld op het gebied van inzichtelijkheid en controleerbaarheid.
4.4.2.
De wijze van exploitatie van beide ondernemingen – kort gezegd, gericht op de organisatie van een jaarlijks evenement en de exploitatie van een fotostudio, cateringbedrijf en kookstudio in de ruimste zin van het woord (zie 2.2) – brengen daarbij mee dat belanghebbenden te maken hebben met relatief veel contante inkomsten en uitgaven en met verschillende omzetbelastingregimes. Daarbij verdient opmerking dat belanghebbenden weliswaar hebben aangevoerd dat [belanghebbende 2] geen kasmutaties heeft, maar dat anderzijds is verklaard dat het cateringinkomen bij het evenement – dat deels contant wordt ontvangen via verkoop van munten – (grotendeels) ten goede komt aan [belanghebbende 2] .
4.4.3.
Gelet op hetgeen in 4.4.2 is vermeld moet in de administraties ten minste inzichtelijk en controleerbaar zijn welke bedragen voor de verschillende activiteiten worden ontvangen, op welk moment de ontvangen bedragen tot de omzet gerekend moeten worden, welke kosten daaraan toegerekend moeten worden en op welk deel van de omzet het lage of het hoge omzetbelastingtarief (of een vrijstelling van omzetbelasting) van toepassing is. Gezien het aantal medewerkers c.q. tijdelijke krachten en vrijwilligers waarmee belanghebbenden werken, moet in de administraties eveneens inzichtelijk en controleerbaar zijn hoeveel uren de medewerkers en de tijdelijke krachten hebben gewerkt en voor hoeveel uren zij worden verloond.
4.4.4.
Belanghebbenden hebben verklaard dat [belanghebbende 1] in de onderhavige jaren de mogelijkheden van de kasregisters beperkt heeft benut (waarbij geen Z-afslag van het kassasysteem werd gemaakt, het geheugen van de kasregisters ’s nachts werd gewist, de kasregisters door vochtproblemen tijdens het evenement gebrekkig functioneerden en de stroom tijdens de evenementen regelmatig uitviel), dat [belanghebbende 1] in de onderhavige jaren geen complete administratie bijhield van de consumptiemunten en de entreekaarten, dat zij de controlestroken van de entreekaarten niet bewaarde en dat zij de contante omzet van de toiletten niet per dag inzichtelijk maakte.
Belanghebbenden hebben ter zitting bevestigd dat de door hen gehanteerde methodiek voor splitsing van de omzet naar het hoge en het lage omzetbelastingtarief in de onderhavige jaren tot fouten heeft geleid. Over de personeelsadministratie hebben belanghebbenden ter zitting verklaard dat zij tijdens het evenement werken met veel tijdelijke krachten en vrijwilligers, dat zij van de tijdelijke krachten geen ondertekende werkbriefjes of andere documentatie hebben bewaard waarop de gewerkte uren zijn verantwoord en dat zij van de vrijwilligers geen urenadministratie hebben gevoerd. Tot slot hebben belanghebbenden ter zitting bevestigd dat hun administraties in de onderhavige jaren niet volledig gescheiden waren, maar dat zij daaraan naar aanleiding van de controle inmiddels de nodige aanpassingen hebben gedaan.
4.4.5.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat belanghebbenden over de onderhavige jaren niet over een deugdelijke kas- en personeelsadministratie beschikten, nu de administraties niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen van inzichtelijkheid en controleerbaarheid. Ten aanzien van [belanghebbende 2] heeft de inspecteur, onvoldoende weersproken, gesteld dat hij over onvoldoende gegevens beschikt over het verbruik van goederen in het horecagedeelte, bij evenementen, feesten en partijen en dat hij niet over gegevens beschikt over tapverlies, breuk, bederf, representatie en (eventueel) gebruik door personeelsleden. Bij ondernemingen als die van belanghebbenden waarin een belangrijk deel van de geldstromen via de kas verloopt, is een (controleerbare) kasadministratie voorts een essentieel onderdeel van de te voeren administratie. Aan de hand van een volledig en sluitend kasboek met onderliggende bescheiden kan immers worden vastgesteld en gecontroleerd wanneer en hoeveel omzet met de verschillende activiteiten is behaald, welke kosten daaraan toerekenbaar zijn, welk omzetbelastingtarief (of welke vrijstelling van omzetbelasting) van toepassing is en wat de winstmarges zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur dan ook aannemelijk gemaakt dat elk van beide belanghebbenden niet heeft voldaan aan de administratie- en bewaarplicht van artikel 52 van de AWR. Dit geldt ter zake van alle belastingmiddelen in de betrokken jaren. Daarbij is in aanmerking genomen dat, mede gelet op hetgeen ter zitting over en weer is aangevoerd, onduidelijk is, juist mede door een gebrek in scheiding tussen de administraties van [belanghebbende 2] en [belanghebbende 1] , welke van de twee belanghebbenden nu direct de cateringactiviteiten op het evenement verrichtte, althans hoe de onderlinge verhouding geregeld is. De gebreken in de kas- en personeelsadministratie met betrekking tot die cateringactiviteiten, welke gebreken ook van belang zijn voor de omzetbelasting en de loonheffingen, gaan daarmee potentieel beide belanghebbenden aan.
4.5.
[persoon] heeft ter zitting verklaard dat de administraties van belanghebbenden voor hem zelf wel inzichtelijk en controleerbaar zijn. Voor zover hij hiermee bedoeld heeft te stellen dat de informatiebeschikkingen daarmee ten onrechte zijn vastgesteld, faalt dit betoog. Gelet op artikel 52, zesde lid, van de AWR is het doel van de administratie- en bewaarplicht immers niet dat de administratie voor belanghebbenden zelf controleerbaar is, maar dat controle door de inspecteur binnen een redelijke termijn mogelijk is (zie 4.2). Zoals in 4.4 uiteengezet voldoen de administraties van belanghebbenden niet aan deze eis van controleerbaarheid.
4.6.
Gelet op het voorgaande heeft de inspecteur de informatiebeschikkingen terecht genomen en dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard. Op grond van artikel 27e, tweede lid, van de AWR stelt de rechtbank bij een ongegrondverklaring van het beroep een nieuwe termijn voor het voldoen aan de in de informatiebeschikking bedoelde verplichtingen in situaties waarin daar nog gevolg aan kan worden gegeven. Belanghebbenden hebben ter zitting desgevraagd verklaard dat hen geen nieuwe termijn behoeft te worden gesteld. De rechtbank zal zich daarbij aansluiten en geen nieuwe termijn geven.