2 De tenlastelegging
Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op meerdere tijstippen in de periode van 1 januari 2002 tot 18 september 2005 te Geertruidenberg, met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 3]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (telkens) een of meer van zijn, verdachtes, vingers en/of zijn tong in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of de vagina en/of de borsten van die [slachtoffer] betast en/of gestreeld en/of gelikt;
art 244 Wetboek van Strafrecht
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 18 september 2005 tot 1 juli 2008 te Geertruidenberg en/of te Raamsdonksveer, althans in het arrondissement Breda, met [slachtoffer] (geb. [geboortedatum 3]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte een of meer van zijn, verdachte's, vingers en/of zijn tong in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of de vagina en/of de borsten van die [slachtoffer] betast en/of gestreeld en/of gelikt;
art 245 Wetboek van Strafrecht
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 10 mei 2007 te Geertruidenberg, in elk geval in Nederland, (telkens) een of meer afbeeldingen heeft vervaardigd van [slachtoffer] (geb. [geboortedatum 3]), terwijl op die afbeelding(en) een seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) die [slachtoffer] die (kennelijk) de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, welke voornoemde
seksuele gedragingen bestonden uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van die [slachtoffer] (geb. [geboortedatum 3]), waarbij door het camerastandpunt en/of de pose nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden, (waarbij de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling);
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 240b lid 2 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot 1 mei 2009 te Geertruidenberg en/of Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg, althans in Nederland, één of meermalen (telkens) een of meer gegevensdrager(s) bevattende afbeeldingen, te weten ruim 80 foto's en/of een film, in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een
persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt;
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 240b lid 2 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De verdediging heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie heeft gehandeld in strijd met de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik (2010A026), omdat verzuimd is om de Landelijke Expertise Groep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ) te consulteren. Naar de mening van de verdediging is er duidelijk sprake van hervonden herinneringen, mede als gevolg van de door aangeefster ondergane psychologische behandelingen in 2008, zodat conform voornoemde Aanwijzing de LEBZ geconsulteerd diende te worden. Verder heeft de verdediging aangevoerd dat er sprake is van een beschuldiging van seksueel misbruik door aangeefster tijdens of na een echtscheidingsprocedure. Ook gelet hierop had de LEBZ ingeschakeld dienen te worden. Voorts wijst de verdediging erop dat de externe harde schijf van verdachte die belangrijk bewijsmateriaal bevat (de naaktfoto’s van aangeefster) pas op 24 februari 2011 is overgedragen aan de politie terwijl die al sinds mei 2009 in bezit was van de moeder van aangeefster én dat die harde schijf door de politie niet zeker is gesteld na het intakegesprek met aangeefster op 18 juni 2009. Dit gegeven had voor de officier van justitie aanleiding moeten zijn om de LEBZ om consultatie te verzoeken.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het navolgende. Op grond van eerdergenoemde Aanwijzing is consultatie van het LEBZ dwingend voorgeschreven indien sprake is van hervonden herinneringen. In bijlage 3 van de Aanwijzing zijn hervonden herinneringen beschreven als herinneringen die gedurende lange tijd afwezig zijn en daarna worden hervonden, bijvoorbeeld tijdens behandelingen door hulpverleners. In tegenstelling tot hetgeen de verdediging heeft betoogd, valt in het dossier geen aanwijzing te vinden dat er bij aangeefster sprake zou zijn van hervonden herinneringen als bedoeld in de zin van voornoemde Aanwijzing. Allereerst stelt de rechtbank vast dat niet is gebleken dat de herinneringen van aangeefster gedurende lange tijd afwezig zijn geweest. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat het intakegesprek op 22 juni 2009 in de kern de verwijten bevatte die later uitgebreider in de aangifte naar voren zijn gekomen, terwijl de psychologische behandeling van aangeefster niet in 2008 is begonnen, zoals de verdediging betoogde, maar in 2009, dus na het intakegesprek. Dat blijkt uit de brief van psychologe Verjaal van 10 april 2010, waarin staat vermeld dat de behandeling is begonnen na de aanmelding via het AMK, terwijl in het proces-verbaal is vermeld dat de melding bij het AMK plaatsvond op 7 juli 2009. Van een psychologische behandeling, waarin de basis voor hervonden herinneringen zou kunnen zijn gelegen, was voor het intakegesprek dan ook geen sprake. Al hetgeen de verdediging in dat opzicht heeft aangevoerd wordt dan ook verworpen.
De omstandigheid dat het hier een melding betreft van seksueel misbruik na een echtscheiding dwingt volgens voornoemde Aanwijzing niet tot inschakeling van het LEBZ. Overigens is de rechtbank van oordeel dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, de door de verdediging aangevoerde omstandigheid dat pas aangifte is gedaan nadat de moeder van aangeefster en verdachte overeenstemming hadden bereikt over een uitkoopsom en de partneralimentatie, geen aanleiding behoefde te vormen om over te gaan tot consultatie van het LEBZ.
De rechtbank overweegt voorts dat gelet op voormelde Aanwijzing de omstandigheid dat de externe harde schijf pas bijna 2 jaar na de aangifte in beslag wordt genomen geen reden vormt om het LEBZ in te schakelen.
Verder wordt aangevoerd dat het openbaar ministerie het vervolgingsprotocol heeft overtreden wat een vormverzuim oplevert. Het openbaar ministerie heeft het proces-verbaal van aangifte op 24 februari 2012 ontvangen en het eindproces-verbaal op 3 oktober 2012 . Pas op 5 februari 2014 is de dagvaarding naar verdachte verzonden en dat is naar de mening van de verdediging te laat. Ten slotte voert de verdediging aan dat het openbaar ministerie niet binnen 3 maanden na inschrijving van de zaak ten parkette of drie maanden na de laatste onderzoekshandeling, een beslissing over het al dan niet vervolgen heeft genomen, nu verdachte ruim 4 maanden nadat de zaak bij het openbaar ministerie lag, werd aangehouden.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer en overweegt als volgt. Ten aanzien van de vervolging houdt voornoemde aanwijzing het navolgende in: ‘Binnen drie maanden na inschrijving van de zaak ten parkette of - in het geval van een gerechtelijk vooronderzoek of instructie - drie maanden na de laatste onderzoekshandeling moet ten parkette een beslissing over al dan niet vervolgen worden genomen. (...)
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 2 juli 2012 door de politie is aangehouden waarmee de vervolging op voor verdachte kenbare wijze is aangevangen. Op 5 juli 2012 wordt het dossier te behoeve van de voorgeleiding bij de rechter-commissaris door het openbaar ministerie ingeschreven. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat het openbaar ministerie binnen 3 maanden na inschrijving, in casu binnen 3 dagen, een tijdige beslissing over het vervolgen van verdachte heeft genomen. De rechtbank merkt tevens op dat de voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst en niet is opgeheven, zodat het voor verdachte duidelijk moet zijn geweest dat zijn strafzaak voor de rechtbank zou komen.
De officier van justitie is dan ook ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
10 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan
uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen
gepleegd;
feit 2: Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren
heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede
bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
feit 3: Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de
leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken,
vervaardigen, meermalen gepleegd;
feit 4: Een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging,
waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is
betrokken, in bezit hebben;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een videocamera;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
1 harddisc Western Digital, 1 harddisc MYCOM en 1 usb-stick;
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een computer;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 12.500,= vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 januari 2002 tot aan de dag der algehele voldoening ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil; (BP.06)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] (feiten 1 en 2), € 12.500,= te betalen, bij niet betaling te vervangen door 120 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 januari 2002 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd. (BP.04)
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Van der Weide en
mr. Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van Vermaat, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 maart 2014.