Uit de getuigeverklaring van [getuige 1] blijkt, dat hij accountmanager bij Dentalair Products Nederland BV is, dat zijn bedrijf in 2010 en in 2011 bij e-mail of telefonisch door Mondzorg Princenhage BV bestelde tandheelkundige leveranties heeft afgeleverd op het adres van Mondzorg Princenhage BV, dat hij zelf meermalen de persoon is geweest die de bestelde goederen heeft afgeleverd en dat hij in opdracht van zijn werkgever gefactureerd heeft aan [eiseres] omdat zij garant zou staan voor betaling. Dat is de reden, aldus deze getuige, dat niet Mondzorg Princenhage BV werd gefactureerd maar [eiseres]; [eiseres] is ook degene geweest die steeds betaald heeft. De achtergrond hiervan was dat zijn werkgever in het verleden een geschil heeft gehad met de heer [gedaagde]. Deze getuige merkt voorts op, dat het overgrote merendeel van de gefactureerde goederen benodigdheden betreft voor een tandarts en niet voor een mondhygiëniste. Bovendien verklaart hij dat op diverse facturen zogeheten starterssets voorkomen, welke bestellingen duiden op een startende tandartspraktijk.
Deze verklaring van de getuige [getuige 1] wordt op belangrijke onderdelen ondersteund door de getuige [getuige 2]; deze [getuige 2] is in de periode van juni 2010 tot 1 januari 2012 bij MZP c.s werkzaam geweest als receptioniste en – later- als tandarts assistente.
De verklaringen van deze beide getuigen bevestigen en versterken elkaar. Aldus overtuigen zij de rechtbank en geven zij voldoende bewijskracht om tot het oordeel gekomen dat [eiseres] geslaagd is in het leveren van bewijs van het aan te tonen thema.
Weliswaar heeft de getuige [gedaagde] verklaard, dat in die periode Dentalair Products Nederland BV geen leverancier van de praktijk was, dat de praktijk toen een andere toeleverancier had, dat de op de onderwerpelijke facturen voorkomende goederen niet op de praktijk zijn afgeleverd en evenmin zijn besteld.
Die verklaring evenwel doet aan voormelde bewijskracht niet af, omdat deze verklaring de rechtbank niet overtuigt. De rechtbank betrekt hierin mede de verklaring van [gedaagde], dat hij niet ontkent dat veel van de gefactureerde goederen producten betreffen die louter door een tandarts worden gebruikt en niet door een mondhygiëniste; bovendien spreekt [gedaagde] niet tegen dat hij in de bewuste periode de accountmanager [getuige 1] geregeld in de praktijk is tegengekomen. Hierin treft de rechtbank aanwijzingen aan dat de verklaringen van getuigen [getuige 2] en [getuige 1] ook op dit punt juist zijn.
De getuige [getuige 4], die boekhouder is geweest in een gedeelte van de relevante periode, heeft verklaard geen wetenschap te hebben over de vraag of [eiseres] al dan niet ooit door Dentalair Products Nederland BV afgeleverde producten heeft voorgeschoten. Zijn verklaring doet aldus niets af aan de getuigenissen van [getuige 2] en [getuige 1].
Bij conclusie na enquête heeft MZP c.s. stukken in het geding gebracht die, kortgezegd, erop dienen te duiden dat Mondzorg Princenhage BV in de relevante periode bij een ander dan Dentalair Products Nederland BV inventaris en verbruiksmateriaal heeft betrokken.
Deze stukken betekenen naar het oordeel van de rechtbank slechts, dat Mondzorg Princenhage BV mogelijk inderdaad ook bij anderen materiaal heeft betrokken; dit brengt niet mee dat niet tevens door Dentalair Products Nederland BV is geleverd op de manier zoals de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard.