2.1.
Werknemer is middels een schriftelijke arbeidsovereenkomst, getekend op 1 maart 2015, op die datum bij werkgever in dienst getreden in de functie van sociaal pedagogisch medewerker. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Gehandicaptenzorg van toepassing verklaard. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, te weten tot
1 maart 2016 op basis van arbeidsduur van 32 uur per week. Tussentijdse opzegging is blijkens de arbeidsovereenkomst mogelijk. De opzegtermijn is bepaald op een maand.
2.4
Alvorens werknemer bij werkgever in dienst is getreden, is hij bij werkgever werkzaam geweest op basis van een proefplaatsing middels tussenkomst van de gemeente Enschede van 1 oktober 2014 tot 1 januari 2015, welke is verlengd tot 1 april 2015.
2.5
Werknemer heeft geen originele VOG bij werkgever ingeleverd. In zijn personeelsdossier is een kopie VOG aangetroffen welke vals is gebleken. Het betreft een VOG die is afgegeven door het ministerie van Veiligheid en Justitie ten behoeve van de partner van werknemer, mevrouw [G] , die eveneens bij werkgever werkzaam was. Het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft op verzoek van werkgever bij schrijven (e-mail) van 27 mei 2015 het volgende bericht:
“[…]
De door u bijgevoegde kopie van de VOG is inderdaad vervalst. Er is aan de heer [X] geen verklaring omtrent gedrag verleend. Integendeel, eerdere aanvragen voor een VOG voor hem met hetzelfde functieprofiel zijn afgewezen. Het kenmerk dat op deze VOG staat heeft betrekking op de VOG die aan mevr. [G] is toegezonden en die ook bij u werkzaam is. Blijkbaar is deze nog gebruikt om een vervalsing te maken. Ik geef u in overweging aangifte te doen van deze vervalsing.
[…].”
2.7
Op 20 mei 2015 vindt een gesprek plaats tussen werkgever en [G] in verband met een genomen beslissing ten aanzien van een cliënt waarvan werknemer de begeleider was. Er wordt - voor zover van belang onder meer - afgesproken dat vrijdag 22 mei door de clustermanager samen met [G] alle personeelsdossiers op volledigheid worden gecontroleerd en dat werknemer een originele VOG dient in te leveren. Een dag later, op 21 mei 2015, heeft werknemer naar de clustermanager gebeld en laten weten dat hij het niet eens is met de manier waarop het gesprek op 20 mei 2015 is gevoerd en dat hij het er niet mee eens is dat hij een originele VOG moet inleveren. Werknemer wordt uitgenodigd op kantoor. Op 21 mei 2015 vindt (wederom) een gesprek plaats waarbij aanwezig waren werknemer, zijn zus, zijn partner mevr. [G] , de directeur van werkgever, de heer [D] , en de clustermanager. Dit gesprek is met nodige verbale geweld gepaard gegaan. Onder achterlating van de sleutels van de panden van werkgever zijn werknemer en [G] vertrokken. Zij hebben hun personeelsdossiers meegenomen.
Werkgever heeft dit vertrek in samenhang met de uitlatingen van werknemer, alsmede van [G] , opgevat als een genomen ontslag. Bij brief van 21 mei 2015 heeft werkgever werknemer het volgende bericht:
"Naar aanleiding van het gesprek vandaag met u, ondergetekende en dhr. [K] (cluster manager), delen wij u het volgende mede:
U heeft uw personeelsdossier meegenomen en u levert de uitgereikte sleutels van de diverse panden in en geeft aan te willen vertrekken.
Wij gaan ervan uit dat u hiermee zelf ontslag neemt bij de Stichting Zorgzaam Twente. Wij aanvaarden dit door u als ingediend ontslag."
2.8
Bij brief van 23 mei 2015 heeft werknemer onder meer het navolgende aan werkgever geschreven:
"Geachte heer [D] ,
Ik teken bezwaar aan tegen uw beslissing van 21 mei 2015. Het kenmerk van de beslissing is:
ingediende ontslag. Ik stuur een kopie van de beslissing met dit bezwaarschrift mee.
Ik ben het niet eens met de beslissing omdat u aangeeft dat ik mijn personeelsdossiers heb meegenomen en aangeeft te willen vertrekken. Daarnaast geeft u aan dat ik hiermee zelf ontslag genomen bij de Stichting Zorgzaam Twente.
Ik vind dat de beslissing moet zijn: dat u uit eigen wil mijn personeelsdossiers afgaf zonder een waarschuwing of vervolgafspraken te hebben gemaakt. Ik heb zelf geen ontslag genomen maar deel mee dat ook ik via deze werkwijze niet kan werken als een medewerker op persoonlijk vlak wordt benadeeld.
[….]
Tenslotte verzoek ik u om de beslissing niet uit te voeren tot dat u een beslissing op mijn bezwaarschrift hebt genomen."
2.9
Bij brief van 1 juni 2015 heeft de voormalige gemachtigde van werknemer en [G] namens haar en werknemer aan werkgever het volgende geschreven:
"[…]
Er is geen sprake van een geldige opzegging van de arbeidsovereenkomst uwerzijds. Mijn cliënten hebben u reeds schriftelijk kenbaar gemaakt op eerste afroep beschikbaar te zijn.
Ik constateer dat u het salaris van beide cliënten niet of niet volledig betaald.[…]
Ik stel u in verzuim en in gebreke. Ik zeg u aan de achterstand in het salaris en de vakantietoeslag […] over te maken.
Indien cliënten mij kenbaar maken dat het salaris niet uiterlijk vrijdagochtend 5 juni a.s. om 10.00 uur op hun rekening staat bijgeschreven, zal ik zonder verdere aanzegging de zaak in kort geding aan de ter zake bevoegde rechter voorleggen. Daarbij zal ik vorderen dat u dient te betalen de wettelijke verhoging van 50% over het achterstallige salaris, de wettelijke rente en tevens zal ik de proceskosten op u verhalen."
2.10
Bij brief van 4 juni 2015 heeft de gemachtigde van werkgever het volgende aan werknemer geschreven:
"[…]
U bent op 1 maart 2015 bij cliënte in dienst getreden op basis van een contract voor bepaalde tijd, voor de duur van één jaar [….].
Op 21 mei 2015 heeft u uw dienstverband met cliënte, in het bijzijn van diverse getuigen, opgezegd.
Uw ontslag is door cliënte geaccepteerd en is bij brief d.d. 21 mei 2015 aan u bevestigd. Hiermee is uw dienstverband tot een einde gekomen.
Thans stelt u, bij monde van uw advocaat, dat er nog een geldige arbeidsovereenkomst zou lopen. Het mag duidelijk zijn dat dit door cliënte wordt betwist.
Daarnaast miskent u dat uw dienstverband op grond van art. 17 van uw arbeidsovereenkomst reeds van rechtswege tot een einde is gekomen.
Op grond van art. 17 van uw arbeidsovereenkomst dient in het bezit zijn van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). In dit artikel is o.a. bepaald dat indien uw VOG wordt geweigerd of indien u niet binnen drie maanden na aanvang van het dienstverband een VOG aan cliënt heeft overhandigd, uw dienstbetrekking van rechtswege eindigt.
Cliënt heeft moeten constateren dat het ministerie van Justitie aan u geen VOG heeft verleend. Sterker nog, u heeft cliënte een vervalste VOG verstrekt.
Het ministerie van justitie heeft verklaard dat zij geen VOG aan u heeft verleend[…].
U heeft aan cliënte vervolgens een vervalste VOG verstrekt […]. Deze VOG is afgegeven voor uw partner, mevrouw [G] , maar is vervalst met uw naam. Hoewel het referentienummer bovenaan de pagina is vervaagd, staat het nummer van mevrouw [G] elders op de VOG nog wel vermeld. Bovendien is de kopie van uw VOG niet voorzien van de waarmerken die een kopie zou moeten hebben.
Hiermee is uw dienstverband van rechtswege geëindigd.
Voor zover uw dienstverband om voornoemde reden niet reeds tot een einde zou zijn gekomen, zegt cliënt u ontslag op staande voet aan op grond van art. 7:678 lid 1 sub a, d en/of k BW.
Voor uw functie is een VOG vereist. Deze plicht is tevens in uw arbeidsovereenkomst vastgelegd.
U wist, althans behoorde te weten, dat het ministerie van Justitie geen VOG aan u zou verstrekken.
U heeft cliënte vervolgens van valse inlichtingen over uw VOG voorzien, althans u heeft een vervalst document aan haar verstrekt.
Uw handelen in deze is onrechtmatig jegens cliënte en moet worden gekwalificeerd als valsheid in geschrifte c.q. oplichting en/of bedrog. Cliënte heeft ter zake inmiddels aangifte gedaan bij de politie
Voornoemde gedragingen, uw onrechtmatig handelen, althans het grovelijke schenden van de verplichtingen die arbeidsovereenkomst u oplegt, vormen dringende redenen voor het ontslag op staande voet. Uw gedrag heeft tot gevolg dat van cliënte redelijkerwijs niet kan worden gevergd uw arbeidsovereenkomst nog langer te laten voortduren.
Als gevolg van het ontslag op staande voet bent u schadeplichtig. [….]."
2.11
Werknemer stelt (randnummer 9 bij dagvaarding) dat hij bij brief van 9 juli 2015 werkgever heeft laten weten dat er geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet en betwist schadeplichtig te zijn, dat aanspraak op doorbetaling van zijn loon wordt gemaakt en dat rechtsmaatregelen zijn aangezegd.
3.1.
Het verzoek van werkgever
3.1.1.
De werkgever verzoekt ingevolge artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) de arbeidsovereenkomst met de werknemer voorwaardelijk te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3, onder e en/of g BW.
3.1.2.
Aan dit verzoek legt de werkgever ten grondslag dat sprake is van - kort gezegd - (ernstig) verwijtbaar handelen van de werknemer als bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onder e BW en/of wegens een verstoorde arbeidsverhouding artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW die zodanig is dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.