Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2013:7375

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
10-10-2013
10-10-2013
STR-13_705146
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Veroordeling mensenhandel; bewustheid dwang bij slachtoffer niet vereist; vrijspraak verkrachting

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Middelburg

parketnummer: 02/705146-13

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 oktober 2013

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats], [adres],

thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Middelburg, locatie Torentijd, Torentijdweg 1, 4337 PE Middelburg,

ter terechtzitting aanwezig,

raadsman mr. Dunsbergen, advocaat te Breda,

ter terechtzitting verschenen.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 september 2013, waarbij de officier van justitie mr. Klooster en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:

1.

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013

tot en met 06 april 2013 te Goes en/of Kapelle en/of Vlissingen en/of Domburg

en/of elders, in elk geval (telkens) in Nederland,

(lid 3 sub 1)

tezamen en in vereniging met een ander of anderen

een ander of anderen, te weten, [slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2]

en/of [slachtoffer 3]

(lid 1, onder 1°)

door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door

dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden, door fraude, afpersing,

misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden

voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie,

heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen

met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]

en/of

(lid 1, onder 4°)

(telkens) met één of meerdere van de onder 1° van dit artikel genoemde

middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere)

feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden,

door fraude, afpersing,

misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden

voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie,

die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen en/of bewogen zich

beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten dan wel de

onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft

ondernomen waarvan hij, verdachte en/of diens mededader(s) wist(en) of

redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of

[slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van

arbeid en/of diensten,

en/of

(lid 1, onder 6°)

(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1]

en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3],

en/of

(lid 1, onder 9°)

(telkens) met één of meerdere van de onder 1° genoemde middelen, te weten door

dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden, door fraude, afpersing,

misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden

voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie

die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bewogen hem, verdachte en/of

zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar/hun seksuele

handelingen met en/of voor een derde,

immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (één of meermalen)

- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] gezegd dat er veel geld te

verdienen was en/of dat zij dan lid moest(en) worden van "de groep" en/of

daarvoor een eed moest(en) afleggen, met als doel deze perso(o)n(en) voornoemd

in de prostitutie te brengen en/of dat het verlaten van "de groep" alleen

mogelijk was door betaling van een bedrag van 5000 euro, althans een groot

geldbedrag en/of door het leveren van (2) nieuwe leden voor de groep en/of

- een (seks)advertentie van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] op

internet gezet en/of laten zetten ([sitenaam 1] en/of [sitenaam 2]) en/of

hiervoor (een) (naakt)foto('s) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]

gemaakt en/of laten maken en/of bij de advertentie gezet en/of laten zetten

en/of hiertoe die [slachtoffer 3] een electrische schok toegebracht met een taser en/of

- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] klanten bij hem thuis laten

ontvangen en/of

- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] naar klanten gebracht en/of

- de telefoon van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] gecontroleerd

en/of afgepakt en/of

- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] gezegd dat als ze niet

zou(den) gaan werken ze een probleem zou(den) hebben en/of

- die [slachtoffer 2] bedreigd door die [slachtoffer 2] een (vuur)wapen te tonen en/of

dat wapen op/tegen haar hoofd te zetten en/of (daarbij) te zeggen dat hij haar

gaat afmaken / vermoorden, althans woorden van soortgelijke aard en/of

strekking en/of heeft gedreigd haar familie iets aan te zullen doen en/of

- die [slachtoffer 2], (toen zij wilde vluchten) vastgepakt en/of terug in de auto

getrokken en/of haar mee naar een afgelegen plek genomen en/of aldaar een

steen gepakt en aan die [slachtoffer 2] gevraagd of ze er snel vanaf wilde zijn of

langzaam vanaf, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking

en/of

- die [slachtoffer 3] tegen haar wil in seks met hem, verdachte, laten hebben en/of

- het door [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] verdiende geld (deels)

ingenomen en/of beheerd en/of (deels) aangewend voor zijn eigen gebruik en/of

door welke feiten en omstandigheden voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of

[slachtoffer 3] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet

heeft/hebben kunnen onttrekken en/of tengevolge waarvan zij geen weerstand aan

verdachte en zijn mededaders heeft/hebben kunnen bieden;

art 273f lid 1 ahf/sub 9 Wetboek van Strafrecht

art 273f lid 1 ahf/sub 6 Wetboek van Strafrecht

art 273f lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht

art 273f lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

art 273f lid 3 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht

art 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht

2.

hij op of omstreeks 1 april 2013 te Goes door geweld of (een) andere

feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere

feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een)

handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel

binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3], hebbende verdachte zijn penis in

de anus van die [slachtoffer 3] gebracht en/of geduwd en bestaande dat geweld of die

andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere

feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte op een of meer tijdstip(pen) in of

omstreeks de periode van 01 maart 2013 tot en met 01 april 2013
- die [slachtoffer 3] een eed heeft laten afleggen, met als doel haar in de prostitutie

te brengen en/of daarbij heeft aangegeven dat het verlaten van "de groep"

alleen mogelijk was door betaling van een geldbedrag en/of het aanleveren van

2 nieuwe leden voor die groep en/of

- onder dreiging een taser op het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft gezet en/of

- die [slachtoffer 3] een (grote) hoeveelheid alcohol heeft laten drinken en/of

- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat hij haar nog wel wat dingen bij zou leren

en/of haar ervaring wilde laten op doen (voordat zij klanten zou krijgen) en/of

- die [slachtoffer 3] in een (emotionele) afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte,

heeft gebracht en/of (daardoor) met zijn psychische overmacht en/of emotionele

overwicht, welke hij, verdachte, op die [slachtoffer 3] had verworven, die [slachtoffer 3] aan

zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen en/of die wil van die [slachtoffer 3] heeft

gemanipuleerd en/of

- ( daardoor en/of daarbij) een situatie heeft gecreëerd als gevolg waarvan

die [slachtoffer 3] (ook gezien haar psychische toestand) zich niet tegen seksuele

handelingen kon verzetten;

en/of (aldus) voor die [slachtoffer 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan

art 242 Wetboek van Strafrecht

art 248 lid 1 Wetboek van Strafrecht

subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling

mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 1 april 2013 te Goes, met [slachtoffer 3], van wie hij,

verdachte, wist dat die [slachtoffer 3] in staat van bewusteloosheid, verminderd

bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige

gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens

leed dat die [slachtoffer 3] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent

te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer

ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit

- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer 3] en/of

- het brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, penis in de anus van die

[slachtoffer 3];

art 247 Wetboek van Strafrecht

3.

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari

2013 tot en met 6 april 2013 te Goes opzettelijk mishandelend een persoon (te

weten [medeverdachte/slachtoffer]), (telkens) hardhandig haar lichaam heeft vastgepakt en/of in

haar lichaam heeft geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn

heeft ondervonden;

art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht

subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling

mocht of zou kunnen leiden:

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari

2013 tot en met 6 april 2013 te Goes, [medeverdachte/slachtoffer], door geweld of enige andere

feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid

gericht tegen die [medeverdachte/slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te

doen of te dulden, immers heeft verdachte haar gedwongen als planner voor hem

te werken en/of daarbij meermalen, althans eenmaal

- het lichaam van die [medeverdachte/slachtoffer] hardhandig vastgepakt en/of

- in het lichaam van die [medeverdachte/slachtoffer] geknepen en/of

- tegen die [medeverdachte/slachtoffer] gezegd dat zij er al teveel in zat en/of hij haar het leven

heel zuur zou maken als ze niet mee werkte en/of hij haar kinderen bij haar

weg kon halen ;

art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

4.

hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2013 tot en met 06 april 2013,

althans op of omstreeks 6 april 2013 te Goes, althans in Nederland, een of

meer wapens van categorie III, te weten een alarmpistool, (merk ME, model 8

general) voorhanden heeft gehad;

en/of

Hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2013 tot en met 06 april 2013,

althans op of omstreeks 6 april 2013 te Goes, althans in Nederland, een of

meer wapen(s) van categorie II, te weten een stroomstootwapen (model WS 912),

voorhanden heeft gehad.

De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover

daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde

betekenis te zijn gebezigd;

art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

Feit 1

De officier van justitie is van mening dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel in die zin dat:

- de slachtoffers door de onder sub 1 genoemde middelen zijn geworven en vervoerd;

- de slachtoffers onder sub 4 zijn bewogen of gedwongen tot prostitutie;

- verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van de slachtoffers en zich in ieder geval bewust moet zijn geweest van de relevante omstandigheden waaruit uitbuiting voortvloeit, en

- de slachtoffers onder sub 9 zijn bewogen verdachte te bevoordelen uit de prostitutie/opbrengsten. De officier van justitie baseert zich daarbij op de verklaringen van de slachtoffers [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en hun achtergrond, die blijkt uit de medische verklaringen, de verklaringen van getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] alsook de tapgesprekken, sms-berichten en whatsapp-berichten. Zij heeft deze bewijsmiddelen toegelicht aan de hand van haar schriftelijk requisitoir.
Met betrekking tot de betrouwbaarheid dan wel geloofwaardigheid van [slachtoffer 3] heeft zij opgemerkt dat het contact tussen [slachtoffer 3] en [getuige 5] niets te maken heeft met onderhavige zaak. Bovendien geven naar haar mening de medische gegevens over [slachtoffer 3] voldoende verklaring voor en inzicht in het handelen van [slachtoffer 3]. Daarnaast is twijfel over het waarheidsgehalte van de verklaring van [getuige 5] gerechtvaardigd, nu dit een man is met een fors strafblad waarin onder meer een veroordeling is opgenomen ter zake van seksueel binnendringen als bedoeld in artikel 243 Wetboek van Strafrecht.
Verdachte erkent dat het is gebeurd zoals door [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is verklaard met uitzondering van de verkrachting van [slachtoffer 3] en het gebruik van de taser bij haar. Dit ontkent hij. Volgens hem werkten de slachtoffer vrijwillig in de prostitutie en is er geen sprake geweest van dwang, druk en/of geweld aangezien hij hen nooit heeft bedreigd, mishandeld of tot iets gedwongen.

Voor strafbaarheid op grond van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat het slachtoffer met behulp van een of meerdere ongeoorloofde middelen door verdachte is gedwongen dan wel bewogen zich beschikbaar te stellen voor prostitutie. Een eventuele instemming van het slachtoffer met haar exploitatie ten behoeve van het verrichten van seksuele diensten doet niets af aan de strafbaarheid van de dader als gebruik wordt gemaakt van ongeoorloofde middelen. De officier van justitie verwijst hierbij naar het arrest Chinese Horeca (Hoge Raad 17 oktober 2009, NJ 2010, 598). In onderhavige zaak is sprake van geweld, bedreiging met geweld, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie. Zij wijst daarbij op de noot van AG Vellinga bij een arrest van de Hoge Raad (LJN BJ3537). Verdachte heeft een psychisch overwicht op de slachtoffers.

Feit 2

De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de verklaringen van het slachtoffer [slachtoffer 3], de verklaringen van haar vader en de verklaring van [medeverdachte/slachtoffer].

Feit 3

De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de verklaringen van het slachtoffer [medeverdachte/slachtoffer], de foto’s van het letsel, de letselbeschrijving en de verklaring van getuige [getuige 4].

Feit 4

De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op het proces-verbaal van doorzoeking, het proces-verbaal van onderzoek pistool en stroomstootwapen en de bekennende verklaring van verdachte.

4.2

Het standpunt van de verdediging

Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 3]

De verdediging betoogt dat de verklaringen van [slachtoffer 3] van het bewijs dienen te worden uitgesloten, nu zij een kennelijk leugenachtige getuige is. Zij wijst daarbij op de verklaring van [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris en haar verklaring bij de politie op 4 september 2013. [slachtoffer 3] heeft pertinent en met grote stelligheid ontkend getuige [getuige 5] te kennen en pas als zij er niet meer onderuit kan geeft zij toe dat zij hem kent. Haar verklaring daarvoor is dat zij dichtklapte, maar naar de mening van de verdediging is dit liegen geweest.

Feit 1

De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van mensenhandel kan komen en verzoekt verdachte integraal vrij te spreken van dit feit. Zij wijst daarbij op het volgende. Verdachte ontkent niet dat [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] tegen betaling seksuele handelingen hebben verricht met klanten en dat hij voor het faciliteren daarvan ook zijn deel heeft gekregen, maar hij stelt dat de aangeefsters deze werkzaamheden vrijwillig hebben verricht. Verdachte heeft hen niet zodanig bedreigd met geweld, geweld gebruikt of op een andere manier gedwongen, dat gezegd kan worden dat zij daaraan geen of onvoldoende weerstand konden bieden en redelijkerwijs geen andere keuze hadden dan in een situatie van uitbuiting te geraken of te blijven.

[slachtoffer 1]

Subsidiair merkt de verdediging op dat indien de rechtbank tot enige bewezenverklaring ten aanzien van [slachtoffer 1] komt, het handelen hooguit als een (niet tenlastegelegde) poging is aan te merken, aangezien [slachtoffer 1] op heterdaad betrapt is, er geen voltooide betaling heeft plaatsgevonden en verdachte derhalve geen voordeel heeft getrokken uit uitbuiting.

[slachtoffer 3]

Verdachte ontkent [slachtoffer 3] onder druk te hebben gezet door het gebruik van een taser alsook dat hij [slachtoffer 3] verkracht zou hebben.

[slachtoffer 2]

De stelling van [slachtoffer 2] dat zij door verdachte is bedreigd met een vuurwapen alsook dat zij op een afgelegen plek is bedreigd met een steen wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen.

Subsidiair

Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen, merkt de verdediging op dat de periode te ruim is ten laste gelegd, nu uit de verklaring blijkt dat - kort gezegd - de mensenhandel zich heeft afgespeeld tussen 20 februari en 6 april 2013. Bovendien betoogt de verdediging vrijspraak van de strafverzwarende omstandigheid van medeplegen, nu de enige medeverdachten in deze zaak niet worden vervolgd.

Feit 2

De verdediging is van mening dat de rechtbank eveneens niet tot een bewezenverklaring van dit feit kan komen en wijst daarbij op het feit dat er naast de verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] geen steunbewijs is. Verdachte ontkent het onder 2 ten laste gelegde.

Feit 3

De verdediging is van mening dat, nu er naast de verklaring van [medeverdachte/slachtoffer] geen steunbewijs is en verdachte heeft verklaard dat het letsel de gevolgen zijn van - soms stevige - stoeipartijen, er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. Verdachte ontkent [medeverdachte/slachtoffer] te hebben mishandeld. De verdediging verzoekt dan ook verdachte van dit feit vrij te spreken.

Feit 4

De verdediging refereert zich ten aanzien van feit 4 aan het oordeel van de rechtbank.

4.3

Het oordeel van de rechtbank 1

Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 3]

Daargelaten dat aangeefster [slachtoffer 3] wisselend en op punten aantoonbaar niet conform de waarheid heeft verklaard ten aanzien van de getuige [getuige 5], zijn haar verklaringen op hoofdlijnen consistent en worden deze op verschillende punten ondersteund door ander bewijs. Anders dan de raadsman van verdachte heeft betoogd brengen de verklaringen van [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris en de politie over het al dan niet kennen van de persoon [getuige 5] niet mee dat daarmee alle afgelegde verklaringen in hun geheel wegens onbetrouwbaarheid uitgesloten dienen te worden van het bewijs. De omstandigheid dat aangeefster een kwetsbare jonge vrouw is met de nodige psychische problematiek, maakt dat de rechtbank met bijzondere aandacht haar verklaringen heeft bestudeerd om de betrouwbaarheid ervan in relatie tot het overige bewijsmateriaal te beoordelen. De rechtbank is daarbij tot het oordeel gekomen dat, daar waar de verklaringen van [slachtoffer 3] ten aanzien van verdachte ondersteund worden door andere verklaringen of bewijsmiddelen, deze voldoende betrouwbaar en overtuigend zijn om te gebruiken voor het bewijs. Het verweer wordt verworpen.

Feit 1

Op 21 februari 2013 omstreeks 20:00 uur komt bij de politie een melding binnen dat een meisje mogelijk niet vrijwillig op het parkeerterrein van restaurant De Vier Linden te Goes tussen twee auto’s was overgestapt. De auto waarin zij was gestapt was vervolgens doorgereden naar een parkeerterrein een stukje verderop. De verbalisanten die ter plaatse zijn gegaan treffen daar op een bospaadje een personenauto aan met daarin op de passagiersstoel de geheel ontklede [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1]) en op de bestuurderstoel een man met ontbloot onderlichaam.2

De man is als getuige gehoord door de politie. Hij heeft verklaard dat de afspraak voor die avond om 20.00 uur bij het parkeerterrein tot stand was gekomen via internet toen hij reageerde op een advertentie op de website [sitenaam 1]. Gevraagd naar de prijs werd hem een bedrag van € 50,00 voor een half uur genoemd. ‘s Avonds werd een jongedame door een man afgezet bij de auto van de getuige, waarna zij bij hem is ingestapt.3

[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij ongeveer een maand daarvoor verdachte heeft leren kennen in het Nijverheidscentrum. Hij heeft haar verteld dat hij in een groep zat samen met zijn drie broers en dat hij de leider was. Hij vroeg haar of zij geld wilde verdienen en of zij dus lid wilde worden van de groep. Een week voordat zij werd aangetroffen in de auto heeft zij met verdachte gesproken. Hij zei haar dat zij opdrachten die zij kreeg niet mocht weigeren en vertelde dat er meiden zijn die voor de groep seks met mannen tegen betaling hebben. [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij geen seks met mannen wilde hebben. [slachtoffer 2] (verder: [slachtoffer 2]) heeft haar later benaderd. Er werd gesproken over een eed. [slachtoffer 2] had de eed al afgelegd en moest van verdachte [slachtoffer 1] overhalen ook de eed af te leggen. Op 20 februari 2013 heeft [slachtoffer 1] met [slachtoffer 2] en verdachte afgesproken en gezegd dat zij ook geld wilde verdienen en dus ook lid wilde worden van de groep. Zij heeft toen een eed afgelegd. De volgende dag kreeg zij van verdachte een whatsapp-bericht dat zij om 19:30 uur bij de JB moest zijn, omdat haar klant om 20:00 uur kwam. Zij is bij verdachte in de auto gestapt en zij zijn naar de Hollandsche Hoeve in Goes gereden. Verdachte zou op het parkeerterrein wachten en als er iets zou gebeuren moest zij hem bellen. Hij vertelde haar dat de klant vooruit moest betalen.4 De klanten moesten voor een half uur € 50,00 betalen en voor een uur € 100,00. Zij zou hier de helft van krijgen.5 Omstreeks 20:00 uur kwam er een auto aan. [slachtoffer 1] is bij de man ingestapt en zij zijn naar de achterste parkeerplaats gereden. Korte tijd later kwam de politie. [slachtoffer 1] heeft ook met een broer van verdachte, genaamd[medeverdachte](de rechtbank begrijpt: [medeverdachte]), contact gehad door middel van whatsapp-berichten over de vraag of zij lid wilde worden van de groep.6 Ook heeft zij hem op zijn verzoek naaktfoto’s en foto’s in lingerie van zichzelf gestuurd. Deze foto’s heeft zij ook naar verdachte gestuurd.7 De contacten met de (potentiële) klanten werden onderhouden door verdachte en een planner. Zij bepaalden ook de werktijden en gaven de opdracht met de klant aan [slachtoffer 1] door.8

[slachtoffer 2] heeft in eerste instantie bij de politie verklaard dat zij niet voor verdachte werkte, omdat zij bang is voor verdachte. Hij heeft niet alleen gedreigd haar wat aan te doen, maar ook haar vriend en een vriendin.9 [slachtoffer 2] heeft later verklaard dat zij lid is geworden van de groep en dat zij de eed, inhoudende dat zij alle opdrachten uitvoert en zweert er alles aan te doen om geld bij elkaar te verzamelen, heeft afgelegd.10 Dit was begin februari 2013. Zij heeft dit gedaan omdat verdachte mooie praatjes had over het verdienen van geld. Hoewel zij geen betaalde seks met mannen wilde is zij akkoord gegaan, omdat verdachte haar bedreigde en zij bang was voor de gevolgen.11 [slachtoffer 2] heeft klanten in Vlissingen, Middelburg, Domburg, Goes en Kapelle afgewerkt. Verdachte bracht haar telkens naar de klant.12 Haar eerste klant had zij op de avond dat [slachtoffer 1] de eed heeft afgelegd.13 Op enig moment is zij zwanger geraakt en hoopte zij de groep te kunnen verlaten. Verdachte heeft gezegd dat zij de groep mocht verlaten op het moment dat zij voor € 5.000,00 prostitutiewerk heeft verricht en twee nieuwe leden heeft aangebracht.14 Hij vertelde haar dat hij tegen [slachtoffer 3] (verder: [slachtoffer 3]) had gezegd dat als zij € 5.000,00 zou betalen en twee nieuwe leden zou aanbrengen zij eruit kon stappen. Ditzelfde gold voor [slachtoffer 2].15 [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij in totaal tien klanten heeft afgewerkt.16 Verdachte regelde de klanten via een planner.17 De klant betaalde voor een half uur

€ 50,00 en voor een uur € 100,00. [slachtoffer 2] kreeg daarvan € 25,00 respectievelijk € 50,00. De planner kreeg € 10,00 en de rest van het bedrag hield verdachte.18 [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij aan [slachtoffer 3] heeft gevraagd ook lid te worden van de

groep.19

[slachtoffer 3] kwam tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte op 6 april 2013 aan de deur. Toen de verbalisanten haar vertelden dat verdachte was aangehouden op verdenking van mensenhandel raakte zij in paniek en begon zij te huilen. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat verdachte haar heeft verteld dat als zij voor hem werkte zij veel geld kon verdienen. Hij vertelde haar nog niet waarmee. Zij moest lid worden van de groep, de ‘broederschap’, en een eed afleggen dat zij de dingen zou doen die verdachte zei. Als zij dat niet deed werd verdachte heel erg boos.20 [slachtoffer 3] was de rechterhand van verdachte en zij moest er voor zorgen dat [slachtoffer 2] deed wat hij wilde, wat inhield dat zij seks moest hebben met andere mannen.21 Toen [slachtoffer 2] afhaakte omdat ze zwanger was moest [slachtoffer 3] hetzelfde werk doen als [slachtoffer 2].[medeverdachte/slachtoffer] (verder: [medeverdachte/slachtoffer]) regelde als planner een klant voor haar. De klant, die [slachtoffer 3] ontving in het huis van verdachte, betaalde voor een uur € 150,00. [slachtoffer 3], [medeverdachte/slachtoffer] en verdachte kregen ieder een gelijk deel. Verdachte heeft haar ook met een taser mishandeld. Verdachte heeft op de dag dat hij haar met de taser mishandelde foto’s van [slachtoffer 3] in ondergoed gemaakt in zijn woning en naar [medeverdachte/slachtoffer] gestuurd. [medeverdachte/slachtoffer] heeft deze foto’s op een website geplaatst.22 [slachtoffer 3] wilde op een gegeven moment dat het stopte, maar dat kon niet omdat verdachte dreigde haar familie iets aan te doen.23

[slachtoffer 3] is op 14 mei 2013 in een studio in Eindhoven verhoord. Zij heeft onder andere verklaard dat zij verdachte via een vriendin heeft leren kennen. Toen deze vriendin afhaakte was zij aan de beurt.24 Verdachte was boos en heeft bij haar op 30 maart 2013 een taser gebruikt. Deze heeft hij onder haar rechterborst gezet.25 Zij durfde tegen niemand iets te zeggen, omdat hij verschillende keren tegen haar had gezegd dat als zij het verder zou vertellen haar ouders, familie, dierbaren of vrienden er aan zouden gaan.26 Op 1 april 2013 moest zij weer naar de woning van verdachte komen en moest zij eerst met een vriend van verdachte naar bed om het te leren.27 Voorts verklaarde zij dat zij tegen haar wil anale seks heeft gehad met verdachte. [slachtoffer 3] wilde dit niet maar had meegewerkt omdat zij bang was na het incident met de taser twee dagen eerder.28 Zij is op 3 april 2013 ook met een oudere man naar bed geweest.29

[medeverdachte/slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar vertelde dat hij met zijn broers een organisatie had opgericht die ‘De Broederschap’ heette, die zich bezig hield met prostitutie. Verdachte wilde in Zeeland zoiets voor zichzelf oprichten en vroeg aan [medeverdachte/slachtoffer] of zij een soort rechterhand van hem wilde worden. Toen zij aangaf dit niet te willen bedreigde hij haar om haar kinderen bij haar weg te halen waardoor zij druk voelde.30 De meisjes wisten bij het afleggen van de eed dat zij er niet uit konden stappen. Als ze er toch uit wilden moesten ze nieuwe leden inbrengen en een bedrag van € 5.000,00 betalen. Dat heeft verdachte haar verteld.31 Zij weet dat hij drie meisjes voor hem had werken en dat zij een eed hadden moeten afleggen.32 [slachtoffer 1] had zelf de websites [sitenaam 1] en [sitenaam 2] opgezocht. Vanaf het moment dat [slachtoffer 1] (naakt)foto’s en deze websites naar verdachte had gestuurd, is [medeverdachte/slachtoffer] begonnen als planner. Verdachte en [medeverdachte/slachtoffer] hebben op beide websites een profiel aangemaakt van [slachtoffer 1]. [medeverdachte/slachtoffer] moest de reacties beantwoorden. Verdachte bracht [slachtoffer 1] naar de klant. Hetgeen verdiend werd ging door de helft, een deel was voor het meisje en een deel voor verdachte. [medeverdachte/slachtoffer] kreeg van het deel van verdachte een bedrag.33 [slachtoffer 1] is de eerste keer dat zij een klant had opgepakt, [slachtoffer 2] heeft ongeveer drie weken gewerkt en [slachtoffer 3] heeft één klant gehad.34 Verdachte heeft haar verteld dat hij foto’s heeft gemaakt van [slachtoffer 3] in ondergoed voor haar profiel. [medeverdachte/slachtoffer] moest deze foto’s bij haar profiel plaatsen.35

Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de slachtoffers net als hijzelf geld nodig hadden. Hij heeft tegen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gezegd dat er geld te verdienen was door seks te hebben met derden, dat zij daarvoor lid moesten worden van de groep en dat zij een eed moesten afleggen. Een deel van de opbrengst hield verdachte zelf. Hij heeft daarvoor advertenties van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] geplaatst op sekswebsites, nadat [slachtoffer 1] zelf een advertentie had geplaatst en hij zag dat klanten hierop reageerden. [slachtoffer 3] heeft een klant in zijn woning ontvangen, [slachtoffer 1] heeft hij één keer naar een klant gebracht en ook [slachtoffer 2] bracht hij naar klanten. Verdachte bood bescherming en deed de planning van de afspraken.36 Verdachte stelt dat het zakelijke contacten betrof om geld te verdienen, waarmee de slachtoffers vrijwillig hebben ingestemd. Op geen enkele wijze is door hem dwang uitgeoefend dan wel heeft hij op enigerlei wijze een van hen bedreigd, aldus verdachte. De rol van [medeverdachte/slachtoffer] was dat zij verdachte een aantal malen tegen betaling heeft geholpen met de planning.

Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.

Verdachte heeft in de periode van 19 december 2012 tot en met 8 februari 2013 een taakstraf verricht in het Nijverheidscentrum te Goes. Daar is hij in januari 2013 in contact gekomen met [medeverdachte/slachtoffer] met wie hij bevriend raakte en een relatie kreeg. In voornoemde periode is hij tevens in contact gekomen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die in het kader van het behoud van hun uitkering in het Nijverheidscentrum werkzaamheden verrichten, alsook met [slachtoffer 3], een vriendin van [slachtoffer 2]. Alle betrokkenen hadden financiële problemen en konden extra geld gebruiken. Verdachte heeft daartoe tegen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gezegd dat zij geld konden verdienen als zij lid werden van de groep ‘De Broederschap’. Zij moesten daarvoor een eed afleggen, hetgeen zij ook hebben gedaan. Hoewel verdachte het wellicht niet expliciet tegen (alle) slachtoffers heeft gezegd, blijkt uit de bewijsmiddelen voldoende dat zijn opzet erop gericht was om de slachtoffers tegen betaling klanten te laten ontvangen en seksuele handelingen met hen te verrichten. Voor dit oordeel is niet relevant of de slachtoffers ten tijde van het afleggen van de eed van deze opzet op de hoogte waren. Verdachte kreeg een deel van de te ontvangen betalingen en regelde in ruil daarvoor de afspraken, deed de planning, reed de slachtoffers naar de klanten en bood de slachtoffers bescherming. Hij heeft in dat kader [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar klanten gebracht, [slachtoffer 3] in zijn woning in ieder geval één klant laten ontvangen, seksadvertenties van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] op internet geplaatst, en een deel van het ontvangen geld gekregen en voor zichzelf gebruikt. Deze ten laste gelegde feitelijkheden kunnen dan ook naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden.

Verdachte heeft voorgaande ten laste gelegde gedragingen ter zitting erkend maar ontkent de overige ten laste gelegde feitelijkheden. De rechtbank overweegt daarover als volgt.

Verlaten groep

[slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte tegen haar - en volgens zijn eigen zeggen ook tegen [slachtoffer 3] -heeft gezegd dat zij alleen de groep kon verlaten als zij € 5.000,00 zou betalen en twee nieuwe leden zou aanbrengen. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij na een jaar uit ‘de Broederschap’ mocht. Als zij er eerder uit wilde moest zij een bedrag van duizenden euro’s betalen.37 Bovendien wordt dit bevestigd door [medeverdachte/slachtoffer]: verdachte heeft haar verteld dat de slachtoffers de groep alleen konden verlaten door € 5.000,00 euro te betalen en nieuwe leden aan te brengen. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij dit tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd omdat hij haar niet kwijt wilde.38 Hij heeft dit ter zitting genuanceerd en gezegd dat hij aan [slachtoffer 2] heeft gevraagd of zij niet eerst nog € 5.000,00 wilde verdienen voordat zij de groep verliet. De rechtbank houdt verdachte aan zijn bij de politie afgelegde verklaring nu deze wordt ondersteund door verklaringen van aangeefsters. Gelet op het vorenstaande acht zij dit onderdeel van de tenlastelegging ook wettig en overtuigend bewezen.

Gebruik taser bij [slachtoffer 3]

heeft verklaard dat verdachte haar op 30 maart 2013 in zijn woning elektrische schokken heeft toegebracht met een taser, hetgeen veel pijn deed en waardoor zij brandwonden heeft opgelopen. Op 6 april 2013 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte waarbij onder andere een stroomstootwapen in de vorm van een zaklamp is aangetroffen.39 [medeverdachte/slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar heeft verteld dat hij de taser bij [slachtoffer 3] tegen haar been heeft gezet toen hij boos op haar was.40 Ook bij haar heeft verdachte op enig moment de taser gepakt, deze in de lucht laten knetteren en vervolgens tegen haar hoofd gehouden waardoor zij nog lichte schokken voelde.41

[slachtoffer 3] is op 10 april 2013 onderzocht door een forensisch geneeskundige. Hij heeft bij haar zes ‘brandwonden’ van verschillende ernst, genezing en omvang geconstateerd met ongeveer gelijke afstand tussen de polen.42 Door een forensisch onderzoeker is vervolgens onderzoek verricht aan het stroomstootwapen en naar de verwondingen bij [slachtoffer 3]. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft hij geconcludeerd dat de aangetroffen huidbeschadigingen op het lichaam van [slachtoffer 3] kunnen zijn toegebracht door het bij verdachte in beslag genomen stroomstootwapen.43

Verdachte ontkent dat hij de taser bij [slachtoffer 3] heeft gebruikt. Hij stelt dat wellicht een ander het letsel heeft veroorzaakt. Immers, [slachtoffer 3] had een sleutel van de woning waardoor zij te allen tijde in de woning kon en ook iedereen kon meenemen.

De raadsman heeft aangevoerd dat niet onomstotelijk vast staat dat de verwondingen ook daadwerkelijk zijn toegebracht door het stroomstootwapen. De rechtbank acht echter gelet op het vorenstaande, en dan met name de verklaring van [medeverdachte/slachtoffer] dat verdachte ook bij haar met het stroomstootwapen heeft gedreigd, waaruit blijkt dat hij het gebruik daarvan niet schuwde, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] met het stroomstootwapen elektrische schokken heeft toegebracht.

Telefoon [slachtoffer 2]

heeft verklaard dat zij de woensdag voor haar verhoor op 22 maart 2013 naar verdachte moest komen. Hij vroeg of zij alles had gewist van haar Blackberry. Zij moest vervolgens haar telefoon aan hem geven, hij bekeek hem en gaf hem niet meer terug.44 [medeverdachte/slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte bij haar kwam met de telefoon van [slachtoffer 2] en dat hij daar in ging zitten kijken45. Over de telefoon van [slachtoffer 2] heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij aan haar heeft gevraagd of zij de gegevens had gewist en toen zij dat beaamde heeft hij dit niet meer gecontroleerd. Hij heeft de telefoon van [slachtoffer 2] niet in zijn bezit gehad, aldus verdachte. Gelet op de voornoemde getuigenverklaringen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de telefoon van aangeefster [slachtoffer 2] heeft afgepakt en gecontroleerd.

Bedreiging [slachtoffer 2]

heeft verklaard dat zij op 17 maart 2013 samen met [slachtoffer 3] naar verdachte is toegegaan. [slachtoffer 2] moest bij verdachte in de auto stappen en samen zijn zij een stukje gaan rijden. Verdachte was heel erg boos en heeft een pistool of revolver gepakt, dit tegen haar hoofd gehouden en het laten afgaan met een klik, nadat hij het kogeltje er uit had gehaald. Hij zei daarbij dat als zij haar afspraken niet nakwam dit het gevolg was.46 heeft het bij verdachte in beslag genomen alarmpistool herkend als het pistool dat hij tegen haar hoofd heeft gehouden.47

Verder heeft zij verklaard dat, toen zij - nadat verdachte haar telefoon had afgepakt - uit de auto wilde vluchten, verdachte haar beetpakte en terug trok. Hij reed vervolgens naar een afgelegen plek, pakte een steen en vroeg haar of ze er snel of langzaam van af wilde zijn. Vervolgens heeft hij geprobeerd haar met de steen te slaan, maar dat kon zij afweren.48

Verdachte ontkent [slachtoffer 2] - en ook overigens een van de andere slachtoffers - op enigerlei wijze te hebben bedreigd. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zowel [slachtoffer 2] als ook verdachte haar heeft verteld dat verdachte [slachtoffer 2] met een geweer heeft bedreigd. Verdachte zei dat het geen spelletje was en dat zij moest luisteren.49 [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] haar heeft verteld dat verdachte haar had bedreigd door een pistool op haar hoofd te zetten en te dreigen met een steen. Hij zou niet alleen haar iets aandoen maar ook haar vriend en ouders. Verdachte heeft bovendien tegen [slachtoffer 1] verteld dat hij wel eens mensen heeft bedreigd met een pistool.50

Een materiedeskundige van het Regionaal Bureau Wapens en Munitie heeft onderzoek verricht aan het tijdens de doorzoeking in de auto van verdachte aangetroffen wapen. De door [slachtoffer 2] gemaakte tekening van het wapen dat verdachte tegen haar hoofd heeft gezet en de door haar aangegeven kleuren komen overeen met het onder verdachte in beslag genomen wapen. De verklaring van [slachtoffer 2] dat hij het wapen liet afgaan met een klik zou met dit wapen gebeurd kunnen zijn.51

Met betrekking tot het slaan met een steen door verdachte heeft de raadsman van verdachte opgemerkt dat het zeer onwaarschijnlijk is dat verdachte, die ogenschijnlijk veel sterker is dan [slachtoffer 2], niet in staat is haar te raken omdat zij telkens op tijd wist weg te duiken. De rechtbank overweegt dat aan verdachte niet is ten laste gelegd dat hij heeft getracht haar te raken met een steen, maar dat hij haar daarmee heeft gedreigd. Derhalve behoeft dit verweer hier geen verdere bespreking.

Gelet op het bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft bedreigd met een wapen alsook met een steen.

Verkrachting [slachtoffer 3]

De rechtbank acht deze feitelijkheid niet wettig en overtuigend bewezen gelet op hetgeen zij hieronder met betrekking tot feit 2 heeft overwogen.

Artikel 273f, eerste lid, Wetboek van Strafrecht

Uit vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte door dwang, (dreiging met) geweld, andere feitelijkheden, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en de kwetsbare positie van de slachtoffers hen heeft verworven, vervoerd en heeft overgebracht met het oogmerk van uitbuiting van deze slachtoffers (sub 1). Dat de slachtoffers kwetsbare jonge vrouwen met de nodige psychische problematiek waren blijkt uit verklaringen van de ouders alsook uit de over hen opgemaakte rapportages.52 Voor dit oordeel is niet relevant in hoeverre de slachtoffers meenden dat zij de werkzaamheden vrijwillig hebben verricht. Tevens heeft hij de slachtoffers op die wijze bewogen tot het verrichten van diensten, te weten prostitutie (sub 4), voordeel getrokken uit die uitbuiting (sub 6) en de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde, nu hij van hen geldbedragen heeft ontvangen (sub 9). De rechtbank acht dit laatste onderdeel niet wettig en overtuigend bewezen ten aanzien van [slachtoffer 1] nu zij door de politie is opgepakt, terwijl zij haar eerste klant had. Zij had nog geen geld ontvangen en verdachte is daardoor dan ook niet bevoordeeld.

Periode

De raadsman heeft betoogd dat - indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt - verdachte voor een deel van de periode dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt dat verdachte de bewezenverklaarde feiten in de ten laste gelegde periode heeft gepleegd. Dat de periode feitelijk korter is geweest is een omstandigheid waarmee zij bij het bepalen van de strafmaat rekening zal houden.

Medeplegen

Voor een bewezenverklaring van het medeplegen van mensenhandel is vereist dat er tussen verdachte en zijn medeverdachte(n) een zekere mate van nauwe en bewuste samenwerking is geweest. Er moet (voorwaardelijk) opzet op het medeplegen van die mensenhandel hebben bestaan. De samenwerking kan blijken uit voorafgaande al dan niet stilzwijgende afspraken, taakverdelingen, de aanwezigheid ten tijde van het delict en het zich niet distantiëren daarvan. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijk opzet uit de bewijsmiddelen valt af te leiden en overweegt daartoe als volgt.

[medeverdachte/slachtoffer] heeft verdachte tegen betaling geholpen met het plaatsen van seksadvertenties op internet, het reageren op reacties op de advertenties door potentiële klanten en de planning van de afspraken. Bovendien is zij op verzoek van verdachte op 3 april 2013 in zijn woning aanwezig geweest, terwijl [slachtoffer 3] boven een klant afwerkte, zodat zij haar daarna kon opvangen. Dat voornoemde handelingen wellicht niet uit vrije wil door [medeverdachte/slachtoffer] zijn verricht doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.

Verder heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij met een broer van verdachte, genaamd [medeverdachte]de rechtbank begrijpt: [medeverdachte]), contact heeft gehad door middel van whatsapp- berichten over de vraag of zij lid wilde worden van de groep.53 Ook heeft zij hem op zijn verzoek naaktfoto’s en foto’s in lingerie van zichzelf gestuurd.54 [medeverdachte] heeft dit tegenover de politie bevestigd. Hij heeft via whatsapp contact gehad met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Verdachte heeft hem gevraagd om hen te zeggen dat zij een groepje waren en hij moest de indruk wekken dat zij samen wat konden bereiken. [slachtoffer 1] heeft hem op zijn verzoek (naakt)foto’s van zichzelf gestuurd.55 Verdachte heeft verklaard dat zijn broer [medeverdachte] ook mee ging praten. Hij noemde zichzelf, [medeverdachte] en een andere broer genaamd [medeverdachte 2] de drie leiders van de zaak. [medeverdachte] heeft met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gesproken.56

Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte/slachtoffer] en [medeverdachte] en dat derhalve wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de mensenhandel tezamen en in vereniging met hen heeft gepleegd.

Feit 2

Aangeefster [slachtoffer 3] heeft zowel tijdens het studioverhoor alsook later bij de rechter-commissaris verklaard dat zij tegen haar wil seks heeft gehad met verdachte. Daartegenover staat de verklaring van verdachte die ten stelligste ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan de hem verweten gedraging. In het dossier bevindt zich geen ander bewijs ten aanzien van de ten laste gelegde verkrachting.

De rechtbank overweegt dat is vast komen te staan dat verdachte en [slachtoffer 3] op 1 april 2013 geruime tijd samen in de woning van verdachte aan de[adres 2] zijn geweest. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij die dag - voordat verdachte haar tot seksuele handelingen met hem dwong - eerst seks moest hebben met een vriend van verdachte om het te leren. Deze verklaring wordt ondersteund door [medeverdachte/slachtoffer], die heeft verklaard dat verdachte haar heeft verteld dat ene [voornaam] [slachtoffer 3] moest uittesten op seksueel gebied en dat [slachtoffer 3] hem heeft gepijpt, maar dat dit niet is gelukt. Dit wordt overigens ontkend door zowel verdachte alsook zijn vriend [vriend verdachte] en is niet aan verdachte ten laste gelegd. Uit de verklaringen van [slachtoffer 3] blijkt verder dat zij die dag de nodige alcohol had gedronken om te ontspannen en dat zij zich daardoor weinig kan herinneren van de handelingen die zij bij en met de vriend van verdachte heeft moeten verrichten. Nadat hij was vertrokken heeft ze nog een glas cola met rum gedronken en vervolgens zou verdachte haar anaal hebben verkracht.

De vader van [slachtoffer 3] heeft weliswaar tegenover de politie verklaard dat hij en zijn vrouw rond eind maart 2013 een negatieve verandering in het gedrag van [slachtoffer 3] hebben waargenomen, onder andere bestaande uit intense verdrietigheid, maar hij weet niet waaraan dit te wijten is, nu zij hen niet heeft willen vertellen wat de oorzaak van haar verdriet is geweest. De behandelend psychiatrisch verpleegkundige heeft aan de hand van haar aantekeningen bevestigd dat [slachtoffer 3] in februari/maart 2013 meer angstsymptomen vertoonde, maar dat [slachtoffer 3] niet kon benoemen waardoor dit kwam. Uit het dossier kan worden afgeleid, zoals hiervoor ook onder 1 overwogen, dat zich in die periode veel heeft afgespeeld in het leven van [slachtoffer 3] en dat zij in ieder geval als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde onder (enorme) druk heeft gestaan. De veranderingen in het gedrag van [slachtoffer 3] zouden erop kunnen duiden dat het ten laste gelegde heeft plaatsgevonden, maar niet kan worden uitgesloten dat de veranderingen in het gedrag van [slachtoffer 3] het gevolg zijn geweest van het gebruik van een taser op haar waardoor zij brandwonden heeft opgelopen en/of het feit dat zij voor verdachte werkzaamheden in de prostitutie moest verrichten. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze getuigenverklaringen dan ook niet redengevend voor de beoordeling van het ten laste gelegde.

Ingevolge artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat verdachte het feit heeft begaan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Zoals hiervoor overwogen is er ten aanzien van de ten laste gelegde verkrachting dan wel ontuchtige handelingen, behalve de verklaringen van [slachtoffer 3], geen ander bewijs aanwezig. Daarom kan de rechtbank niet komen tot de bewezenverklaring van de aan verdachte onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van deze feiten.

Feit 3

Zoals hiervoor reeds overwogen werkte [medeverdachte/slachtoffer] als planner voor verdachte. Zij heeft verklaard dat verdachte haar, vanaf het moment dat zij hem te kennen gaf niet voor hem te willen werken, vastpakte en dat dit zodanig hardhandig was dat het pijn deed en dat zij er blauwe plekken aan overhield. Het begon vaak als stoeien, maar uiteindelijk deed hij haar dan pijn. Ook heeft hij haar vastgepakt, tegen de muur geduwd en op de bank gegooid. De mishandelingen gebeurden zowel in haar woning alsook in de woning van verdachte57. De verbalisant heeft tijdens het verhoor geconstateerd dat op de linkerbovenarm en het rechteronderbeen van [medeverdachte/slachtoffer] duidelijk blauwe plekken zichtbaar waren58 en heeft hiervan foto’s gemaakt59. Daarnaast is [medeverdachte/slachtoffer] onderzocht door een forensisch geneeskundige. Deze heeft diverse bloeduitstortingen over het hele lichaam van [medeverdachte/slachtoffer] geconstateerd, waarvan de meesten inmiddels (groten-)deels verdwenen waren. De geconstateerde letsels passen volgens de geneeskundige bij het verhaal van mishandeling.60 Verdachte heeft hierover verklaard dat hij met [medeverdachte/slachtoffer] heeft gestoeid en dat hij weet dat hij daarbij hardhandig is61. Dat hij hardhandig is blijkt ook uit de navolgende sms-berichten:

Sms-bericht 3 april 2013 22:54:02 uur ([medeverdachte/slachtoffer] sms’t aan verdachte): ‘doe me gwn niet expres pijn’.

Sms-bericht 3 april 2013 22:56:13 uur (verdachte sms’t aan [medeverdachte/slachtoffer]): ‘voor mij is het gewoon een spel en ja, ik ben hardhandig’.

Sms-bericht 3 april 2013 22:58:35 uur ([medeverdachte/slachtoffer] sms’t aan verdachte): ’t enige wat ik dan vraag is doe alsjeblieft wat zachter, geen blauwe plekken meer’.62

De verklaring van [medeverdachte/slachtoffer], in onderling samenhang bezien met voornoemde sms-berichten en de verklaring van verdachte, en het geconstateerde letsel bij [medeverdachte/slachtoffer] brengen de rechtbank tot de conclusie dat verdachte het slachtoffer [medeverdachte/slachtoffer] in de tenlastegelegde periode meerdere keren opzettelijk heeft mishandeld.

Feit 4

De rechtbank acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen gelet op:

- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de doorzoeking op 6 april 2013 van de woning van verdachte aan de [adres 2] en de auto van verdachte, waarbij een stroomstootwapen in de vorm van een zaklamp respectievelijk een startpistool is aangetroffen63;

- het proces-verbaal van het Regionaal Bureau Wapens en Munitie met betrekking tot het onderzoek van de onder verdachte in beslag genomen wapens, waaruit blijkt dat het voorhanden hebben van deze wapens in strijd is met de Wet wapens en munitie64;

- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 26 september 2013 dat deze wapens zijn eigendom zijn65.

4.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

1.

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013

tot en met 06 april 2013 te Goes en/of Kapelle en/of Vlissingen en/of Domburg

en/of elders, in elk geval (telkens) in Nederland,

(lid 3 sub 1)

tezamen en in vereniging met een ander of anderen

een ander of anderen, te weten, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]

en/of [slachtoffer 3]

(lid 1, onder 1°)

door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door

dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden, door fraude, afpersing,

misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden

voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie,

heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen

met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of

en/of

(lid 1, onder 4°)

(telkens) met één of meerdere van de onder 1° van dit artikel genoemde

middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere)

feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden,

door fraude, afpersing,

misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden

voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie,

die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen en/of bewogen zich

beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten dan wel de

onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft

ondernomen waarvan hij, verdachte en/of diens mededader(s) wist(en) of

redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of

[slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van

arbeid en/of diensten,

en/of

(lid 1, onder 6°)

(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die De

Rooij en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3],

en/of

(lid 1, onder 9°)

(telkens) met één of meerdere van de onder 1° genoemde middelen, te weten door

dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden, door fraude, afpersing,

misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden

voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie

die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bewogen hem, verdachte en/of

zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar/hun seksuele

handelingen met en/of voor een derde,

immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (één of meermalen)

- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] gezegd dat er veel geld te

verdienen was en/of dat zij dan lid moest(en) worden van "de groep" en/of

daarvoor een eed moest(en) afleggen, met als doel deze perso(o)n(en) voornoemd

in de prostitutie te brengen en/of dat het verlaten van "de groep" alleen

mogelijk was door betaling van een bedrag van 5000 euro, althans een groot

geldbedrag en/of door het leveren van (2) nieuwe leden voor de groep en/of

- een (seks)advertentie van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] op

internet gezet en/of laten zetten ([sitenaam 1] en/of [sitenaam 2]) en/of

hiervoor (een) (naakt)foto('s) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]

gemaakt en/of laten maken en/of bij de advertentie gezet en/of laten zetten

en/of hiertoe die [slachtoffer 3] een electrische schok toegebracht met een taser en/of

- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] een klanten bij hem thuis laten

ontvangen en/of

- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] naar klanten gebracht en/of

- de telefoon van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] gecontroleerd

en/of afgepakt en/of

- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] gezegd dat als ze niet

zou(den) gaan werken ze een probleem zou(den) hebben en/of

- die [slachtoffer 2] bedreigd door die [slachtoffer 2] een (vuur)wapen te tonen en/of

dat wapen op/tegen haar hoofd te zetten en/of (daarbij) te zeggen dat hij haar

gaat afmaken / vermoorden, althans woorden van soortgelijke aard en/of

strekking en/of heeft gedreigd haar familie iets aan te zullen doen en/of

- die [slachtoffer 2], (toen zij wilde vluchten) vastgepakt en/of terug in de auto

getrokken en/of haar mee naar een afgelegen plek genomen en/of aldaar een

steen gepakt en aan die [slachtoffer 2] gevraagd of ze er snel vanaf wilde zijn of

langzaam vanaf, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking

en/of

- die [slachtoffer 3] tegen haar wil in seks met hem, verdachte, laten hebben en/of

- het door [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] verdiende geld (deels)

ingenomen en/of beheerd en/of (deels) aangewend voor zijn eigen gebruik en/of

door welke feiten en omstandigheden voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of

[slachtoffer 3] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet

heeft/hebben kunnen onttrekken en/of tengevolge waarvan zij geen weerstand aan

verdachte en zijn mededaders heeft/hebben kunnen bieden;

3.

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari

2013 tot en met 6 april 2013 te Goes opzettelijk mishandelend een persoon (te

weten [medeverdachte/slachtoffer]), (telkens) hardhandig haar lichaam heeft vastgepakt en/of in

haar lichaam heeft geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn

heeft ondervonden;

4.

hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2013 tot en met 06 april 2013,

althans op of omstreeks 6 april 2013 te Goes, althans in Nederland, een of

meer wapens van categorie III, te weten een alarmpistool, (merk ME, model 8

general) voorhanden heeft gehad;

en/of

hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2013 tot en met 06 april 2013,

althans op of omstreeks 6 april 2013 te Goes, althans in Nederland, een of

meer wapen(s) van categorie II, te weten een stroomstootwapen (model WS 912),

voorhanden heeft gehad.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft kennis genomen van het rapport van de psycholoog die geen advies kan geven aangaande de toerekeningsvatbaarheid vanwege de ontkenning van verdachte. De psycholoog adviseert oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf met daaraan onder andere gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat hij zich dient te laten behandelen bij De Waag, hetgeen eveneens door Reclassering Nederland wordt geadviseerd. De officier van justitie is echter van mening dat een gevangenisstraf, waarbij de mogelijkheid bestaat een gedeelte voorwaardelijk op te leggen, de ernst van de feiten niet rechtvaardigt. Deze behandeling kan ook in de laatste fase van detentie plaatsvinden. De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Zij heeft daarbij ten aanzien van feit 1 en 2 rekening gehouden met eendaadse samenloop.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging merkt op dat de eis van de officier van justitie vooral is ingegeven door het woord ‘repressie’, terwijl een straf dient te worden ingegeven door zowel repressie alsook preventie. De psycholoog heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van ADHD. Hoewel hij niet kan aangeven in hoeverre deze stoornis de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte heeft beïnvloed, schrijft de psycholoog wel dat verdachte door de ADHD impulsief en onnadenkend gedrag vertoont en dat hij in mindere mate in staat blijkt te zijn de consequenties van zijn gedrag te overzien. De psycholoog is van mening dat een ambulante behandeling binnen een forensisch psychiatrisch kader noodzakelijk is. De verdediging verzoekt - ongeacht tot welke bewezenverklaring de rechtbank komt - aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het plan van aanpak van Reclassering Nederland en de psycholoog. Voorts verzoekt de verdediging bij een bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht toe te passen.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

Bij de beantwoording van de vraag welke straf of maatregel aan verdachte moet worden opgelegd houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Zij heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft zich samen met anderen in de periode van 20 februari 2013 tot 6 april 2013 schuldig gemaakt aan drie gevallen van mensenhandel, waarbij hij het dreigen met en toepassen van grof geweld niet schuwde. Immers, hij heeft bij [slachtoffer 3] een taser gebruikt toen zij niet wilde meewerken om naaktfoto’s te maken en hij heeft [slachtoffer 2], toen zij wilde stoppen met de prostitutiewerkzaamheden, bedreigd door een wapen tegen haar hoofd te zetten. Dat het niet langer heeft geduurd en dat er niet meer slachtoffers zijn gevallen is niet aan verdachte te danken, maar aan de oplettendheid van een burger. De slachtoffers waren jonge vrouwen, die allen bekend zijn met psychische problematiek en daardoor kwetsbaar zijn en makkelijk te beïnvloeden. Verdachte heeft met de uitbuiting van de slachtoffers enkel oog gehad voor financieel gewin. Verdachte heeft door onder meer te dreigen dat hij de slachtoffers dan wel (één van) hun familieleden iets aan zou doen de slachtoffers bewogen zich te (blijven) prostitueren. Hij heeft de prostitutie gefaciliteerd door het werven van klanten en het vervoeren van de slachtoffers naar de klanten dan wel een slaapkamer in zijn woning aan te bieden voor het verrichten van de werkzaamheden.

Dit zijn ernstige feiten die de rechtbank verdachte zwaar aanrekent. Verdachte heeft door zijn gedragingen op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers en hun levens mogelijk voorgoed getekend. Daarnaast leveren feiten zoals het onderhavige een geschokte rechtsorde op. De strafmaxima zijn mede om die reden in het recente verleden door de wetgever verhoogd. Deze verhoging is overigens grotendeels niet van toepassing in onderhavige zaak.

Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van [medeverdachte/slachtoffer] door haar herhaaldelijk hardhandig vast te pakken ten gevolge waarvan zij blauwe plekken heeft opgelopen en pijn heeft ondervonden. Verdachte heeft daarmee op brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.

Tot slot heeft verdachte een alarmpistool en een stroomstootwapen voorhanden gehad en ook gebruikt om geweld te plegen en de slachtoffers te bedreigen. Het voorhanden hebben van dergelijke wapens kan gevaar opleveren en tot onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen leiden, zoals ook in deze zaak is gebleken.

De rechtbank houdt voorts rekening met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld, onder andere voor een geweldsdelict.

Met betrekking tot de persoonlijkheid van verdachte houdt de rechtbank rekening met de pro justitia rapportage van psycholoog Lander van 19 juli 2013 waaruit blijkt dat bij verdachte sprake is van antisociale persoonlijkheidskenmerken waarbij het zwakke normbesef, de impulsiviteit, de moeite met autoriteit en de sensatiezucht centraal staan, maar dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat als gevolg hiervan het algehele functioneren wordt beperkt. Er kan dan ook niet worden gesproken van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Wel is verdachte lijdende aan een ziekelijke stoornis te weten ADHD. Op basis van deze stoornis vertoont hij impulsief en onnadenkend gedrag, waarbij hij in mindere mate in staat is om de consequenties van zijn gedrag te overzien. Zijn algehele functioneren wordt naar de mening van de psycholoog meer beperkt door de ADHD dan door de antisociale persoonlijkheidskenmerken. De psycholoog kan echter, nu verdachte het ten laste gelegde ontkent, geen verband tussen de diagnose en het delict aangeven en derhalve ook geen uitspraak doen over de mate van toerekenbaarheid. Evenmin kan hij een uitspraak doen over de kans op recidive. Hij adviseert -indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht - vanuit zorgoogpunt te overwegen aan verdachte op te leggen een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringstoezicht en verwijzing naar de Waag of een andere instelling binnen de forensische psychiatrie, zodat hij onder meer medicamenteus en gedragsmatig kan worden behandeld met betrekking tot de ADHD.

Reclassering Nederland onderschrijft het advies van de psycholoog in haar adviesrapport van 23 juli 2013 en adviseert aan verdachte op te leggen een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een gedragsinterventie bestaande uit de CoVa-training en een behandelverplichting, zoals in het plan van aanpak omschreven.

De psycholoog heeft niet kunnen concluderen of en zo ja, in welke mate verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank volgt deze vaststelling en kan met een eventueel verminderde toerekenbaarheid dan ook geen rekening houden bij het bepalen van de strafmaat. Anderzijds is op basis van het rapport van de psycholoog voldoende aannemelijk geworden dat de ADHD van invloed is geweest op de persoon van verdachte en dat dit er aan zal hebben bijgedragen dat verdachte tot onderhavige delicten is gekomen. Zij zal daarmee bij het bepalen van de strafmaat ten gunste van verdachte rekening houden.

Bij de bepaling van een passende strafmaat zoekt de rechtbank aansluiting bij de geldende (straf)richtlijnen en de straffen die doorgaans in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is oplegging van een langdurige gevangenisstraf voor deze feiten passend en geboden. De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Nu de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verkrachting, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in overeenstemming is met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte. Zij ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. De rechtbank ziet wel aanleiding een deel van deze straf, te weten zes maanden, voorwaardelijk op te leggen om verdachte er van te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Bovendien maakt deze voorwaardelijke straf een verplichte begeleiding door Reclassering Nederland als ook een verplichte ambulante behandeling bij de Waag mogelijk. Deze behandeling acht de rechtbank noodzakelijk, reden waarom deze bij bijzondere voorwaarde aan verdachte zal worden opgelegd. Daarnaast legt de rechtbank een contactverbod op aan verdachte inhoudende dat hij gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact mag hebben met de vier slachtoffers.

7 De benadeelde partijen

De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert voor feit 1 een schadevergoeding van
€ 3.000,00 ter zake van immateriële schade.

De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert voor de feiten 1 en 2 een schadevergoeding van € 5.000,00 ter zake van immateriële schade.

De benadeelde partij [medeverdachte/slachtoffer] vordert voor feit 3 een schadevergoeding van
€ 2.000,00 ter zake van immateriële schade.

7.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie verzoekt de vordering van de benadeelde partijen toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.

7.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging betwist primair de vorderingen van de benadeelde partijen, gelet op de door haar verzochte vrijspraak en verzoekt de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen. Zij betwist subsidiair de hoogte van de vorderingen.

7.3

Het oordeel van de rechtbank

Benadeelde partij [slachtoffer 2]

De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.

Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.

Benadeelde partij [slachtoffer 3]

De vordering ziet op - kort gezegd - mensenhandel en verkrachting van de benadeelde partij door verdachte. De rechtbank heeft alleen de mensenhandel bewezenverklaard, verdachte is van de verkrachting vrijgesproken. Zij zal derhalve de vordering matigen.


De rechtbank is van oordeel dat aan [slachtoffer 3] door het onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks nadeel is toegebracht die niet in vermogensschade bestaat en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank stelt deze schade, naar maatschaven van redelijkheid en billijkheid op een bedrag van € 3.000,00 en zal dit bedrag toewijzen.

Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Benadeelde partij [medeverdachte/slachtoffer]

De rechtbank stelt vast dat uit de begeleidende brief bij het voegingsformulier blijkt dat [medeverdachte/slachtoffer] een vergoeding ter zake van immaterieel geleden schade verzoekt voor het feit dat zij door verdachte is gemanipuleerd, bang gemaakt en bedreigd, welke dreigementen zich ook jegens haar kinderen richtten, alsook voor het feit dat zij door verdachte meerdere keren is mishandeld.

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij haar (meerdere keren) heeft mishandeld, hetgeen ook door de rechtbank onder feit 3 bewezen is verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van dit bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Immers, de benadeelde partij heeft als gevolg van de handelingen van verdachte pijn en ook letsel bekomen. Ten aanzien van de hoogte van die schade kan naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld dat die
€ 500,00 bedraagt, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De rechtbank is van oordeel dat voor het overige niet is gebleken dat de geclaimde immateriële schade door dit feit is toegebracht. Zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Zij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Schadevergoedingsmaatregel

Met betrekking tot de toegekende vorderingen van de benadeelde partijen zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 1, 9, 10, 27, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 273f en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 55, 56 en 60 van de Wet wapens en munitie.

9 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van de onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten;

Bewezenverklaring

- verklaart het onder 1, 3 primair en 4 eerste en tweede cumulatief ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1: Mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

feit 3 primair: Mishandeling, meermalen gepleegd;

feit 4 eerste en tweede cumulatief: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een wapen van categorie III, en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 36 (zesendertig) maanden, waarvan 6 (zes) voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;

- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:

* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;

* omdat verdachte, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht niet ter inzage aanbiedt;

* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;

- stelt als bijzondere voorwaarden:

* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;

* dat verdachte zich (uiterlijk) drie werkdagen na zijn vrijlating meldt bij Reclassering Nederland op het adres Vrijlandstraat 33 te Middelburg, en dat hij zich daarna zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht blijft melden;

* dat verdachte zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een GI-RN Cognitieve Vaardigheden training, aangeboden door Reclassering Nederland, of soortgelijke instelling, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling zullen worden gegeven;

* dat verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag - Zeeland, forensische polikliniek, of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die kliniek aan te geven, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, zolang de reclassering dit - in overleg met de instelling - noodzakelijk acht;

* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedag slachtoffer 1] 1991, [slachtoffer 2], geboren op [geboortedag slachtoffer 2] 1985, [slachtoffer 3], geboren op [geboortedag slachtoffer 3] 1994 en [medeverdachte/slachtoffer], geboren op [geboortedag medeverdachte/slachtoffer] 1989, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;

- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;

- bepaalt dat als algemene voorwaarde wordt toegevoegd:

* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken daaronder begrepen;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;

Benadeelde partijen

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats 2], van € 3.000,00 (drieduizend) ter zake van immateriële schade;

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende te [woonplaats 2], van € 3.000,00 (drieduizend) ter zake van immateriële schade;

- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [medeverdachte/slachtoffer], wonende te [woonplaats 2], van € 500,00 (vijfhonderd) ter zake van immateriële schade;

- verklaart de benadeelde partij [medeverdachte/slachtoffer] in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;

- veroordeelt verdachte in de kosten van de hiervoor genoemde benadeelde partijen tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:

- benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 1), € 3.000,00 (drieduizend), 40 (veertig) dagen hechtenis,

- benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 1), € 3.000,00 (drieduizend), 40 (veertig) dagen hechtenis,

- benadeelde partij [medeverdachte/slachtoffer] (feit 3 primair), € 500,00 (vijfhonderd), 10 (tien) dagen hechtenis,

met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;

- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door mr. Geelhoed, voorzitter, mr. Duinhof en mr. Borm, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op

10 oktober 2013.

Mr. Geelhoed is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met registratienummer 2013012146 en 2013028492 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, afdeling DDR/Vreemdelingenpolitie, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 2088.

2 Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 72 van voornoemd eindproces-verbaal.

3 Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 6], pagina 80 van voornoemd eindproces-verbaal.

4 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1], pagina 83-86 van voornoemd eindproces-verbaal.

5 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], pagina 445, achtste alinea van voornoemd eindproces-verbaal.

6 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1], pagina 83-86 van voornoemd eindproces-verbaal.

7 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] en het proces-verbaal van aangifte van verhoor van [slachtoffer 1], pagina 83-86 respectievelijk pagina 448, dertiende alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.

8 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], pagina 446, vierde, zevende en elfde alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.

9 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2], pagina 338, achtste alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.

10 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2], pagina 338, achtste alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.

11 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2], pagina 340 van voornoemd eindproces-verbaal.

12 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2], pagina 341 van voornoemd eindproces-verbaal.

13 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2], pagina 406, eerste alinea van voornoemd eindproces-verbaal.

14 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2], pagina 338, achtste alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.

15 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2], pagina 342 van voornoemd eindproces-verbaal.

16 De verklaring van [slachtoffer 2] afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris van
29 augustus 2013.

17 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2], pagina 339 van voornoemd eindproces-verbaal.

18 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2], pagina 407, 408 en 410 van voornoemd eindproces-verbaal.

19 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2], pagina 338, laatste alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.

20 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3], pagina 1797 van voornoemd eindproces-verbaal.

21 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3], pagina 465 van voornoemd eindproces-verbaal.

22 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3], pagina 465, 468 en 1799 van voornoemd eindproces-verbaal.

23 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3], pagina 466 en 1802 van voornoemd eindproces-verbaal.

24 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3], pagina 535 van voornoemd eindproces-verbaal.

25 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3], pagina 539 van voornoemd eindproces-verbaal.

26 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3], pagina 540 van voornoemd eindproces-verbaal.

27 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3], pagina 544 van voornoemd eindproces-verbaal.

28 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3], pagina 537, 539 en 545 van voornoemd eindproces-verbaal.

29 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3], pagina 465 en 536 van voornoemd eindproces-verbaal.

30 Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte/slachtoffer], pagina 1174, laatste alinea, en 1175, eerste alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.

31 Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte/slachtoffer], pagina 1176 onderaan, en 1177 bovenaan, van voornoemd eindproces-verbaal.

32 Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte/slachtoffer], pagina 1175 van voornoemd eindproces-verbaal.

33 Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte/slachtoffer], pagina 1175 en 1176 van voornoemd eindproces-verbaal.

34 Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte/slachtoffer], pagina 1189 van voornoemd eindproces-verbaal.

35 Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte/slachtoffer], pagina 1187 van voornoemd eindproces-verbaal.

36 De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2013.

37 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3], pagina 1798 van voornoemd eindproces-verbaal.

38 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 998 van voornoemd eindproces-verbaal.

39 Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 779-780 van voornoemd eindproces-verbaal.

40 Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte/slachtoffer], pagina 1178 en 1939 van voornoemd eindproces-verbaal.

41 Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte/slachtoffer], pagina 1177 van voornoemd eindproces-verbaal.

42 Een letselbeschrijving van de Ggd Zeeland van 10 april 2013, opgemaakt door forensisch geneeskundige J. Vrencken, pagina 512 van voornoemd eindproces-verbaal.

43 Het proces-verbaal letselonderzoek[slachtoffer 3], pagina 506 van voornoemd eindproces-verbaal.

44 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2], pagina 343 van voornoemd eindproces-verbaal.

45 Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte/slachtoffer] ten overstaan van de rechter-commissaris van 30 augustus 2013, pagina 3.

46 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2], pagina 339 van voornoemd eindproces-verbaal.

47 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2], pagina 404, vierde en zesde alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.

48 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2], pagina 343 van voornoemd eindproces-verbaal.

49 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3], pagina 466 van voornoemd eindproces-verbaal.

50 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], pagina 444 van voornoemd eindproces-verbaal.

51 Het proces-verbaal onderzoek voorwerpen met betrekking tot de Wet wapens en munitie, pagina 807 van voornoemd eindproces-verbaal.

52 Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 90 en 450-453 van voornoemd eindproces-verbaal, het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1], pagina 438-439 van voornoemd eindproces-verbaal, het verhoor van J. Pankow, opgenomen op pagina 474-480 van voornoemd eindproces-verbaal, en het verhoor van J.J. Eerland, opgenomen op pagina 1870-1871 van voornoemd eindproces-verbaal.

53 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1], pagina 83-86 van voornoemd eindproces-verbaal.

54 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] en het proces-verbaal van aangifte van verhoor van [slachtoffer 1], pagina 83-86 respectievelijk pagina 448, dertiende alinea, van voornoemd eindproces-verbaal .

55 Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte], pagina 653-654 van voornoemd eindproces-verbaal.

56 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 991 van voornoemd eindproces-verbaal en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2013.

57 Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte/slachtoffer] van 10 april 2013, pagina 1172, 1175, laatste alinea en 1177 van voornoemd eindproces-verbaal.

58 Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte/slachtoffer] van 10 april 2013, pagina 1179 laatste alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.

59 De foto’s van het geconstateerde letsel bij [medeverdachte/slachtoffer], pagina 1180-1181 van voornoemd eindproces-verbaal.

60 Een letselbeschrijving van de Ggd Zeeland van 10 april 2013, opgemaakt door forensisch geneeskundige J. Vrencken, pagina 1224 van voornoemd eindproces-verbaal.

61 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 14 augustus 2013, pagina 2050, vierde alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.

62 Het proces-verbaal van bevindingen met daarin gerelateerd de voor het onderzoek relevante gesprekken/sms-berichten, pagina 725 van voornoemd eindproces-verbaal.

63 Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 779-780 van voornoemd eindproces-verbaal.

64 Het proces-verbaal onderzoek voorwerpen met betrekking tot de Wet wapens en munitie, pagina 801-808 van voornoemd eindproces-verbaal.

65 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 september 2013.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.