4 Waardering van het bewijs
4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. De verdachte ontkent niet dat hij £ 120.000,00,00 van de rekening van [slachtoffer] heeft overgemaakt naar zijn eigen bankrekening.
Hij stelt dat £ 50.000 van dit bedrag achterstallig salaris betrof. Ten aanzien van het resterende bedrag van £ 70.000 heeft de verdachte verklaard dat met toestemming en op verzoek van de heren [naam] , (hierna: " [naam] ") Head Master bij [slachtoffer] en de heer
[naam] (hierna: " [naam] ") voormalig Deputy Head Master bij [slachtoffer] , heeft gespeculeerd op de financiële beurs. De verklaring van [naam] dat hij geen toestemming heeft gegeven aan de verdachte is niet juist en ongeloofwaardig. Van belang is het resultaat van het handschrift vergelijkend onderzoek door het NFI, waarbij doorslaggevend is dat de authenticiteit van de handtekeningen van [naam] en [naam] door het NFI niet wordt betwist.
Beoordeling
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting op 7 juli 2016 is het volgende gebleken.
- De verdachte heeft verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode, en ook daarvoor, als Finance Officer verantwoordelijk was voor de financiële administratie van [slachtoffer] .
De verdachte zelf was niet bevoegd tot het geven van betalingsopdrachten aan de bank namens [slachtoffer] . Betalingsopdrachten moesten worden ondertekend door [naam] en [naam] .
- De verdachte heeft verklaard dat hij in zijn hoedanigheid van Finance Officer per fax van 15 april 2009, die was voorzien van de handtekeningen van de heren [naam] en [naam] (hierna: “de fax”), namens BST opdracht heeft gegeven om van de bankrekening van [slachtoffer] een bedrag van £ 120.000,00,00 over te schrijven naar zijn eigen bankrekening met nummer 1084.86.443 bij de Rabobank in Nederland, opgebouwd uit een bedrag van £ 50.000 aan achterstallig salaris en een bedrag van £ 70.000 waarmee de verdachte met toestemming van [naam] kon speculeren op de financiële beurs.
- Uit een bankafschrift van 28 april 2009 betreffende de bankrekening van [slachtoffer] blijkt dat het bedrag van £ 120.000,00 op 27 april 2009 van die bankrekening werd afgeschreven.
- Blijkens een bankafschrift van de bankrekening van de verdachte van 1 mei 2009, is op 29 april 2009 een bedrag van € 133.264,49 (zijnde de tegenwaarde van £ 120.000,00 in euro’s) bijgeschreven afkomstig van (de bankrekening van) [slachtoffer] .
- De fax is aan [naam] en [naam] getoond. [naam] heeft verklaard zich niet te kunnen herinneren deze te hebben ondertekend. De heer [naam] herkent op die fax zijn handtekening niet. Voorts heeft [naam] verklaard dat er geen sprake was van betaling van achterstallig salaris aan de verdachte door [slachtoffer] .
- [naam] heeft verder verklaard dat hij de verdachte niet heeft gevraagd en ook geen toestemming heeft gegeven om met geld van [slachtoffer] (op welke wijze dan ook) te speculeren op de financiële beurs.
- Uit het handschrift vergelijkend onderzoek door het NFI kan worden geconcludeerd dat de hypothese aangenomen kan worden dat het waarschijnlijker is dat de betwiste handtekeningen van [naam] en [naam] authentieke handtekeningen zijn.
Er is echter wel reden om hieraan te twijfelen nu het onderzoek op grond van een kopie heeft plaatsgevonden en niet kan worden uitgesloten dat het om een kopie van een vervalst document gaat, waarin authentieke handtekeningen van een ander document (al dan niet digitaal) zijn gemonteerd. Indicatie hiervoor is de waarneming dat de tekst "Thank you." links van de handtekeningen, ongeveer één positie meer naar links is geplaatst dan de tekst daarboven en de tekst "Sincerely," daaronder.
- In de periode na de overschrijving is [verdachte] vanuit Iran terug naar Nederland gegaan.
Hij heeft daarna geen direct contact meer met [slachtoffer] gehad. [verdachte] dienstverband bij BST is in juni 2009, met het aflopen van zijn laatste tijdelijke arbeidsovereenkomst, geëindigd. [slachtoffer] heeft [verdachte] sinds mei 2011 per brief en e-mail verzocht om uitleg over de overschrijving van de £120.000,00,00 naar zijn bankrekening. Hierop heeft de verdachte nooit gereageerd. Evenmin heeft een terugbetaling aan [slachtoffer] plaatsgevonden.
- Op de zitting van 7 juli 2016 heeft de rechtbank waargenomen dat op briefpapier van de [slachtoffer] in een brief van 1 december 2008 ondertekend door [naam] aan de verdachte en in een brief van 5 mei 2011 ondertekend door [naam] aan de verdachte, het faxnummer [nummer] wordt vermeld. Terwijl in het faxbericht van 15 april 2009, waarin namens [slachtoffer] de opdracht gegeven wordt tot overschrijving van £ 120.000,00,00 naar bankrekeningnummer [nummer] het faxnummer [nummer] wordt vermeld.
De rechtbank heeft geconstateerd dat in deze laatste fax het cijfer twee een keer meer is vermeld. Datzelfde geldt voor het in deze stukken vermelde telefoonnummer. Ook daarin staat een extra twee vermeld.
4.1.1.
Conclusie
De verdachte heeft in april 2009 £ 120.000,00 overgemaakt van de bankrekening van [slachtoffer] naar zijn eigen bankrekening. Hiertoe heeft hij een fax betalingsopdracht vervalst door daarop een sjabloon met de handtekeningen van [naam] en [naam] te zetten zodat deze fax als originele betalingsopdracht aan de bank kon worden gebruikt. Hiermee heeft de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verduistering van een bedrag van £ 120.000,00 en aan valsheid in geschrifte.
Het verweer wordt verworpen.
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezenverklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij,
in de periode van 15 april 2009 tot en met 30 april 2009, in Nederland, en/of in Engeland en/of in Iran, opzettelijk een geldbedrag van (totaal) 120.000,00 UK pond toebehorende aan [slachtoffer] , welk geldbedrag verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als financieel administrateur van [slachtoffer] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
hij, in de periode van 15 april 2009 tot en met 30 april 2009,
in Iran, opzettelijk een vals faxbericht
- dat faxbericht, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig
feit te dienen -
- voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist
dat dat faxbericht, bestemd was voor (zodanig) gebruik
als ware het echt en onvervalst,
en
- gebruik heeft gemaakt als ware dat faxbericht, althans dat geschrift echt en
onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, dat faxbericht heeft
verzonden aan [naam] in Engeland, en bestaande die valsheid hierin dat op dat faxbericht namen en handtekeningen waren geplaatst, die moesten doorgaan als de namen en de handtekeningen van [naam] en [naam] ;
hij
in de periode van 29 april 2009 tot en met 31 mei 2009, te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland, gebruik heeft gemaakt van een geldbedrag van Euro 133.264,49 terwijl hij, verdachte, wist, dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit verduistering in dienstbetrekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
11 Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde onder 3 geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
stelt vast dat het bewezen verklaarde onder 1 en 2 oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij , te betalen een bedrag van £ 120.000,00 (zegge: honderdtwintigduizend Britse Ponden), bestaande uit materiële schade;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het overige deel van de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 2.842,00, aan salaris voor de advocaat;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het overige deel van de vordering dat ziet op kosten voor rechtsbijstand en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen £ 120.000,00 (zegge: honderdtwintigduizend Britse Ponden); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van £ 120.000,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 365 dagen (een jaar); toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M. Nusselder, voorzitter,
en mrs. W.L. van der Bijl-de Jong en B.E. Dijkers, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij,
in of omstreeks de periode van 15 april 2009 tot en met 30 april 2009,
te Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, en/of in Engeland en/of
in Iran, in elk geval in het buitenland,
opzettelijk
een gelbedrag van (totaal) 120.000,00,00 UK pond/Euro 133.264,49, in elk geval een
geldbedrag,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geldbedrag verdachte anders dan door misdrijf onder zich had,
te weten als financieel administrateur van [slachtoffer] ,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
artikel 321 Wetboek van Strafrecht
artikel 322 Wetboek van Strafrecht
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 322 Wetboek van Strafrecht
hij,
in of omstreeks de periode van 15 april 2009 tot en met 30 april 2009,
te Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, en/of in Engeland en/of
in Iran, in elk geval in het buitenland,
opzettelijk
(van) een vals(e) of vervalst(e) faxbericht
- dat faxbericht, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig
feit te dienen -
- voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden
dat dat faxbericht, althans dit geschrift bestemd was voor (zodanig) gebruik
als ware het echt en onvervalst,
en/of
- gebruik heeft gemaakt als ware dat faxbericht, althans dat geschrift echt en
onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, dat faxbericht heeft
verzonden aan [naam] in Engeland,
en/of
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op dat faxbericht
de/een na(a)m(en) en/of de/een handtekening(en) was/waren geplaatst, die
moest(en) doorgaan als de na(a)m(en) en/of de handtekening(en) van [naam]
en/of [naam] althans moest(en) doorgaan als de na(a)m(en) en/of de
handtekening(en) van een tot de op dat faxbericht vermelde betalingsopdracht
gerechtigde perso(o)n(en),
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
hij
in of omstreeks de periode van 29 april 2009 tot en met 31 mei 2009,
te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland,
gebruik heeft gemaakt van (een) voorwerp(en),
te weten, een of meer geldbedrag(en) (van tezamen) 120.000,00,00 UK pond/Euro
133.264,49),
terwijl hij, verdachte,
wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden,
dat dat/die geldbedrag(en) (van (tezamen) 120.000,00,00 UK pond/Euro 133.264,49),
althans dat/die voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit verduistering in
dienstbetrekking, althans uit enig misdrijf.
artikel 420bis/quater van het Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht