4.1.
De rechtbank zal allereerst het verzoek van de ontvanger beoordelen om aan hem ontslag van instantie te verlenen. De dienaangaande relevante bepalingen luiden als volgt:
1. In geval van faillissement of surséance van betaling of toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen zijn de artikelen 25, 27 en 31 van de Faillissementswet van overeenkomstige toepassing.
2. De artikelen 25, tweede lid, en 27 vinden geen toepassing, indien partijen vóór de faillietverklaring zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen. “
Artikel 25 Faillissementswet (verder: Fw)
1. Rechtsvorderingen, welke rechten of verplichtingen tot de failliete boedel behorende ten onderwerp hebben, worden zowel tegen als door de curator ingesteld.
2. Indien zij, door of tegen de gefailleerde ingesteld of voortgezet, een veroordeling van de gefailleerde ten gevolge hebben, heeft die veroordeling tegenover de failliete boedel geen rechtskracht.
1. Indien de rechtsvordering tijdens de faillietverklaring aanhangig en door de schuldenaar ingesteld is, wordt het geding ten verzoeke van gedaagde geschorst, teneinde deze de gelegenheid te geven, binnen een door de rechter te bepalen termijn, de curator tot overneming van het geding op te roepen.
2. Zo deze aan de oproeping geen gevolg geeft, heeft de gedaagde het recht ontslag van de instantie te vragen; bij gebreke daarvan kan het geding tussen de gefailleerde en de gedaagde worden voortgezet, buiten bezwaar van de boedel.”
4.2.
De rechtbank leidt uit de brief van de curator van 27 oktober 2014 af dat hij de onderhavige procedures niet wenst over te nemen. De rechtbank neemt bij haar oordeel of aan de ontvanger ontslag van instantie dient te worden verleend verder de volgende feiten en omstandigheden mede in aanmerking. Belanghebbende is nu nog failliet. Verwacht wordt dat het faillissement over enkele maanden wordt beëindigd. Ter zitting is gebleken dat de ontvanger aan de curator en belanghebbende heeft toegezegd dat de vordering op grond van aansprakelijkstelling van belanghebbende niet zal worden geïnd. De ontvanger heeft dit standpunt ter zitting nog eens herhaald. Ter zitting is ook vast komen te staan dat de vordering tot schadevergoeding de enige reden is dat belanghebbende de procedure voortzet. Belanghebbende heeft ter zitting toegelicht dat de vordering van de ontvanger uit aansprakelijkstelling als steunvordering in het faillissement is gebruikt, dat hij door het faillissement schade heeft geleden en dat hij die schade op de ontvanger wenst te verhalen. Tevens heeft hij verwezen naar de schikkingen die de ontvanger heeft getroffen met de (ook aansprakelijk gestelde) medebestuurders [D] en [C], voornoemd. Belanghebbende claimt eenzelfde tegemoetkoming.
4.3.
Het gegeven dat de aansprakelijkheidsschuld niet meer zal worden geïnd, staat aan de ontvankelijkheid van het beroep niet in de weg staat nu belanghebbende in beroep een schadevergoeding van de ontvanger heeft geclaimd (zie o.a. Hoge Raad 23 maart 2012, nr. 11/01321, ECLI:NL:HR:2012:BV0655). Bij de beoordeling van de vraag of ontslag van instantie zal worden verleend, dienen de belangen van de ontvanger afgewogen te worden tegen de belangen van belanghebbende. De ontvanger stelt dat zijn belang ligt bij het afsluiten van de al jaren lopende procedure. Hij heeft daaraan toegevoegd dat hij bij de curator de vordering uit aansprakelijkstelling heeft laten vallen om de afwikkeling van het faillissement mogelijk te maken. Belanghebbende heeft op zijn beurt gesteld dat het voor hem van belang is om een oordeel van de belastingrechter te verkrijgen over de rechtmatigheid van de aansprakelijkstelling om zo te voorkomen dat de burgerlijke rechter bij een vordering tot schadevergoeding uitgaat van de formele rechtskracht van die aansprakelijkstelling.
4.4.
Ontslag van instantie leidt er toe dat de belastingrechter geen uitspraak doet over het geschil. In het onderhavige geval wordt belanghebbende daardoor voor wat betreft de aansprakelijkstelling niet geschaad, nu het bedrag van die aansprakelijkstelling niet wordt ingevorderd. Het enige belang ligt in de mogelijkheid een schadevergoeding te claimen. Artikel 8:73 van de Awb biedt de belastingrechter de mogelijkheid om, bij gegrondverklaring van een beroep, het bestuursorgaan te veroordelen in de schade die de belanghebbende door het bestreden besluit heeft geleden. De rechtbank kan ook besluiten dat belanghebbende zich voor de schadevergoeding moet wenden tot de burgerlijke rechter.
4.5.
Verwijzing naar de burgerlijke rechter kan bijvoorbeeld in de rede liggen indien de gestelde schade niet uitsluitend het gevolg kan zijn van het primaire besluit – in dit geval de aansprakelijkstelling (verg. Centrale Raad van Beroep 9 september 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AL7047). Naar het oordeel van de rechtbank doet een dergelijke omstandigheid zich in dit geval voor. De door belanghebbende geclaimde schade heeft immers niet zozeer betrekking op de directe gevolgen van de aansprakelijkstelling als zodanig, maar vooral op de gevolgen van het gebruik van de vordering van de ontvanger als steunvordering in het faillissement van belanghebbende en de uit het faillissement voortgevloeide schade.
4.6.
Nu vaststaat dat belanghebbende op de vordering tot aansprakelijkstelling niets hoeft te betalen, hoeft de rechtbank over de rechtmatigheid van de aansprakelijkstelling geen uitspraak te doen. De civiele rechter zal dan in een eventuele schadevergoedingsactie het geschil in zijn volle omvang dienen te beoordelen. Dit afwegende is de rechtbank van oordeel dat het door belanghebbende geschetste belang bij voortzetting van de procedure minder groot is dan het belang van de ontvanger bij afsluiting daarvan. De rechtbank zal de ontvanger dan ook ontslag van instantie verlenen. Het beroep is dan niet-ontvankelijk en aan de in geschil zijnde vragen komt de rechtbank niet meer toe.