BEWIJSOVERWEGINGEN MET BETREKKING TOT OPZET
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat alle vijf tenlastegelegde feiten opzettelijk zijn gepleegd. Daartoe hebben zij aangevoerd dat [verdachte rechtspersoon] een professionele deelnemer is in het vervoer over het spoor van gevaarlijke stoffen. Er mag dan ook van worden uitgegaan dat [verdachte rechtspersoon] de terzake geldende regelgeving kent en borgt dat in alle lagen van haar bedrijf veilig en volgens de voorschriften wordt gehandeld. Indien [verdachte rechtspersoon] zoals zou kunnen worden afgeleid uit de omstandigheid dat zij reeds diverse malen is veroordeeld wegens overtreding van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, onvoldoende toezicht houdt op de naleving binnen haar bedrijf van voormelde regelgeving en (aldus) kennelijk bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat die regelgeving niet goed door (personeel van) haar bedrijf wordt nageleefd, dan is aan haar zijde sprake geweest van - ten minste - voorwaardelijk opzet op de haar onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde handelingen.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat in het economische strafrecht het begrip “opzet” in beginsel dient te worden uitgelegd als “kleurloos opzet”. Dit betekent dat het opzet van de verdachte rechtspersoon slechts hoeft te zijn gericht op de gedraging en niet op de wederrechtelijkheid daarvan (vgl. HR 20 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT1873, NJ 2012/31, rov. 4.2, HR 21 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2684, NJ 2009/210, rov. 4.2 en HR 24 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ8783, NJ 2007/544, rov. 3.3).
Feit 1, onderdeel a
Op zondag 17 april 2011 om 23.10 uur is de uit Duitsland afkomstige trein 45748 Zevenaar Grens gepasseerd en is via de Betuweroute op maandag 18 april 2011 om 00.32 uur aangekomen op het rangeeremplacement Kijfhoek te Zwijndrecht. [verdachte rechtspersoon] was de vervoerder van deze trein. Uit de bij het vervoer behorende vervoersdocumenten is gebleken dat de trein onder meer bestond uit twee met chloor UN 1017 beladen reservoirwagen en dat van die trein voorts tien andere reservoirwagens deel uitmaakten die leeg en ongereinigd waren van andere gevaarlijke stoffen dan chloor. Op de door de opdrachtgever aan [verdachte rechtspersoon] afgegeven vrachtbrief, die zich ten tijde van het vervoer bij de machinist van de trein moet hebben bevonden, stond aangetekend dat zich in twee wagens chloor bevond. Daarnaast moet het voor de machinist van de trein ook visueel, door de etiketten op de desbetreffende wagens, kenbaar zijn geweest dat zich daarin chloor bevond.
Dat [verdachte rechtspersoon] bekend moet zijn geweest met het feit dat twee reservoirwagen beladen waren met chloor, kan voorts worden afgeleid uit de omstandigheid dat deze twee wagens na aankomst in Zwijndrecht met een locomotief van [verdachte rechtspersoon] zijn verplaatst naar een ander spoor op het rangeeremplacement Kijfhoek, terwijl de overige 34 wagens van de trein zijn “geheuveld”, een activiteit die niet pleegt te worden verricht met wagens die beladen zijn met chloor.
Gelet op het voorgaande kan het niet anders zijn dan dat (in ieder geval) de machinist van trein 45748 heeft geweten dat deze trein was samengesteld uit (onder meer) twee reservoirwagens die chloor bevatten en tien reservoirwagens die leeg en ongereinigd waren van (andere) gevaarlijke stoffen.
Mede gelet op de criteria als genoemd in HR 23-02-1954, NJ 1954, 378 (IJzerdraadarrest) en HR 21-10-2003, NJ 2006, 328 (Drijfmestarrest) kan deze wetenschap van haar machinist, en daarmee de onder 1a tenlastegelegde gedraging, aan [verdachte rechtspersoon] als vervoerder van de trein en als werkgever van de betreffende machinist, in redelijkheid worden toegerekend.
Feit 2, onderdeel a
Op 18 april 2011 is om 06.28 uur trein 61013 vanuit het rangeeremplacement Kijfhoek te Zwijndrecht naar het rangeeremplacement Botlek in Rotterdam gereden. [verdachte rechtspersoon] was de vervoerder van trein 61013. Uit de bij het vervoer behorende vervoersdocumenten is gebleken dat twee reservoirwagens beladen waren met chloor UN 1017 en dat zich in die trein twee andere reservoirwagens bevonden die leeg en ongereinigd waren van andere gevaarlijke stoffen dan chloor. Deze vervoersdocumenten bevonden zich ten tijde van het vervoer bij de machinist van de trein. Daarnaast moet het voor de machinist ook visueel, door de etiketten op de wagens, zichtbaar zijn geweest dat er zich chloor in de desbetreffende twee reservoirwagens bevond. Bovendien stond op de bijbehorende vrachtbrief aangetekend dat er chloor in de tankwagens aanwezig was, terwijl deze vrachtbrief door de opdrachtgever aan de vervoerder is meegegeven.
Gelet op het voorgaande kan het niet anders zijn dan dat (in ieder geval) de machinist van trein 61013 heeft geweten dat deze trein was samengesteld uit (onder meer) twee reservoirwagens die chloor bevatten en twee reservoirwagens die leeg en ongereinigd waren van (andere) gevaarlijke stoffen.
Op soortgelijke gronden als hiervoor uiteengezet met betrekking tot feit 1(onderdeel a: wetenschap omtrent samenstelling van trein) kan deze wetenschap van haar machinist, en daarmee de onder 2a tenlastegelegde gedraging, aan [verdachte rechtspersoon] als vervoerder van de trein en als werkgever van de betreffende machinist, in redelijkheid worden toegerekend.
Feit 3
Op zondag 16 oktober 2011, omstreeks 06.10 uur, ontving verbalisant [verbalisant], inspecteur bij Domein Rail- en wegvervoer van Verkeer en Waterstaat, telefonische melding dat op het rangeeremplacement Kijfhoek te Zwijndrecht trein nummer 40018 stond gerangeerd, met daarop geladen een tankcontainer die, al dan niet geladen of leeg van UN1951 Argon, stond te sissen.
Onderzoek wees later uit dat deze container leeg en ongereinigd was van de gevaarlijke stof Argon UN 1951. [verdachte rechtspersoon] was de vervoerder van trein 40018. De bij het vervoer behorende vervoersdocumenten bevonden zich ten tijde van de melding niet (meer) in de trein, doch in een kantoor van [verdachte rechtspersoon] elders op het terrein. Deze documenten waren door de machinist van de trein bij aankomst afgegeven op dit kantoor. Ten tijde van de hiervoor bedoelde melding was het kantoor afgesloten en verlaten.
Verbalisant [verbalisant] is op 8 december 2014 door de Rechter-Commissaris als getuige gehoord. Hij heeft toen onder meer verklaard (pagina 9 van het terzake opgemaakte proces-verbaal) dat hij van de persoon van [verdachte rechtspersoon] die hem de vrachtbrief kwam brengen had vernomen dat voormeld kantoor 24 uur per dag open is, behalve van zaterdagavond 22.00 uur tot zondagochtend 07.30 uur.
Door de vervoersdocumenten niet in de trein te laten liggen, doch deze af te geven op het kantoor van [verdachte rechtspersoon] heeft de machinist van trein nummer 40018 bewust de situatie in het leven geroepen dat in geval van mogelijke calamiteiten als de onderhavige de (fysieke) vervoersdocumenten niet terstond aan hulpdiensten ter inzage konden worden verstrekt.
In die zin is aan de zijde van voormelde machinist sprake geweest van opzet op het niet aanwezig zijn van vervoersdocumenten als bedoeld onder feit 3 van de tenlastelegging, welk opzet naar het oordeel van de rechtbank aan [verdachte rechtspersoon] als functioneel dader, kan worden toegerekend.
Feit 4
Op of omstreeks 19 oktober 2011 heeft [verdachte rechtspersoon] met trein 43576 gevaarlijke stoffen vervoerd en deze trein vervolgens laten staan op rangeeremplacement Waalhaven-Zuid te Rotterdam. Bij de trein waren voor twee open wagens niet de voor het vervoer benodigde vervoersdocumenten voor gevaarlijke stoffen aanwezig. Daarnaast ontbrak het UN-nummer van het gevaarlijke goed van één van de wagens op de wagenlijst, die [onderneming 1] van de verdachte rechtspersoon had ontvangen. Uit het dossier blijkt niet dat [verdachte rechtspersoon] het opzet heeft gehad om trein 43576 te vervoeren zonder de juiste vervoersdocumenten en met het ontbreken van het UN-nummer op de wagenlijst. Derhalve acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat het onder 4 tenlastegelegde opzettelijk is begaan en zal zij [verdachte rechtspersoon] voor het onderdeel ‘opzettelijk’ vrijspreken.
Feit 5
Op 5 maart 2013 werd geconstateerd dat twee reservoirwagens van een trein op spoor 538 van het rangeeremplacement Botlek benzine lekten langs de schroefdop. Van reservoirwagen 37807957063-6 was de zijafsluiter niet volledig gesloten en van reservoirwagen 37847836465-6 was de bodemafsluiter niet volledig gesloten. [verdachte rechtspersoon] was de vervoerder van voornoemde reservoirwagens. Niet is komen vast te staan waardoor de zij- en bodemafsluiter niet goed gesloten waren en er benzine is gelekt. Nu de toedracht niet is komen vast te staan, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat het onder 5 tenlastegelegde opzettelijk is begaan en zal zij [verdachte rechtspersoon] voor het onderdeel ‘opzettelijk’ vrijspreken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte rechtspersoon] het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde opzettelijk heeft begaan. [verdachte rechtspersoon] wordt vrijgesproken van het onderdeel ‘opzettelijk’ ten aanzien van de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten.
BEWIJSOVERWEGINGEN MET BETREKKING TOT EEN AANTAL ANDERE ONDERDELEN VAN DE TENLASTELEGGING
‘Aanwezigheid vervoersdocumenten’
Feit 3
Stanpunt verdediging
Bepleit is dat [verdachte rechtspersoon] dient te worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de vervoersdocumenten zowel op papier en digitaal aanwezig waren, maar dat zij niet toegankelijk waren. Het onder 3 tenlastegelegde niet aanwezig zijn van vervoersdocumenten kan derhalve niet bewezen worden verklaard, aldus de raadsman.
Beoordeling
Ingevolge Hoofdstuk 5.4 van het Reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer gevaarlijke stoffen (bijlage 1 bij de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen; hierna: RID) gaat elk vervoer van goederen dat door het RID wordt gereglementeerd op passende wijze vergezeld van de in dat hoofdstuk voorgeschreven documenten, behalve wanneer elders uitdrukkelijk anders is bepaald. Gelet op deze voorschriften van het RID moeten bij het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor op ieder moment terstond vervoersdocumenten kunnen worden getoond om in een noodsituatie adequate informatie aan hulpdiensten te kunnen verschaffen en zo de veiligheid van anderen zo veel mogelijk te waarborgen. Het is de machinist die deze documenten in zijn cabine moet meevoeren.
Op 16 oktober 2011 werd er om 03:55 uur een melding gedaan van een trein waarop een container stond die een sissend geluid maakte. Aan de reeds ter plaatse verschenen hulpdiensten konden (aanvankelijk) geen vervoersdocumenten worden getoond en daardoor kon niet terstond de aard van de lading worden vastgesteld. De fysieke (papieren) versie van de vervoersdocumenten bevond zich in het kantoor van de Lokkencoördinator van [verdachte rechtspersoon] op het rangeeremplacement Kijfhoek, maar dat kantoor was op slot en er was niemand aanwezig. De digitaal door [verdachte rechtspersoon] aan [onderneming 2] verschafte vrachtdocumenten waren ook niet beschikbaar als gevolg van een storing in het computersysteem van laatstgenoemde.
[verdachte rechtspersoon] heeft aldus niet voldaan aan voornoemde RID-verplichting van de vervoerder om bij het vervoer van een gevaarlijke stof een vervoersdocument aanwezig te hebben, nu een papieren noch een digitale versie van de vervoersdocumenten terstond toegankelijk was.
Op de (los van het bewijs staande) vraag, in hoeverre [verdachte rechtspersoon] een schuldverwijt treft ten aanzien van het ontbreken van bovenbedoelde vervoersdocumenten, zal hierna bij de bespreking van de strafbaarheid van [verdachte rechtspersoon] nader worden ingegaan.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
‘Snelheid treinen’
Feiten 1 en 2
Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat [verdachte rechtspersoon] dient te worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2, voor zover inhoudende dat de treinen met een te hoge snelheid hebben gereden, aangezien voor dit onderdeel geen bewijs is. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het “Quo Vadis-systeem” ondeugdelijk is om snelheidsovertredingen te meten.
Beoordeling
De getuige-deskundige [getuige-deskundige] heeft op de terechtzitting van 26 maart 2015 verklaard dat het “Quo Vadis-systeem” weliswaar primair is bedoeld voor gewichtsmeting, maar dat dit systeem nauwkeuriger is ten aanzien van snelheidsmetingen. Zij heeft voorts verklaard dat de betrouwbaarheid van deze snelheidsmetingen, die volgens de leverancier een standaardafwijking hebben van 5 km/uur, is bevestigd door een rapport van de Zweedse infrastructuurbeheerder. Bovendien vinden de desbetreffende snelheidsmetingen steun in de overige stukken van het geding, te weten het proces-verbaal van bevindingen van 27 oktober 2011, een brief van [getuige-deskundige] van 24 april 2012, een e-mailbericht van [getuige-deskundige] van
7 oktober 2011 en een op 6 februari 2014 door [getuige-deskundige] afgelegde verklaring.
Gelet hierop heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van het “Quo Vadis-meetsysteem”.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het verweer betreffende de snelheid van de treinen.
‘Vervoeren’
Feiten 3, 4 en 5
Ambtshalve overweegt de rechtbank dat het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde “vervoeren” voortduurt gedurende de tijd dat een trein op enig moment in het kader van het vervoer van het begin- naar het eindpunt stil staat. Gelet op de tekst van de toepasselijke regelgeving kan het niet anders zijn dan dat het - kort voor of na het rijden van de trein - laten staan van die trein op een rangeerterrein ook valt onder het begrip “vervoeren”.
‘Toerekening van de gedragingen aan de verdachte rechtspersoon’
Feit 1, 2, 3, 4 en 5
In aanvulling op hetgeen dienaangaande reeds hiervoor door haar is overwogen, overweegt de rechtbank ten aanzien van het daderschap van de verdachte rechtspersoon nog het volgende.
Een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan haar kan worden toegerekend. Bepalend daarvoor zijn de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een gedraging die heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon.
Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
- het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon,
- de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon,
- de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf,
- de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging (vgl. HR 22 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BN7719, NJ 2011/124, rov. 2.4 en HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938, NJ 2006/328, rov. 3).
Gelet op het bovenstaande, kunnen de in de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 omschreven gedragingen aan de verdachte rechtspersoon, [verdachte rechtspersoon] worden toegerekend. Deze gedragingen zijn immers verricht door personen die in dienstbetrekking waren bij [verdachte rechtspersoon] terwijl de gedragingen pasten in de normale bedrijfsvoering van [verdachte rechtspersoon]. Bovendien vermocht [verdachte rechtspersoon] erover te beschikken of de gedragingen zouden plaatsvinden en werden vergelijkbare gedragingen door haar aanvaard.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte rechtspersoon het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
in de periode van 17 april 2011 tot en met 18 april 2011 op het
spoortraject van Zevenaar naar Zwijndrecht rangeeremplacement Kijfhoek
opzettelijk,
in strijd met het bepaalde bij en/of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen,
gevaarlijke stoffen met een vervoermiddel per spoor heeft vervoerd
te weten 2, reservoirwagens, namelijk:
-wagennummer 33807809230-5 en
-wagennummer 33807809248-7,
elk beladen met chloor UN 1017, klasse 2,
zijnde die stof een gevaarlijke stof, als bedoeld in artikel 1 van de Wet
vervoer gevaarlijke stoffen,
zonder door de Minister van Verkeer en Waterstaat gestelde regels in de VSG (Regeling vervoer over de
spoorweg van gevaarlijke stoffen) en de bij de VSG behorende bijlagen in
acht te nemen,
in strijd met voorschrift/randnummer 1.9.5.4 NE van bijlage 2 van de VSG
(Aanvullende voorschriften):
(a)
vond het vervoer van UN 1017 chloor in die reservoirwagens plaats in een
trein (45748) waarin 10, andere reservoirwagens
die leeg en ongereinigd waren van gevaarlijke stoffen, te weten
propyleenoxide (UN 1280, klasse 3) en waterstofperoxide oplossing in water
(UN 2014, klasse 5.1) en een mengsel van koolwaterstofgassen vloeibaar
gemaakt n.e.g (UN 1965, klasse 2) en een mengsel van butadienen en
koolwaterstof gestabiliseerd (UN 1010, klasse 2), waren opgenomen, zijnde
andere reservoirwagens dan reservoirwagens met UN 1017 chloor,
en
(b)
was tijdens het vervoer de snelheid van die trein
hoger dan 60 kilometer per uur, immers was de gemiddelde
snelheid van die trein circa 80 kilometer per uur en bedroeg de snelheid
van die trein op enig moment (circa) 93 kilometer per uur.
op 18 april 2011 op het spoortraject van Zwijndrecht
rangeeremplacement Kijfhoek naar Rotterdam rangeeremplacement Botlek
opzettelijk,
in strijd met het bepaalde bij en/of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen,
gevaarlijke stoffen met een vervoermiddel per spoor heeft vervoerd
te weten 2, reservoirwagens, namelijk:
-wagennummer 33807809230-5 en-wagennummer 33807809248-7,
elk beladen met chloor UN 1017, klasse 2,
zijnde die stof een gevaarlijke stof, als bedoeld in artikel 1 van de Wet
vervoer gevaarlijke stoffen,
zonder door de Minister van Verkeer en Waterstaat gestelde regels in de VSG (Regeling vervoer over de
spoorweg van gevaarlijke stoffen) en de bij de VSG behorende bijlagen in
acht te nemen,
in strijd met voorschrift/randnummer 1.9.5.4 NE van bijlage 2 van de VSG
(Aanvullende voorschriften):
(a)
vond het vervoer van UN 1017 chloor in die reservoirwagens plaats in een
trein (61013) waarin 2, andere reservoirwagens die
leeg en ongereinigd waren van gevaarlijke stoffen, te weten
trichloorethyleen (UN 1710, klasse 6.1) en hexamethyleendiamine (UN 2280,
klasse 8), waren opgenomen, zijnde andere reservoirwagens dan
reservoirwagens met UN 1017 chloor,
(b)
was tijdens het vervoer de snelheid van die trein
hoger dan 60 kilometer per uur, immers was de snelheid op enig
moment (circa) 76 kilometer per uur.
op 16 oktober 2011 te Zwijndrecht, opzettelijk,
in strijd met het bepaalde bij en/of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen,
gevaarlijke stoffen met een vervoermiddel per spoor heeft vervoerd en
een vervoermiddel, waarin of waarop zich gevaarlijke stoffen of resten daarvan
bevinden, heeft laten staan op het rangeeremplacement
Kijfhoek
te weten, een open wagen, namelijk:
- wagennummer 33684575897-6, welke was beladen met een tankcontainer (CGSU
999902-0) die leeg en ongereinigd was van Argon (UN 1951, klasse 2),
zijnde die stof een gevaarlijke stof, als bedoeld in artikel 1 van de Wet
vervoer gevaarlijke stoffen,
zonder door de Minister van Verkeer en Waterstaat gestelde regels in de VSG (Regeling vervoer over de
spoorweg van gevaarlijke stoffen) en de bij de VSG behorende bijlage in
acht te nemen,
in strijd met voorschrift/randnummer 5.4.0.1 van bijlage 1 van de VSG (RID):
was bij het vervoer van voornoemd goed, geregeld door het RID, geen
vervoersdocument voor gevaarlijke goederen, zoals voorgeschreven in 5.4.1 van
het RID, aanwezig.
op of omstreeks 19 oktober 2011 te Rotterdam
in strijd met het bepaalde bij en/of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen,
gevaarlijke stoffen met een vervoermiddel per spoor heeft vervoerd ,
te weten 2, open wagens, namelijk:
- wagennummer 37804951013-4, welke was beladen met een tankcontainer (ECMU
447010-2) met, dan wel leeg en ongereinigd was van, bijtende
vloeistof giftig n.e.g (UN 2922, klasse 8) en
- wagennummer 31804556110-3, welke was beladen met een tankcontainer (BIDU
499458-6) met, dan wel leeg en ongereinigd was van,
milieugevaarlijke vaste stof n.e.g. (UN 3077, klasse 9),
zijnde die stoffen gevaarlijke stoffen, als bedoeld in artikel 1 van
de Wet vervoer gevaarlijke stoffen,
zonder een of meer door de Minister van Verkeer en Waterstaat gestelde regels in de VSG (Regeling vervoer over de
spoorweg van gevaarlijke stoffen) en de bij de VSG behorende bijlage in
acht te nemen,
in strijd met voorschrift/randnummer 5.4.0.1 van bijlage 1 van de VSG (RID):
was bij het vervoer van voornoemde goederen, geregeld door het RID, geen
vervoersdocument voor gevaarlijke goederen, zoals voorgeschreven in 5.4.1 van
het RID, aanwezig en
in strijd met voorschrift/randnummer 1.4.2.2.5 van bijlage 1 van de VSG (RID):
heeft zij, verdachte, als vervoerder niet gewaarborgd dat [onderneming 1], zijnde
de beheerder van de gebruikte spoorweginfrastructuur, te allen tijde gedurende
het vervoer snel en onbeperkt toegang kon krijgen tot de informatie die het
hem mogelijk maakte te voldoen aan de voorschriften van 1.4.3.6 b) van het
RID, aangezien [onderneming 1] van de vervoerder een wagenlijst had ontvangen
waarop informatie over het UN-nummer van het gevaarlijke goed dat in of op
genoemde wagen met nummer 31804556110-3 werd vervoerd, ontbrak.
op 5 maart 2013 te Rotterdam,
in strijd met het bepaalde bij en/of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen,
gevaarlijke stoffen met een vervoermiddel per spoor heeft vervoerd ,
te weten, 2, reservoirwagens, namelijk:
- wagennummer 37807957063-6 en- wagennummer 37847836465-6,
die elk leeg en ongereinigd waren van benzine (UN 1203, klasse 3)
zijnde die stof een gevaarlijke stof, als bedoeld in artikel 1 van de Wet
vervoer gevaarlijke stoffen,
zonder door de Minister van Verkeer en Waterstaat gestelde regels in de VSG (Regeling vervoer over de
spoorweg van gevaarlijke stoffen) en de bij de VSG behorende bijlage in
acht te nemen,
in strijd met voorschrift/randnummer 4.3.2.3.5 van bijlage 1 van de VSG (RID):
bevonden zich tijdens dat vervoer aan de buitenzijde van genoemde
reservoirwagens gevaarlijke resten van de vervoerde stof, te weten
benzine (UN 1203, klasse 3) en
in strijd met voorschrift/randnummer 6.8.2.2.1 van bijlage 1 van de VSG (RID):
was de dichtheid van de bedrijfsuitrusting niet gewaarborgd, aangezien
meerdere schroefdoppen van die reservoirwagens benzine lekten en een
zijafsluiter (van wagen 37807957063-6) en een bodemafsluiter (van wagen
37847836465-6) niet volledig gesloten waren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
in of omstreeks de periode van 17 april 2011 tot en met 18 april 2011 op het
spoortraject van Zevenaar naar Zwijndrecht (rangeeremplacement Kijfhoek), in
elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
in strijd met het bepaalde bij en/of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen,
gevaarlijke stoffen met een vervoermiddel per spoor heeft vervoerd en/of
een vervoermiddel, waarin of waarop zich gevaarlijke stoffen of resten daarvan
bevinden, heeft laten staan en/of laten liggen (op het rangeeremplacement
Kijfhoek) en/of
overige met het vervoer van gevaarlijke stoffen rechtstreeks samenhangende
handelingen heeft verricht,
te weten 2, althans één of meerdere, reservoirwagen(s), namelijk:
-wagennummer 33807809230-5 en/of
-wagennummer 33807809248-7,
die (elk) beladen waren/was met chloor (UN 1017, klasse 2),
zijnde die stof een gevaarlijke stof, als bedoeld in artikel 1 van de Wet
vervoer gevaarlijke stoffen,
zonder een of meer door de Minister van Verkeer en Waterstaat/ Minister van
Infrastructuur en Milieu gestelde regel(s) in de VSG (Regeling vervoer over de
spoorweg van gevaarlijke stoffen) en/of de bij de VSG behorende bijlage(n) in
acht te nemen,
in strijd met voorschrift/randnummer 1.9.5.4 NE van bijlage 2 van de VSG
(Aanvullende voorschriften):
(a)
vond het vervoer van UN 1017 chloor in die reservoirwagen(s) plaats in een
trein (45748) waarin 10, althans één of meerdere, andere reservoirwagen(s)
die leeg en ongereinigd waren/was van (een) gevaarlijke stof(fen), te weten
propyleenoxide (UN 1280, klasse 3) en/of waterstofperoxide oplossing in water
(UN 2014, klasse 5.1) en/of een mengsel van koolwaterstofgassen vloeibaar
gemaakt n.e.g (UN 1965, klasse 2) en/of een mengsel van butadienen en
koolwaterstof gestabiliseerd (UN 1010, klasse 2), waren opgenomen, zijnde
(een) andere reservoirwagen(s) dan (een) reservoirwagen(s) met UN 1017 chloor,
(b)
was tijdens het vervoer de snelheid van die trein op één of meer
tijdstip(pen) hoger dan 60 kilometer per uur, immers was de gemiddelde
snelheid van die trein circa 80 kilometer per uur en/of bedroeg de snelheid
van die trein op enig moment (circa) 93 kilometer per uur;
art 2 Besluit vervoer gevaarlijke stoffen
art 3 Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen (VSG)
Bijlage 2 van de VSG (Aanvullende voorschriften)
art 5 Wet vervoer gevaarlijke stoffen
op of omstreeks 18 april 2011 op het spoortraject van Zwijndrecht
(rangeeremplacement Kijfhoek) naar Rotterdam (rangeeremplacement Botlek), in
elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
in strijd met het bepaalde bij en/of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen,
gevaarlijke stoffen met een vervoermiddel per spoor heeft vervoerd en/of
een vervoermiddel, waarin of waarop zich gevaarlijke stoffen of resten daarvan
bevinden, heeft laten staan en/of laten liggen (op het rangeeremplacement
Botlek) en/of
overige met het vervoer van gevaarlijke stoffen rechtstreeks samenhangende
handelingen heeft verricht,
te weten 2, althans één of meerdere, reservoirwagen(s), namelijk:
-wagennummer 33807809230-5 en/of
-wagennummer 33807809248-7,
die (elk) beladen waren/was met chloor (UN 1017, klasse 2),
zijnde die stof een gevaarlijke stof, als bedoeld in artikel 1 van de Wet
vervoer gevaarlijke stoffen,
zonder een of meer door de Minister van Verkeer en Waterstaat/ Minister van
Infrastructuur en Milieu gestelde regel(s) in de VSG (Regeling vervoer over de
spoorweg van gevaarlijke stoffen) en/of de bij de VSG behorende bijlage(n) in
acht te nemen,
in strijd met voorschrift/randnummer 1.9.5.4 NE van bijlage 2 van de VSG
(Aanvullende voorschriften):
(a)
vond het vervoer van UN 1017 chloor in die reservoirwagen(s) plaats in een
trein (61013) waarin 2, althans één of meerdere, andere reservoirwagen(s) die
leeg en ongereinigd waren/was van (een) gevaarlijke stof(fen), te weten
trichloorethyleen (UN 1710, klasse 6.1) en/of hexamethyleendiamine (UN 2280,
klasse 8), waren opgenomen, zijnde (een) andere reservoirwagen(s) dan (een)
reservoirwagen(s) met UN 1017 chloor,
(b)
was tijdens het vervoer de snelheid van die trein op één of meer
tijdstip(pen) hoger dan 60 kilometer per uur, immers was de snelheid op enig
moment (circa) 76 kilometer per uur;
art 2 Besluit vervoer gevaarlijke stoffen
art 3 Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen (VSG)
Bijlage 2 van de VSG (Aanvullende voorschriften)
art 5 Wet vervoer gevaarlijke stoffen
(ter berechting is gevoegd parketnummer 10/995509-13)
op of omstreeks 16 oktober 2011 te Zwijndrecht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
in strijd met het bepaalde bij en/of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen,
gevaarlijke stoffen met een vervoermiddel per spoor heeft vervoerd en/of
een vervoermiddel, waarin of waarop zich gevaarlijke stoffen of resten daarvan
bevinden, heeft laten staan en/of laten liggen (op het rangeeremplacement
Kijfhoek) en/of
overige met het vervoer van gevaarlijke stoffen rechtstreeks samenhangende
handelingen heeft verricht,
te weten, een open wagen, namelijk:
- wagennummer 33684575897-6, welke was beladen met een tankcontainer (CGSU
999902-0) die leeg en ongereinigd was van Argon (UN 1951, klasse 2),
zijnde die stof een gevaarlijke stof, als bedoeld in artikel 1 van de Wet
vervoer gevaarlijke stoffen,
zonder een of meer door de Minister van Verkeer en Waterstaat/ Minister van
Infrastructuur en Milieu gestelde regel(s) in de VSG (Regeling vervoer over de
spoorweg van gevaarlijke stoffen) en/of de bij de VSG behorende bijlage(n) in
acht te nemen,
in strijd met voorschrift/randnummer 5.4.0.1 van bijlage 1 van de VSG (RID):
was bij het vervoer van voornoemd goed, geregeld door het RID, geen
vervoersdocument voor gevaarlijke goederen, zoals voorgeschreven in 5.4.1 van
het RID, aanwezig;
art 2 Besluit vervoer gevaarlijke stoffen
art 3 Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen (VSG)
Bijlage 1 van de VSG (RID)
RID: Reglement betreffende het internationale spoorwegverkeer van gevaarlijke
goederen, zoals bedoeld in artikel 2 van de VSG
art 5 Wet vervoer gevaarlijke stoffen
(ter berechting is gevoegd parketnummer 10/995508-13)
op of omstreeks 19 oktober 2011 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
in strijd met het bepaalde bij en/of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen,
gevaarlijke stoffen met een vervoermiddel per spoor heeft vervoerd en/of
een vervoermiddel, waarin of waarop zich gevaarlijke stoffen of resten daarvan
bevinden, heeft laten staan en/of laten liggen (op het rangeeremplacement
Waalhaven-Zuid) en/of
overige met het vervoer van gevaarlijke stoffen rechtstreeks samenhangende
handelingen heeft verricht,
te weten 2, althans één of meerdere, open wagen(s), namelijk:
- wagennummer 37804951013-4, welke was beladen met een tankcontainer (ECMU
447010-2) die beladen was met, dan wel leeg en ongereinigd was van, bijtende
vloeistof giftig n.e.g (UN 2922, klasse 8) en/of
- wagennummer 31804556110-3, welke was beladen met een tankcontainer (BIDU
499458-6) die beladen was met, dan wel leeg en ongereinigd was van,
milieugevaarlijke vaste stof n.e.g. (UN 3077, klasse 9),
zijnde die stof(fen) (een) gevaarlijke stof(fen), als bedoeld in artikel 1 van
de Wet vervoer gevaarlijke stoffen,
zonder een of meer door de Minister van Verkeer en Waterstaat/ Minister van
Infrastructuur en Milieu gestelde regel(s) in de VSG (Regeling vervoer over de
spoorweg van gevaarlijke stoffen) en/of de bij de VSG behorende bijlage(n) in
acht te nemen,
in strijd met voorschrift/randnummer 5.4.0.1 van bijlage 1 van de VSG (RID):
was bij het vervoer van voornoemd(e) goed(eren), geregeld door het RID, geen
vervoersdocument voor gevaarlijke goederen, zoals voorgeschreven in 5.4.1 van
het RID, aanwezig en/of
in strijd met voorschrift/randnummer 1.4.2.2.5 van bijlage 1 van de VSG (RID):
heeft zij, verdachte, als vervoerder niet gewaarborgd dat [onderneming 1], zijnde
de beheerder van de gebruikte spoorweginfrastructuur, te allen tijde gedurende
het vervoer snel en/of onbeperkt toegang kon krijgen tot de informatie die het
hem mogelijk maakte te voldoen aan de voorschriften van 1.4.3.6 b) van het
RID, aangezien [onderneming 1] van de vervoerder een wagenlijst had ontvangen
waarop informatie over het UN-nummer van het gevaarlijke goed dat in of op
genoemde wagen met nummer 31804556110-3 werd vervoerd, ontbrak;
art 2 Besluit vervoer gevaarlijke stoffen
art 3 Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen (VSG)
Bijlage 1 van de VSG (RID)
RID: Reglement betreffende het internationale spoorwegverkeer van gevaarlijke
goederen, zoals bedoeld in artikel 2 van de VSG
art 5 Wet vervoer gevaarlijke stoffen
(ter berechting is gevoegd parketnummer 10/994534-13)
op of omstreeks 5 maart 2013 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
in strijd met het bepaalde bij en/of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen,
gevaarlijke stoffen met een vervoermiddel per spoor heeft vervoerd en/of
een vervoermiddel, waarin of waarop zich gevaarlijke stoffen of resten daarvan
bevinden, heeft laten staan en/of laten liggen (op het rangeeremplacement
Botlek) en/of
overige met het vervoer van gevaarlijke stoffen rechtstreeks samenhangende
handelingen heeft verricht,
te weten, 2, althans één of meerdere, reservoirwagen(s), namelijk:
- wagennummer 37807957063-6 en/of
- wagennummer 37847836465-6,
die (elk) leeg en ongereinigd waren/ was van benzine (UN 1203, klasse 3)
zijnde die stof een gevaarlijke stof, als bedoeld in artikel 1 van de Wet
vervoer gevaarlijke stoffen,
zonder een of meer door de Minister van Verkeer en Waterstaat/ Minister van
Infrastructuur en Milieu gestelde regel(s) in de VSG (Regeling vervoer over de
spoorweg van gevaarlijke stoffen) en/of de bij de VSG behorende bijlage(n) in
acht te nemen,
in strijd met voorschrift/randnummer 4.3.2.3.5 van bijlage 1 van de VSG (RID):
bevonden zich tijdens dat vervoer aan de buitenzijde van genoemde
tank(s)/reservoirwagen(s) gevaarlijke resten van de vervoerde stof, te weten
benzine (UN 1203, klasse 3) en/of
in strijd met voorschrift/randnummer 6.8.2.2.1 van bijlage 1 van de VSG (RID):
was de dichtheid van de bedrijfsuitrusting niet gewaarborgd, aangezien één of
meerdere schroefdop(pen) van die reservoirwagen(s) benzine lekte(n) en/of een
zijafsluiter (van wagen 37807957063-6) en/of een bodemafsluiter (van wagen
37847836465-6) niet volledig gesloten waren/was;
art 2 Besluit vervoer gevaarlijke stoffen
art 3 Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen (VSG)
Bijlage 1 van de VSG (RID)
art 5 Wet vervoer gevaarlijke stoffen